Aardig is niet goed genoeg

Endrid.jpg

Endrid Erilar – Runenmeester deel 1: Sleutel tot de ondergang; Lars Kuif; bravenewbooks.nl; 416 blz.; niet vermeld, maar 2018; € 25,70

Aardig is niet goed genoeg

En dan bedoel ik aardig in de zin van sympathiek, want het verhaal gaat in een positieve richting en de hoofdpersoon is niet onaardig. Maar het is allemaal wel bekend. Endrid Erilar, zoon van een eenvoudige tabaksverkoper in een Middeleeuws aandoende stad, wordt door tekst (runen) in een onheilspellend visioen gezogen. Daarna wil hij magiër worden, reist met een reisgezelschap door een bos naar een andere stad en wordt daar, ondanks zijn ogenschijnlijk beperkte talent, toegelaten tot de magiërsopleiding. Uiteindelijk helpt hij de wereld te redden van de ondergang en in de toekomst van deel twee schijnt hij bij dat redden een cruciale rol te spelen. Dwergen, elfen, zombies en aan het begin een landkaart.
Natuurlijk doet deze samenvatting het verhaal geen enkel recht, maar verhalen zijn er niet om te worden samengevat, ze zijn er om te worden gelezen. Bovendien zijn er een aantal aspecten aan dit boek die van groter belang zijn.

Het is fascinerend dat mensen dikke fantasyromans schrijven – in dit geval zelfs van meer dan 400 bladzijden, en dat is dan nog maar het eerste deel – zonder dat zij hun talent hebben uitgeprobeerd via kortere teksten, zonder hun schrijfvaardigheid aan te scherpen met publicaties in tijdschriften en verzamelbundels. Deze mensen moeten wel een grote gedrevenheid hebben, want zo’n pil bij elkaar schrijven kost weken, maanden, jaren. Misschien hebben ze een ongefundeerd zelfvertrouwen; een zelfoverschatting waarmee ze pas na het voltooien van het werk worden geconfronteerd, want maar zelden wordt het een commercieel succes. Natuurlijk is er het plezier van het schrijven, de wonderlijke flow van zinnen waarmee je een verhaal in jezelf ontdekt door het in stilte tegen jezelf te vertellen. En dat is precies de indruk die dit eerste deel van Runenmeester wekt: het verhaal dat Lars Kuif tegen zichzelf vertelt. Zijn hoofdpersoon Endrid praat gedurende het verhaal heel veel tégen zichzelf, met aanhalingstekens en al. Maar wanneer je met het resultaat in boekvorm naar buiten wilt treden, gaan andere wetten gelden. Je moet herschrijven en herschrijven en herschrijven. Je moet de confrontatie aangaan met proeflezers en redacteuren. Dat heeft Lars Kuif niet, of in ieder geval veel te weinig gedaan. De formulering is te vaak te onhandig, de omschrijvingen zijn te vaak te omslachtig. De tekst mist intensiteit en overtuiging. Ik heb het uitgelezen, maar geregeld dacht ik: ik wil eigenlijk wat anders gaan lezen. En dat lag niet alleen aan mijzelf.

Endrid Erilar is dus niet het eerste deel van een indrukwekkende fantasyreeks. En dat ligt ook aan de uitgever Brave New Books, die eigenlijk helemaal geen uitgever lijkt te zijn, eerder leverancier van bedrukt papier. De webpagina schreeuwt je toe: “Succesvol je eigen boek schrijven, drukken en uitgeven. Boek uitgeven voor auteurs, ondernemers en professionals. Vanaf 1 exemplaar, grote oplages en e-books. Verkopen via bol.com.” Het stelt dat het met 15.000 auteurs “het grootste self-publishingplatform van de Benelux” is, alsof kwantiteit belangrijker is dan kwaliteit. En het belooft professionele hulp via “de redacteuren en vormgevers van Singel Uitgeverijen”. Dat zijn uitstekende uitgeverijen als Nijgh & Van Ditmar, Querido, De Arbeiderspers, Athenaeum, De Geus en Uitgeverij Q, maar aan Endrid Erilar is niet af te zien dat een van deze uitgeverijen zich met de redactie en vormgeving heeft beziggehouden. Het boek vermeldt ook helemaal niets over redactie of vormgeving. Het lijkt een vrijblijvend aanbod, waar ongetwijfeld stevige prijzen aan verbonden zijn.
Net als bij het bestellen van zo’n online fotoboek vul je dan de gewenste specificaties in – default is: type paperback, formaat middel, omslag afwerking mat, papier crème (romandruk), binnenwerk zwart – vult het aantal bladzijden in, bijvoorbeeld 416, drukt op ‘bereken’ en je weet dat je € 14,42 voor een boek betaalt, bijna € 130 voor 10 boeken en als je er 50 wilt, kost het je € 630.
Wat Brave New Books wel goed lijkt te doen, is het overal online beschikbaar stellen van het boek. Maar dat verkoopt nog geen boek. Tot waar strekt dat succesvolle uitgeven zich uit?

De gedrevenheid van Lars Kuif verdiend meer. Voor hij met volgende delen van Runenmeester aan de slag gaat, zou hij er goed aan doen volop de confrontatie aan te gaan en dit eerste deel fors te herschrijven.

(Paul van Leeuwenkamp)

Dizary; vlot, vrolijk en kleurrijk

Acmala.jpg

Acmala; Johan Klein Haneveld ; Uitgeverij Versa; 2018; 96 blz.; € 12,50; redactie Patrick Berkhof en Johan Klein Haneveld; ontwerp en opmaak Studio Versa, www.studioversa.nl; cover en kaart Patrick Berkhof

Dizary; vlot, vrolijk en kleurrijk

Johan Klein Haneveld timmert luid aan de weg met zijn sciencefictionverhalen. Hij trok de aandacht met zijn fantasy-tweeluik over De Krakenvorst, zal het afsluitende deel van De Zwijgende Aarde schrijven en met Acmala is hij na de bedenker en vormgever Patrick Berkhof, de eerste auteur die de nieuwe fantastische wereld Dizary verkent. Johan zegt daarmee: kom kijken op www.dizary.nl, doe mee en breng deze wereld, net als ik heb gedaan, verder tot leven. Patrick en Johan trekken er op uit om de aandacht te trekken, onder andere naar de Dutch Comic Con en Elfia. En toch, ook al is Patrick Berkhof met zijn tweede Dizary-boek bezig, er wordt te weinig ruchtbaarheid aan gegeven. Misschien volg ik in de hedendaagse overdaad aan nieuwskanalen niet de juiste; er gebeurd in de Nederlandstalige fantastische literatuur ook zo ontzettend véél, maar waarom hebben Jaap Boekestein en Tais Teng hun zilte wereld nog niet verlaten om een bijdrage aan Dizary te leveren, waarom hebben Jasper Polane en Roderick Leeuwenhart nog geen bijdragen aangekondigd?

Dizary is een project dat Patrick Berkhof begon met een website en het boek Dizary, Het Levende Systeem, waarover hij op de website meldt: “Een fantasy boek voor jong en oud. Voor de liefhebbers van Steampunk, de magie van Harry Potter, de spanning van The Mazerunner, The Hungergames. Bovendien zit er de melige humor van Terry Pratchett in.” Voor het uitgeven van de Dizary-boeken lijkt hij Uitgeverij Versa in het leven te hebben geroepen. De wereld wordt als volgt verder toegelicht: “Wat jaren geleden begon met één enkele schets, ontvouwde tot een fantastische wold die je moeilijk in een aantal woorden kunt samenvatten. Dizary kent drie niveaus: Eteria, de bovenwold die tot in de wolken reikt, het stadse deel dat Dizary wordt genoemd, en onder de grond ligt Nedorium. Kaarten van de wold bestaan niet omdat het ronduit onmogelijk is de wold weer te geven. En niemand bezit een kaart, omdat die je ongeluk brengt.”
De website heeft de uitstraling van Young Adult en de uitgeverij maakt dat expliciet door Acmala aan te duiden als “Fantasy – Young Adult”. Ik ben bijna allergisch voor Young Adult – een flauwe manier om kinderboeken de uitstraling van volwassenheid te geven, vaak onterecht, en zeer geregeld ook nog een poging om warrige composities te rechtvaardigen – maar de korte roman van Johan Klein Haneveld heb ik met genoegen gelezen en de website over Dizary, die ik daarna bezocht, gaf mij de aanzet van enthousiasme.

Meestal hebben YA-boeken (hoofd)personages van ongeveer 12 tot 18 à 19 jaar, maar niet bij Acmala. Dat is het eerste dat opvalt. De weetkundige (!) Farenal, de zakenman Somnius, de lijfwacht Karonna en de robotachtige, “mechanorganische” reus Droeger – allemaal volwassenen. Farenal is uit de hoogten van Eteris neergedaald naar Dizary om Somnius te helpen bij het achterhalen van de herkomst van de moordzuchtige reuzenmotten, die steeds vaker diens wijgaarden verwoesten. Ze trekken door een oerwoud, voorbij aan de bekende grenzen van het middenniveau in deze wereld, op zoek naar de nesten van de motten. En natuurlijk loopt het goed af, maar toch niet helemaal… Het goede is vooral de ontwikkeling van Farenal, de postieve wijze waarop hij de toekomst tegemoet leert zien.
De Young Adult-aanduiding slaat dus niet op de leeftijd van de personages. Het zal slaan op de directheid en de helderheid van zowel de beschrijvingen als de ontwikkeling van het verhaal en de personages. Het verhaal heeft een zekere eenvoud, maar het wordt niet kinderlijk en de compositie wordt niet gemakzuchtig, en daarom is het voor een korte roman uitstekend te pruimen. Wat in de richting van het werk van bijvoorbeeld Darren Shan. De aanduiding ‘Young Adult’ vind ik nog steeds onzinnig, maar op de manier van Dizary is jong volwassen heel goed te pruimen.

(Paul van Leeuwenkamp)

Ellie en Melanie: ontsproten uit dezelfde sporen – HSF (2019/1)

Schimmeligheden in boek en spel – Eddie van Dijk

Er hing schijnbaar iets in de lucht in de periode van juni 2013 tot en met januari 2014. In juni 2013 kwam het computerspel The Last of Us uit, ontwikkeld door Naughty Dog en gepubliceerd door Sony Computer Entertainment en in januari 2014 verscheen M.R. Carey’s roman The Girl With All the Gifts. Twee verhalen over een zombie-apocalyps die gebruik maken van het idee dat de zombieplaag veroorzaakt wordt door een op de mensen overgesprongen variant van ophiocordyceps unilateralis.

De sporen van deze schimmelsoort infecteren mieren en nemen het zenuwstelsel van de geïnfecteerde mier over. De mier wordt gedwongen om naar een hooggelegen blad te klimmen en zich daaraan vast te klampen. De mier blijft stokstijf staan terwijl de schimmel zich een weg baant door het lichaam van de mier en uiteindelijk uit de kop breekt met het fruitlichaam en zijn sporen verspreidt. Een gruwelijke levenscyclus die natuurlijk tot de verbeelding spreekt en er om vraagt om gecombineerd te worden met het zo populaire zombie-apocalyps-subgenre. Het is eigenlijk vreemd dat dit idee niet eerder naar boven is gekomen. Er zijn, sinds de ontdekking van ophiocordyceps unilateralis in 1859, meerdere verhalen verschenen waarin een schimmel mensen beïnvloed. In 1905 schreef William Hope Hodgson een kort verhaal, The Voice in the Night, waar dergelijke schimmels een rol in spelen. Sindsdien was deze schimmel inspiratie voor onder andere verhalen zoals Larry Nivens Night On Mispec Moor, stripverhalen zoals Swamp Thing Annual in 1988, een aflevering van de X-Files en een aantal Pokémonverhalen. Maar het gebruiken als een verklaring voor een zombie-apocalyps blijft uit tot 2013-2014. De tijd was blijkbaar rijp voor het idee. Toch is dat ook niet helemaal toevallig. Zowel Bruce Straley en Neil Druckmann, de bedenkers van The Last of Us, en M.R. Carey werden schijnbaar geïnspireerd door een in 2006 verschenen aflevering van Planet Earth.

De overeenkomsten tussen The Last of Us en The Girl With All the Gifts gaan verder dan alleen hun schimmelige zombies. Beide verhalen hebben een belangrijke rol voor een meisje, Ellie in The Last of Us, Melanie in The Girl With All the Gifts, dat een mate van immuniteit heeft voor de schimmelinfectie. Beide gaan over een reis door een verlaten en overwoekerd post-apocalyptisch landschap. In beide verhalen is een grote rol weggelegd voor het ontstaan van een ouder-kind relatie. Beide eindigen met een beslissing over het lot van de mensheid. Gezien die overeenkomsten leek het mij interessant om deze twee verhalen naast elkaar te leggen.

Er zijn uiteraard ook veel verschillen. Melanie is een meisje van tien en Ellie is veertien. Die paar jaar maakt een duidelijk verschil in de ontwikkeling van de ouder-kind band die tijdens het verhaal groeit. Melanie heeft, zo wordt aangenomen aan het begin van de roman, een gedeeltelijke immuniteit. Ze is in feite een cordycepszombie wiens cognitieve vermogens niet verpletterd zijn door de schimmelinfectie. Ellie heeft daarentegen volledige immuniteit. De schimmel weet geen enkele grip op haar te krijgen en ze blijft volledig menselijk. The Last of Us draait om de groeiende band tussen Ellie en Joel, de man die wordt ingehuurd om haar veilig naar haar bestemming te brengen: een vader-dochter band dus. In The Girl With All The Gifts gaat het om de band tussen Melanie en Helen Justinau, een van haar verzorgers op de militaire basis waar zij en andere zombie-kinderen worden vastgehouden: een moeder-dochter band. Een ander interessant verschil is dat de twee paren ongeveer de omgekeerde reis maken. Melanie en Helen Justinau ontvluchten een afgelegen basis waar gezocht wordt naar een middel tegen de infectie. Ze proberen zich een weg door post-apocalyptisch Engeland te banen naar een door de regering opgezette quarantainezone. Ellie en Joel glippen uit de door de regering opgezette quarantainezone en reizen door de voormalige Verenigde Staten naar een afgelegen onderzoekslaboratorium opgezet door een opstandige factie, de Fireflies.

Het gruwelijke van cordyceps, afgezien natuurlijk van het idee dat de schimmel het zenuwstelsel van zijn slachtoffer kaapt, het gedrag bepaalt en uiteindelijk uit de kop breekt voor verdere verspreiding, is dat het een cyclus is. Dat is natuurlijk ten gunste van de parasiet. Zonder mierenpopulatie geen verspreiding. In The Last of Us krijg je het gevoel dat, sinds de uitbraak, de mensheid ook gevangen zit in die cyclus. De infected (zoals de cordycepszombies in het spel genoemd worden) worden minder bovennatuurlijke attributen toegekend dan de hungries (de The Girl With All The Gifts variant). Hoe langer een infected weet te overleven hoe vreemder hij of zij wordt. De recentelijk geïnfecteerde runners veranderen als het vruchtlichaam door de oogkassen breekt in blinde clickers die met echolocatie hun prooi zoeken. Weet een clicker te overleven wordt deze een bloater, wiens hele lichaam is bedekt met vruchtlichamen. Dit uiteraard ook om meerdere vijandtypes te hebben. Het blijft uiteraard een computerspel. Een infected die geen voedsel (en we nemen aan water) kan vinden zal sterven en dienen als voedsel voor de schimmel die ontspruit en alsnog zijn sporen kan verspreiden. De sporen verspreiden zich niet ver. Hierdoor krijgt de menselijke populatie ruimte om een mate van stabiliteit te verkrijgen. De schimmel hoeft alleen te wachten tot er weer eens een mens het niet kan laten om een ruïne te verkennen, op een onbewaakt moment sporen inademt of gebeten wordt door een infected en de cyclus weer opnieuw begint. Deze cyclus is niet ten gunste van de mensheid en de resultaten van de eerste uitbraak waren rampzalig, apocalyptisch zelfs. Een beschaving zoals die wij kennen zou, tenzij er een middel tegen infectie wordt gevonden, niet meer mogelijk zijn in de wereld van The Last of Us. Dit is niet zo vreemd uiteraard, aangezien het bij dergelijke computerspellen altijd het doel is om er een serie van te kunnen maken Dus het is een wereldbouwdoel om een ietwat stabiele situatie te creëren.

De hungries van The Girl With All The Gifts daarentegen komen een stuk bovennatuurlijker over. Ze zijn sneller, sterker en hebben meer uithoudingsvermogen dan een mens. Ze hoeven geen water te drinken en slechts weinig voedsel te eten, en dan alleen proteïne. Uiteindelijk barst het vruchtlichaam uit de borstkast van de hungry en groeit meters de lucht in. Mycelium overwoekert de omgeving rondom de hungry en het vruchtlichaam laat bollen met sporen vallen die wachten op een ecologische trigger, namelijk vuur, alvorens ze hun sporen verspreiden. Als deze bollen barsten en de sporen in de atmosfeer komen, zo wordt ons verteld, zal dat het einde van de mensheid betekenen. De sporen zullen zich verspreiden over de hele wereld. Niemand zou kunnen ontsnappen. Het is dus geen cyclus, maar een parasiet met een zelfvernietigingsknop, immers: geen mensen, geen hungries, geen cordyceps. Behalve natuurlijk kinderen zoals Melanie die geen immuniteit blijken te hebben maar tweede generatie hungries zijn die een symbiotische band hebben met de schimmel. Carey zet zijn wereld, zijn cordycepsschimmel zo in elkaar dat er geen cyclus is en hij doet dat voor een hele specifieke reden.

Maar voordat ik daar op doorga, wil ik het hebben over een ander interessante overeenkomst en verschil tussen deze twee verhalen. Beide verhalen bevatten een vrijwel identieke scene, maar de plaatsing van die scene is compleet anders en dat heeft een groot effect op de spanningsboog. In de scene staat de dochterfiguur op het punt om ontleed te worden (en in beide gevallen draait het expliciet om de hersenen) door wetenschappers in de hoop de bron van de immuniteit te achterhalen. Zodra de ouderfiguur hier achter komt zetten ze alles op alles om de ontleding te voorkomen. In The Girl With All the Gifts zit deze scene op ongeveer een kwart van het verhaal. Dokter Cadwell, wanhopig om voortgang te boeken in haar onderzoek, besluit Melanie te ontleden. Helen Justinau komt hier achter en besluit dit koste wat kost te voorkomen. Tijdens de confrontatie tussen Justinau en Cadwell wordt de basis aangevallen door een andere groep overlevenden, moeten Justinau, Cadwell en Melanie zien te ontsnappen en begint, samen met Sergeant Park en soldaat Gallagher hun tocht door post-apocalyptisch Engeland.

In The Last of Us zit deze scene aan het einde. Na een tocht van een jaar bereiken Joel en Ellie eindelijk de basis van de Fireflies. Joel laat Ellie achter om testen te ondergaan. Als hij er achter komt dat de Fireflies Ellie willen ontleden om een geneesmiddel te vinden moet hij een beslissing nemen: is de toekomst van de mensheid het leven van Ellie waard? Het antwoord is, uiteraard, nee. In het jaar dat ze samen hebben doorgebracht is Ellie in iedere zin zijn adoptiefdochter geworden. Uiteraard weet hij Ellie te redden. Als Ellie hem later vraagt waarom de Fireflies haar niet meer nodig hebben, liegt Joel en zegt dat er meerdere mensen met dezelfde immuniteit zijn. Hij wil niet dat het gewicht van de toekomst van de mensheid op de schouders van zijn dochter komt te liggen. De scene vormt een emotioneel en dramatisch einde voor het verhaal.

Deze scene is belangrijk in beide verhalen want het is de climax van de groeiende dochter-ouder relatie. Het feit dat deze scene in The Girl With All The Gifts vroeg in het verhaal zit, haalt de emotionele angel eruit. De spanning die het verhaal in het begin heeft draait om Melanie die in onmenselijke omstandigheden gevangen wordt gehouden en de droom heeft dat mevrouw Justinau haar genegenheid toont. Dit maakt het begin van The Girl With All The Gifts een fantastisch deel om te lezen. Echter, door de climax van die groeiende moeder-dochter band zo vroeg in het begin te plaatsen, wordt die spanningsboog beëindigd en maakt het plaats voor de standaard vraag of ze het zullen overleven in de post-apocalyptische wildernis. Het helpt daarbij niet dat Gallagher net zo goed een bord met ‘ik ga als eerste dood’ om zijn nek had kunnen hebben en dat Melanie, omdat ze een hungry is en andere hungries haar negeren, eigenlijk weinig risico loopt. Afgezien van Justinau hebben de andere personages in het begin van hun reis een negatieve houding tegenover Melanie. Die spanning neemt echter af naarmate het verhaal vordert en ze het vertrouwen van Parks en Gallagher weet te winnen. De spanning zou voort kunnen komen uit de vraag of dit zombiemeisje wel een plek zou kunnen hebben in de menselijke samenleving maar dat is niet waar Carey naar toe werkt. Ook het conflict tussen Melanie en Justinau aan de ene kant en Doctor Cadwel aan de andere kant, brengt niet veel spanning teweeg aangezien Cadwel door verwondingen die ze vroeg in het verhaal opdoet, stervende is en ze daardoor haar machtspositie verliest. Carey offert iedere vorm van spanning op omdat hij toewerkt naar een specifieke scene, naar die keuze over het lot van de mensheid. Zoals gezegd blijkt dat Melanie een tweede generatie hungry is met een symbiotische band met de cordycepsschimmel. Er is er geen parasiet-gastlichaam-cyclus maar alleen totale vernietiging van de mensheid, met uitzondering van kinderen zoals Melanie. Dit komt omdat Carey obsessief werkt naar een doos-van-Pandora-moment.

De referenties naar de Pandora-mythe worden je in dit boek op niet al te subtiele wijze om de oren gegooid. Zelfs de titel The Girl With All The Gifts is een Pandora-referentie. Pandora betekent immers letterlijk ‘alle geschenken’. Het hele boek werkt toe naar het moment dat Melanie een bos van Cordyscepspaddestoelen in brand zet en daarmee bewust de sporen los laat. Ze opent de doos, verdoemd de mensheid, maar er is hoop in Melanie en kinderen zoals zij die achterblijven. Justinau’s leven wordt gespaard. Ze zal de rest van haar leven slijten in een rijdend laboratorium of in een hermetisch afgesloten pak terwijl ze les geeft aan de kinderen die de wereld erven. Dit is een bewuste spiegeling van de verhoudingen aan het begin van het boek. Echter, met beperkte middelen, beperkte hoeveelheid fungicide, met een woning die langzaam afbreekt, zal Justinau op een gegeven moment geïnfecteerd worden. Of dat nu morgen is of over een paar jaar maakt niet uit. Melanie heeft haar adoptiemoeder alleen een uitstel van executie gegeven. De beschaving gaat niet opnieuw opgebouwd worden omdat de fysiologie van de resterende mensheid zich daar niet voor leent. Beschaving zoals wij die kennen is immers gebaseerd op het produceren van koolhydraten (graan, rijst, mais, aardappels) en niet proteïnen. Carey zet zijn wereldbouw in om een enkel moment mogelijk te maken en hij brengt daarmee de geloofwaardigheid van zijn wereld in het geding. Mijn suspension-of-disbelief kon het einde van dit boek niet overleven in ieder geval, hoezeer ik de Pandora-thematiek ook kan waarderen.

Dus ik kom op een voor mij onverwachte conclusie in deze vergelijking tussen The Last of Us en The Girl With All The Gifts. Ik ben van mening dat iemand die interesse heeft in de ontwikkelingen binnen speculatieve fictie, computerspellen in de gaten moet houden. De ontwikkelingen die in dat medium plaats vinden zullen een belangrijke invloed hebben op speculatieve fictie in het algemeen. Ik geef echter grif toe dat het verhaal en de wereldbouw in computerspellen heel vaak ondergeschikt zijn aan de speltechnische aspecten. Er zijn daardoor zeker aspecten van The Last of Us die ik minder goed vind, zoals het cliché van de post-apocalyptische kannibalen dat toch weer de kop op steekt. Maar in dit geval kan ik oprecht zeggen: het computerspel is beter.

The Girl With All The Gifts is in 2016 verfilmd en in 2017 heeft M.R. Carey heeft een prequel uitgebracht, The Boy on the Bridge. Het verhaal van Joel en Ellie is in verder uitgediept in 2014 met een op zich zelf staande uitbreiding genaamd The Last of Us: Left Behind. Dit jaar (2019) zal het verhaal van Ellie verder gaan in The Last of Us II.

Eerder verschenen in HSF (2019/1).

Robert E. Howard – Conan. De toren van de Olifant en andere verhalen

Toren van de Olifant.jpg

Robert E. Howard – Conan. De toren van de Olifant en andere verhalen (HF) – 294p.
Spatterlight, Amstelveen (2019) € 16.68
Vertaling: Frits Lancel & Pon Ruiter (herzien door Pon Ruiter)
Omslag ontwerp: Howard Kistler
Omslagillustratie: Dogan Oztel
Illustraties: Stephen Fabian
(Verkrijgbaar via Amazon.de)

Als je me nu zou vragen welke zwaardzwaaiende held mijn favoriet is, dan zou ik zonder ook maar een moment te twijfelen zeggen: John Carter van Mars (of zijn equivalent: Carson van Venus natuurlijk. Zelfde vent, andere wereld). Conan is een heel goede tweede. Waarom mijn voorkeur bij John Carter van Edgar Rice Burroughs ligt? Dat moge duidelijk zijn. Ik ben natuurlijk van nature meer van de SF dan van de Fantasy, in welke vorm dan ook. Aangezien de verhalen van John Carter zich afspelen op Mars (en die van Carson op Venus) zit daar dus meer dan een vleug SF in. Alhoewel je dit nou ook weer niet heel erg zwart-wit moet zien. In het eerste Conan-verhaal in de bundel ‘De Toren van de Olifant’ zitten ook SF-elementen. Het was wel zo dat ik eerder met de John Carter-verhalen geconfronteerd werd. In 1971 werden vier John Carter-boeken uitgegeven en daar was ik meteen heel erg dol op. Bruna begon pas in 1976 met de reeks Conan-verhalen in de Zwarte Beertjesreeks en alhoewel er natuurlijk al eerder Conan-verhalen waren verschenen in bundels als ‘De stem van El-Lil’ (1971) en ‘De zwarte steen’ (1969) begon mijn liefde voor Conan pas echt met de eerste bundel ‘Conan’ die als Bruna Zwarte Beertjes 1714 in 1976 verscheen. In deze bundel (en ook de latere) verschenen, behalve verhalen van Robert Ervin Howard, ook verhalen van auteurs die schreven in het Conan-universum zoals Lin Carter en L. Spraque de Camp. Mij maakte het niets uit. Conan was Conan, wie het dan ook geschreven mocht hebben. Later in 1983 en 1984 verschenen nog vier bundels bij W & L Boeken en toen was het (op strips na) wel een beetje afgelopen. Nu dus een bloemlezing van de beste verhalen van Robert E. Howard uit de Bruna Zwartje Beertjes, gekozen door Pon Ruiter. Zijn het echt de beste? Ik zou het met de beste wil van de wereld niet kunnen zeggen, maar waarschijnlijk in de ogen van Pon Ruiter wel. Ik vond het in ieder geval een geweldig leuke hernieuwde kennismaking met Conan. Uit deze bloemlezing zou ik ‘… zal u een heks geboren worden…’ of ‘Scharlaken citadel’ als mijn beste bestempelen, maar… de ander vijf misstaan echt niet in deze bundel. Nooit iets van Howard gelezen? Dan gewoon aanschaffen en tot je nemen. Je zal er geen spijt van krijgen.

Terwijl ik hier dus heel erg mee in het verleden bezig was, dacht ik ook heel erg terug aan de tijd dat ik rond de twintig was. Het was een razend interessante tijd op SF-gebied. Er gebeurde van alles en de nieuwe uitgaven waren haast niet bij te houden. Nu Spatterlight begint met andere boeken uit te brengen dan de onovertroffen reeks van Jack Vance en dus met twee boeken (de recensie van ‘Het uur van de Draak’, komt eerdaags) van Robert E. Howard het spits afgebeten heeft, is als volgende, in het najaar, ‘De geboortegraf’-trilogie van Tanith Lee aan de beurt. Ondanks het feit dat ik daar destijds van genoten heb, zou dat niet echt mijn keuze geweest zijn. Eerlijk gezegd had ik verwacht dat Spatterlight zich meer in de richting van de SF zou ontwikkelen, maar dat kan natuurlijk nog wel komen. Ik zou het wel weten en dan meteen ook niet weten waar te beginnen. Of eigenlijk zou ik dat wel weten. Ik zou in eerste instantie gaan voor trilogieën en/of andere reeksen die nooit helemaal afgemaakt zijn. Wat bijvoorbeeld te zeggen van John Carter van Mars (of Carson van Venus) van Edgar Rice Burroughs. Genoeg verhalen die of nooit in vertaling verschenen zijn, of waarvan het al heel erg lang geleden is. Of de Marstrilogie van Kim Stanley Robinson. ‘Blue Mars’ en de verhalenbundel ‘The Martians’ zijn nooit vertaald. Misschien is het daarna een goed idee om zijn steeds verdere ontdekkingsreizen in ons zonnestelsel te vertalen. Of de Queng-Ho serie van Vernor Vinge. ‘Children of the sky’ en de proloog daarvan: ‘After the Battle on Starship Hill’, nooit vertaald. Of de Homecoming-reeks van Orson Scott Card. Als ik het wel heb, vier delen onvertaald. ‘New Crobuzon’ van China Mieville. ‘Iron Council’ onvertaald. ‘Xeelee’ van Stephen Baxter. Hoeveel delen nog te vertalen?

Het kost me behoorlijk wat moeite me hiervan los te rukken, want ik zou nog uren door kunnen gaan, maar deze recensie is al veel te lang geworden. Nou… nog eentje dan. Wat zou je zeggen als alles van Asimov nog eens ter beschikking kwam? Ja… JA, IK WIL!

Jos Lexmond

Junior Monsterboek 7

Junior Monsterboek 7.jpg

Junior Monsterboek 7 (JHO)
Uitgeverij Kramat BVBA, Westerlo, Junior Kramat
271 pagina’s; prijs 14,95
Omslag: Bart Mertens
Illustraties: Bart Mertens

Dit is alweer de zevende editie van het ‘Junior Monsterboek’ van Kramat en voor mij een jaarlijks terugkerend feest waar ik al veel plezier aan heb beleefd. De zes voorgangers heb ik allemaal via de bibliotheek tot mij genomen, maar ik vond het tijd er eens een recensie aan te wijden en tot mijn verrassing en blijdschap kreeg ik een exemplaar toegestuurd. Je kunt niet meteen alles uit je handen laten vallen als zo’n boek binnenkomt. Je hebt verplichtingen tegenover eerder binnengekomen boeken. Die moeten natuurlijk eerst. Aan de ene kant was het een gelukkige (hoewel…) omstandigheid dat ik een aantal weken door ziekte was uitgeschakeld was, waardoor ik wel kon lezen, maar niet in staat was om recensies te schrijven. Dat stapelde enorm op natuurlijk en momenteel ben ik dus bezig de achterstand in te halen. Ik was er twaalf achter met schrijven en nu, na dit Junior Monsterboek, zijn het er nog vijf. Er begint dus een beetje schot in te komen.

Terug dus naar het boek. Deze zevende editie is de Halloween-editie en het is regel bij deze jaarlijkse bundel dat er een verhalenwedstrijd aan vasthangt waarbij jongeren van tussen de tien en zeventien jaar gruwelverhalen in mogen zenden. De winnaar wordt in het eerstvolgende Monsterboek geplaatst. Dit jaar is de wedstrijd gewonnen door de twaalfjarige Hanne Goorickx met ‘Verbond met de duivel’. Dat is nogal een prestatie, want vorig jaar was ze ook al de winnaar. Dat wordt dus een hele grote denk ik en waarschijnlijk kunnen we nog veel meer van haar verwachten. Verder zijn er verhalen van gerenommeerde griezelcoryfeeën als: Ronald Verheyen, Rob Baetens, Karel Smolders, Johan Deseyn, Nico de Braeckeleer, Bart Mertens, Marina Defauw, Tamara Geraeds, Tim Bergs & Kris van der Sande en niet te vergeten: Marie Uiterwijk. Nico de Braeckeleer schreef samen met zijn dochters Liese (14) en Lina (12) het verhaal ‘De Halloweenclown’. Het moet voor een vader geweldig aanvoelen dat de dochters in zijn voetsporen treden en misschien komen we later nog eens soloverhalen van beiden tegen. We zullen het zien.

Verder ga ik niet veel, of liever gezegd: niet heel erg veel vertellen over de verhalen. Het lijkt me veel leuker als jullie dat zelf doen en ik niet de lol ga verpesten door van alles te verklappen. Wat ik wel ga doen is een kleine cryptische omschrijving van elk verhaal geven. Dat maakt het misschien nog aantrekkelijker om deze bundel aan te schaffen en te verslinden. Johan Verheyen… nooit, maar dan ook nooit! Rob Baeten… is al voor de zevende keer in het Junior Monsterboek. Geen introductie nodig natuurlijk. Karel Smolders. Ook al voor de zevende keer. Maar… een rechtstreekse app naar de hel… Hoe ontkom je daaraan? Johan Deseyn… volwassen gruwel in een jongerenjasje. Familie de Braeckeleer… ouija, o ja gevaarlijk! Bart Mertens… gruwelijke tekeningen, gruwelijke Krimpkop. Marina Defauw… als je van rook bent… verwaai je dan ook? Tamara Geraeds…je vader is een gluiperd? Tom Bergs & Kris van der Sande… gulzigheid… niet alleen slecht voor je tanden. Marie Uiterwijk… als je naar een pompoen vernoemd bent! Hanne Goorickx… zijn dromen bedrog?

Met deze zevende bundel heb ik me weer prima vermaakt. Wat mij betreft mag Junior Monsterboek 8 weer doorkomen, maar ik vrees dat we er nog vele slapeloze nachten naar zullen moeten smachten.

Jos Lexmond

Lux. Het geheimzinnige licht – Jesse Stael

Lux.jpg

Lux. Het geheimzinnige licht – Jesse Stael (JSF)
Veltman Uitgevers, Utrecht (2019)
207 pagina’s; prijs 15,00
Omslag: Fenatic, Oostwold/Shutterstock

Dit verhaal heeft een behoorlijke groot E.T.-gehalte. Deze eerste zin teruglezend besef ik ineens dat voor het publiek waar dit boek bestemd voor is, namelijk twaalfjarigen, E.T. helemaal geen bekende zal zijn. De film van Steven Spielberg en het boek naar de film van Kotzwinkle stammen al weer uit 1982. Als je nu twaalf jaar oud bent, dan ben je geboren in 2007 en was het bij je geboorte al vijfentwintig jaar geleden dat de film een wereldwijde hit was. Een complete generatie zit er dus tussen de liefhebbers van toen en de twaalfjarigen van nu. Ik ga er wel van uit dat er een aantal tussen zitten die de film wel gezien zullen hebben, maar het gros waarschijnlijk niet en dat voelt waarschijnlijk toch als een gemis. Niet voor de kinderen natuurlijk, maar voor mij voelt dat wel zo aan. Misschien… als jouw twaalfjarige dit een heel leuk boek vindt, is het een goed idee eens op zoek te gaan naar de film. Als je nog in het bezit bent van een DVD-speler, dan is er vast wel ergens in een kringloop een exemplaar op de kop te tikken voor een prikkie en anders is ie waarschijnlijk best wel bij een Netflix of vergelijkbaar te vinden.

Waar gaat het verhaal over? Wel… op een hete zomeravond in 2003 ziet de 12-jarige Ben Sickafoose een geheimzinnig licht uit de hemel komen. Dat zal zijn en het leven van zijn vriendin Lindsay voor altijd veranderen. Het helder wit-felle licht over Solsbury Hill en de velden van boer Ortiz, waar de grote witte windmolens stonden, bereikte Blue Ridge Forest om vervolgens achter de toppen van de naaldbomen te verdwijnen. Wat was het? Een UFO, een meteoor, een vuurbal? Het kan allemaal.

Lindsay woont in het laatste huis van dezelfde straat als Ben. Een paar jaar geleden kreeg haar vader een baan aangeboden en verhuisden Lindsay en haar familie van de oostkust naar Bens kleine dorpje. Ben en Lindsay werden meteen vrienden. Maar alles veranderde toen de vader van Lindsay zijn baan verloor en aan het drinken sloeg. Haar moeder sappelde met drie baantjes om de kost te verdienen voor het gezin en kwam om het leven toen ze na een werkdag van achttien uur overstak zonder uit te kijken en door een grote vrachtauto werd aangereden. Ze was op slag dood. Lindsay en Ben gaan samen op onderzoek uit en stuiten op een wezentje dat over onvermoede krachten beschikt. Het is het begin van allerlei avonturen met, zoals ik al eerder meldde, een zeer hoog E.T.-gehalte. Leuk verhaal dat zeer vlot wegleest, niet in de laatste plaats door de vrij grote regelafstand. Het vrij lieve verhaal krijgt op een gegeven moment toch nog wel een scherp randje, waarbij kindermishandeling (en misschien ook nog wel erger) om de hoek komt kijken. Dat geeft het verhaal meer diepgang, wat ik niet verwachtte. Dat maakt het ook wel een aanrader.

Jesse Stael werd geboren in 1988 in Zutphen en verhuisde op elfjarige leeftijd naar Italië. De hete zomers aan het Lago Maggiore inspireerden hem tot het schrijven van Lux. In de Zutphense Koerier zegt Jesse: “Ik ben nu zelf vader van een prachtige zoon en ik ben me maar al te goed gaan realiseren dat de wereld van kinderen en tieners niet zo veilig is als we onszelf soms doen geloven. Er is een hele andere wereld waar wij als volwassenen niks of weinig vanaf weten. Soms is die wereld beangstigend en intimiderend en heb je elkaar hard nodig om je er doorheen te slaan.”
Dit gegeven komt heel erg mooi terug in het verhaal van Ben en Lindsay.

Jos Lexmond

Jack Vance – Spelevaren op Grote Planeet

Spelevaren.jpg

Jack Vance – Spelevaren op Grote Planeet (SF) – 198p.
(Showboat World – Space Stories, Pyramid Books, New York (1975))
Spatterlight, Amstelveen (2019) € 14,71
Het Verzameld Werk van Jack Vance 5
Vertaling: Pon Ruiter (herzien)
Omslag: Howard Kistler/Marcel Laverdet
Kaart: Christopher Wood
(Verkrijgbaar via Amazon.de)

Mijn lijst met ‘Nog te lezen’ boeken is mijlenlang en bestaat voor een groot gedeelte uit Engelstalige titels, waarvan mijn hoop dat ze ooit nog eens vertaald gaan worden, tot nul gereduceerd is. Dan heb ik het bijvoorbeeld over de boeken van Jack McDevitt, Alaistair Reynolds, Peter F. Hamilton en ga zo maar door. Ik hoor u al zeggen: nou… dan lees je ze gewoon toch in het Engels. Ha… ja, als het zo simpel was. Sommige schrijvers zijn redelijk makkelijk te lezen in het Engels zoals Orson Scott Card en Allan Steele (Coyote), maar ik ben meermalen jammerlijk gestrand bij Alastair Reynolds. Dat komt doordat, ik geef het ruiterlijk toe, ik te beroerd (lees lui) was om bepaalde begrippen op te zoeken en dan vastliep omdat ik op een gegeven moment geen flauw idee meer had waar het over ging. Ik heb dik veertig jaar bij een Amerikaans bedrijf als systeembeheerder gewerkt waar de voertaal Engels was. Handleidingen en communicatie waren allemaal in het Engels, dus ik kan me aardig redden. Maar technisch Engels is toch heel wat anders dan het lezen van Engelse romans. Het lezen ging ook maar op de helft van de snelheid dan in het Nederlands, dus heb ik me uiteindelijk maar neergelegd bij het feit dat ik er waarschijnlijk nooit genoeg geduld voor op zou kunnen brengen. Dat brengt ons dan op de lijst ‘Nog eens te lezen’ boeken. Deze bestaat uiteraard uit enkel en alleen Nederlandstalige titels en overtreft in lengte die van ‘Nog te lezen’. Wat staat daar allemaal op: alles van Asimov, Aldiss, Vinge, Eric Frank Russell, Simak, Sheckley, Harrison en ga zo ook maar nog even door. Die heb ik allemaal in de kast staan, maar daar komt het nu niet van. Recenseren houdt me meer dan bezig en zodoende kom je dus nergens anders meer aan toe.

Ik mag me dus gelukkig prijzen dat Spatterlight alles van Jack Vance (die dus ook op mijn ‘Nog eens te lezen’ lijstje staan) opnieuw aan het uitgeven is, zodat ik ze via de recensieboeken weer tot mij kan nemen.
Zo ook ‘Spelevaren op Grote Planeet’. Ik las dat voor het eerst in de uitgave van Scala uit 1976 en heb het daarna nog verschillende malen verslonden, waarna het daarna zeker een jaar of dertig uit het zicht raakte. Tot nu toe. En weer raakte ik in vervoering. Ik wist nog hoe het afliep, althans hoe de wedstrijd in Mornune verliep en afliep, wat al een giller was. Maar de reis ernaartoe, met de streken van Appolon Zamp en de poets en wederpoets van Garth Ashgale, waarbij ze elkaar de wind uit de zeilen namen, letterlijk en figuurlijk, waren meesterlijk en leiden onverandert weer tot een steelse grinnik en gesis van verbazing mijnerzijds. Openlijk waren beide heren beleefd tegen elkaar, dronken samen het een en ander en keuvelden wat, maar uit elkaars zicht probeerden ze elkaar het leven zuur te maken en het optreden met hun circusboten te beletten of in ieder geval te verstoren. En daar gingen ze ver in… heel erg ver.
Langs de oevers van de rivier de Vissel, waarlangs de circusboten heen en weer varen, wonen zoveel verschillende volken in evenveel verschillende dorpen en stadjes. Het lijkt haast te veel. In de rivierindex staan hun eigenaardigheden beschreven en aan de hand daarvan maakte Apollon Zamp de afweging aan te leggen, of niet, en paste hun voorstelling daarop aan. Hij is onderweg naar voornoemd Mornune op uitnodiging van koning Waldemar voor deelname aan het Grote Festival. Het wordt een lange en enerverende reis.

Jack Vance heeft met ‘Spelevaren op Grote Planeet’ een boek geschreven dat bol staat van de amusante gebeurtenissen. Jammer dat hij maar twee boeken gesitueerd heeft op Grote Planeet. Ik weet niet of er nog korte verhalen zijn die op Grote Planeet gesitueerd zijn, maar ik denk het niet. Het was in ieder geval een uitstekende plek om zijn ongebreidelde fantasie op te kunnen botvieren. ‘Spelevaren op Grote Planeet’, doen!!! Het is Genieten. Inderdaad… met een grote G.

Jos Lexmond

De Spooktoren – Kier Graff

Spooktoren.jpg

De Spooktoren – Kier Graff (JSP)
Van Holkema & Warendorf, Houten (2018)
255 pagina’s; prijs 14,99
Oorspr.: The Phantom Tower (G.P. Putnam’s Sons (2018))
Vertaling: Esther Ottens
Omslag: Caren Limpens

Als ik in de toekomst van verschijnland reis, zie ik duizenden titels voorbijkomen. Hoe onderscheid je dan de fantastische lectuur van de andere fictie? Dat is niet altijd even gemakkelijk. Meestal staat er wel een korte omschrijving waar je dan soms wel iets mee kan, maar soms ook weer helemaal niets. Dan ben je verplicht verder te zoeken en kom je nogal eens in het buitenland terecht. Een van mijn vaste sites die ik dan bezoek voor meer informatie is www.fantasticfiction.com. Hier is heel erg veel info te vinden over Engelstalige auteurs en boeken. Aangezien die soms wel heel erg ver vooruit zijn ten opzichte van ons qua uitgeven, vind ik daar nogal wat informatie dat me helpt in het besluiten of iets fantastisch is of niet.

In het geval van ‘De spooktoren’ was dat helemaal niet nodig. Samen met de korte omschrijving had ik al heel snel besloten dat dit boek fantastisch was en had het een vreemde aantrekkingskracht op me. Het komt een heel enkele keer voor dat een boek niet is wat je ervan verwachtte, maar daar was hier geen sprake van. Het verhaal pakte me vanaf bladzijde een.
Waar gaat het over? Malachy en Colm zijn tweelingbroers van twaalf jaar oud en verhuizen van Dallas naar Chicago om ter gaan wonen in Woontoren Brunhilde, een statig gebouw uit 1930. Hun vader is twee jaar eerder gestorven en hun moeder besloot om te verhuizen zonder met de broers te overleggen. Het was gewoon een mededeling op een dag. Ze had ander werk gevonden in Chicago en half augustus zouden ze vertrekken. Colm praat nog steeds met zijn vader, weliswaar in zijn hoofd waarbij hij zelf de antwoorden verzint op de vragen die hij stelt. Hij is bang te vergeten hoe zijn stem klonk. Met een auto volgeladen met spullen en tweelingbroers die elkaars armen bont en blauw stompen tijdens de reis, komen ze uiteindelijk tegen de avond aan bij hun nieuwe thuis. De lift in het gebouw van zeventien verdiepingen heeft geen knopje dertien. Er is dus geen dertiende verdieping. Maar direct na een rit met de lift beseft Colm dat hij een knopje dertien gezien heeft, maar als hij terugrent en de lift opnieuw oproept is knopje dertien weer weg. Een bejaarde buurvrouw (prinses Veronica Margareta van Syldavië) waarschuwt de tweeling dat je tussen de middag maar beter niet in gebouw kan rondlopen, zonder te zeggen waarom. Als op een dag knopje dertien in de lift weer verschijnt, nemen de jongens de kans te baat en drukken op het knopje voor de dertiende verdieping. Daar aangekomen lijkt het halletje precies op het halletje van etage veertien, waar zij wonen, maar ergens is het anders, het voelt ook anders. De vogels op de ingelijste tekeningen aan de muur lijken telkens anders te zitten ook al zien ze ze niet bewegen. Mal en Colm maken dat ze wegkomen, maar het kwaad is geschied. Nieuwsgierigheid valt niet te bedwingen. De toren van de dertiende verdieping lijkt een andere toren te zijn die vastgeroest zit in de tijd. Het zit vol met vroegere bewoners, dood, levend, of iets daartussen in.
Ik heb me prima vermaakt met dit verhaal en, hoewel het een afgerond verhaal is, hoop ik, tegen beter weten in, nog steeds dat er ooit een vervolg op komt. Net nog even gekeken op Fantastic Fiction, maar nee… geen sprake van. Maar… je weet het tenslotte maar nooit. Absoluut een leuke en spannende aanrader voor twaalf- tot veertienjarigen, maar stiekem ook nog wel heel erg leuk voor een zestiger.

Jos Lexmond

De Zwijgende Aarde

Revolte.jpg

Revolte – Jorrit de Klerk (SF)
De Zwijgende Aarde, deel 1
Quasis Uitgevers (2019)
183 pagina’s; prijs 15,00
Omslag: Loek Weijts
ISBN 978-94-92099-39-6

Voor informatie over toekomstige uitgaven hoef ik niet altijd naar de toekomst te reizen. Soms haal je het ook gewoon op Facebook. Zo las ik daar ook voor het eerst over ‘De Zwijgende Aarde’. Het was al maanden geleden, wanneer precies weet ik niet meer. Maar ik was meteen dolenthousiast. Zoiets zie je niet vaak. Niet in het Engelse taalgebied en al helemaal niet in het Nederlandse. Natuurlijk hebben we al een tijdje het Ziltpunk Universum van Jaap en Tais, waar steeds meer mensen in schrijven, maar dit is toch weer heel wat anders. De meeste voorbeelden van mensen die in een gemeenschappelijk universum schrijven, vind je meer als een postuum eerbetoon. Zo herinner ik me ‘De Stervende Aarde’, waarin meer dan bekende internationale schrijvers een verhaal schreven in het universum van de ‘Stervende Aarde’ van Jack Vance. ‘Songs of the Dying Earth’ heette het, waarin tweeëntwintig auteurs als George R.R. Martin, Robert Silverberg, Dan Simmons, Tanith Lee en ga zo maar door een eerbetoon brachten aan Jack Vance. Geen kleine jongens en meisjes dus.

Maar genoeg hierover. Laten we ons concentreren op ‘De Zwijgende Aarde’. Jorrit de Klerk mocht het spits afbijten met: ‘Revolte’. Het is zijn debuut als romanschrijver. Ik heb Fandata er maar eens op nageslagen, waarin acht verhalen achter zijn naam opgetekend staan, waarvan de eerste (Urbem a machina) in 2014 verscheen. Het is de vraag of Fandata compleet is wat zijn verhalen betreft. Er komen nogal wat bundels uit tegenwoordig waar wij wat later (soms veel later) pas de hand op kunnen leggen en die dan pas opgenomen worden. Dus je weet maar nooit.

Terug maar weer naar: ‘Revolte’. Het verhaal speelt zich af rond het jaar 2300. Schat ik in ieder geval. De Ichor, het vrijschip van Freddy, een Mitsubishi-Sauber IX , is gebouwd in 2265. En dat is het enige jaartal dat genoemd wordt in dit boek. De VAHA (Vrije Algemene Handelsorganisatie Aarde), wat duidelijk zijn wortels in de VOC heeft, maakt onder andere het verhaal heerlijk Nederlands. Bravo, mag ik wel zeggen. Je hoeft nooit je wortels te ontkennen. Net als de VOC in haar tijd maakt de VAHA zich ook schuldig aan louche praktijken en zelfs een vorm van slavernij mag je ze wel toekennen in hun praktijken in de asteroïdengordel. Raik Minnema, Fries van geboorte en opgeleid aan Universiteit van Brabant met een specialisatie in de logistiek aan Nijenrode, staat op het punt toe te treden tot het management team van de Vesta kolonie in de asteroïdengordel. Eigenlijk was het niet de bedoeling, maar tijdens een avondje stappen, voordat hij zijn werk om 06.00 uur zal beginnen, gaat hij zich nogal te buiten aan drank en wordt hij de volgende dag geconfronteerd met een gigantische kater. Maar ook met het probleem van een opstand van achtergestelde en onderdrukte mijnwerkers en andere arbeiders. Uiteindelijk lijkt hij de enige te zijn van het management die nog in leven is en begint zijn moeilijke taak om alles bij elkaar en draaiende te houden.
Verder ga ik niet in op het verhaal. Ik weet zeker dat jullie dit allemaal zelf willen lezen en genieten en dan niet gehinderd willen worden door voorkennis.
Mijn hoge verwachtingen hebben in ieder geval niet geleid tot teleurstelling. Het lijkt erop dat het verhaal met een gemak verteld wordt, maar als je dan het dankwoord van Jorrit achterin leest, lijkt het er toch op dat het proces bloed, zweet en tranen gekost heeft. Het resultaat is een prima, spannend en onderhoudend verhaal met een fijne en onvoorspelbare bitch als een van de hoofdpersonen, waar we waarschijnlijk nog veel plezier aan gaan beleven.
Jammer dat het nu wachten is tot mei. Dan verschijnt Roest van Jasper Polane. In juli Titanium van Mara van Ness, in september Tweeleed van Django Mathijssen & Anaïd Haen, en tot slot in november IJsbrekers van Johan Klein Haneveld. Het wordt waarschijnlijk veel wachten en smachten en bij tijd en wijle genieten dit jaar.

Jos Lexmond

De kleuren van magie – Victoria E. Schwab

De kleuren van magie.jpg

De kleuren van magie – Victoria E. Schwab (FA)
Schemering Trilogie 1
Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam (2019)
413 pagina’s, € 15,99
Oorspr.: A Darker Shade of Magic (2015)
Vertaling: Inge Pieters
Omslag: Julia Lloyd, Titan/Baqup – Dreamtime/ Funny Little Fish

Op mijn reizen naar de toekomst kom ik geregeld boeken en titels tegen die mijn interesse wekken. Dat kan door een aantrekkelijke omslag-illustratie, of wat bijbehorende kreten die mijn nieuwsgierigheid prikkelen, of natuurlijk als een volgend deel in een serie die ik met veel belangstelling volg.
Nou moet ik ‘reizen naar de toekomst’ natuurlijk wel van wat uitleg voorzien, maar eigenlijk is het simpel. Ik ga natuurlijk niet echt naar de toekomst. Joh? Het zal geen verrassing zijn dat ik me niet fysiek maanden in de toekomst verplaats, of kan verplaatsen. Als ik dat kon zat ik waarschijnlijk geen stukjes over boeken te tikken, maar zou ik schatrijk zijn door allerlei dingen, zoals de lotto juist voorspellen. Helaas is dat dus niet zo. Nee… maandelijks stel ik een lijstje samen met wat er die afgelopen maand verschenen is op het fantastische gebied en speur ik allerlei sites af en pas ik daarmee mijn lijst: ‘Te Verwachten’ aan. In die lijst staat alles wat ik maar heb kunnen ontdekken aan nieuw te verschijnen materiaal. Als je interesse hebt in deze lijstjes… kijk dan eens op de site van het NCSF, waar ze maandelijks gepubliceerd worden.

‘De kleuren van magie’ trok mijn aandacht door de kreet: “V.E. Schwab is een meester in het oproepen van nieuwe werelden en doet denken aan J.K. Rowling en J.R.R. Tolkien De Schemering-trilogie werd door The Guardian en Waterstones uitgeroepen tot een van de beste fantasyboeken van het jaar”.
Nou… dat wilde ik natuurlijk wel eens zien. De aanvraag gedaan en het boek kwam snel (zeer snel) bezorgd. Op dat moment was ik zo goed als door mijn recensieboeken heen (ik moest de recensies alleen nog schrijven en met die inhaalslag ben ik nog steeds bezig), dus kon ik er vrijwel meteen aan beginnen.
Het viel niet tegen. Sterker nog: het viel heel erg mee, maar de vergelijking met Tolkien, dan wel met Rowling, vond ik toch wel iets te ver gaan. Misschien dat ik daar later nog op terugkom als ik meer van Victoria Schwab gelezen heb.
Het verhaal was origineel te noemen, werd met verve verteld en hield me bij tijd en wijle op het puntje van mijn stoel. Dat deden Tolkien en Rowling ook, daar niet van, maar ik denk dat Tolkien en Rowling ook niet met zichzelf vergeleken werden na hun allereerste boek.

Waar gaat het over. Kell is een van de twee laatste Bloedmagiërs die tussen de vier verschillende versies van Londen kunnen reizen. Er is een Grijs Londen, vies en bijna zonder magie, een Rood Londen, waar magie welig tiert en waar de Maresh dynastie heerst over een welvarend rijk. Een Wit Londen waar gevochten wordt om de controle over de magie en de magie daarbij terugvecht en er is ook nog een Zwart Londen, waar de magie verdwenen is. Elk Londen is heel verschillend van de andere. Alleen de naam is hetzelfde. Zelfs de Thames stroomt niet door elk Londen, maar in een van de Londens heet de rivier bijvoorbeeld de Isle. Lila is een zakkenroller uit Grijs Londen. Samen met Kell vormt ze uiteindelijk een onoverwinnelijk duo tegen het kwaad en de andere Bloedmagiër: Holland en een magische steen die voor boosaardige doeleinden gebruikt wordt en zelfs een overweldiger blijkt te worden voor Kell.

Ik heb me prima vermaakt met ‘De kleur van magie’ en ik kijk alvast uit naar het volgende deel van de Schemertrilogie, al was het alleen maar om te zien of de kwaliteit zo hoog blijft en de vergelijking met de beide grootmeesters van de Fantasy waar blijkt te zijn. De film- en televisierechten zijn in ieder geval al verkocht.

Jos Lexmond