Star Trek: Picard – Not Everybody’s Cup of Tea – HSF (2020/1)

Onderstaande artikel bevat spoilers voor de serie en is daarnaast een reflectie van wat ik ervaren heb tijdens het kijken naar Star Trek: Picard. Verder lezen is dus volledig op eigen risico.

Op 4 augustus 2018 werd de achtste Star Trek-serie door Patrick Stewart en Alex Kurtzman aangekondigd tijdens Star Trek Las Vegas (de officiële Star Trek-conventie). Ik volg het nieuws dat vanuit Las Vegas komt altijd, maar dit was een totaal onverwachte aankondiging. Er waren natuurlijk wel de nodige geruchten, maar Stewart had zo vaak aangegeven absoluut geen interesse te hebben in het opnieuw spelen van Picard dat ik er niet zo in geloofde. Wat Stewart betreft was alles wat er te vertellen was over het karakter in zeven seizoenen TNG en vier films, ook daadwerkelijk vertelt. Bovendien had hij ook absoluut geen zin om weer een uniform aan te trekken. Dus toen hij daar stond en vertelde dat de nieuwe serie ‘Star Trek: Picard’ zou worden was het een magisch moment. Voor hemzelf waarschijnlijk ook.

Ik weet nog precies welke Star Trek-aflevering ik als eerste heb gezien. Of eigenlijk, half heb gezien. Het was in de zomer na mijn eerste, niet al te succesvolle, jaar op de middelbare school. Het was de zaterdag voordat we op vakantie naar Luxemburg zouden vertrekken. Ik deed die bewuste middag de TV aan omdat ik waarschijnlijk een videoband met daarop opgenomen afleveringen Thunderbirds aan wilde zetten. Ik viel midden in de aflevering Cause and Effect. In deze aflevering is de Enterprise verzeild geraakt in een tijdlus waarbij het schip iedere keer opgeblazen wordt. Dat wist ik niet toen ik het laatste stuk van de aflevering zag. Wat ik na afloop wel wist, was dat ik wilde weten hoe het verder zou gaan met het schip dat uit het verleden naar de toekomst gekomen was. De hele vakantie in Luxemburg heb ik ’s avonds als ik in mijn bed lag, nagedacht hoe dit verhaal verder kon gaan. Ik moet zeggen dat het een grote teleurstelling was toen ik later ontdekte dat er helemaal geen vervolg op deze aflevering bestaat. Dat is hoe ik fanfictie ben gaan schrijven, maar dat is een heel ander verhaal. Na de vakantie heb ik geen aflevering meer gemist.

Dat juist ik helemaal onder de indruk zou raken van een sciencefictionserie op televisie, was niet zo vanzelfsprekend. Van huis uit heb ik een grote liefde voor boeken en fantasiewerelden meegekregen, maar sciencefiction was amper terug te vinden. Televisie keken we thuis toch een stuk minder en wat we keken was vooral gericht op kinderen en jongeren. En het nieuws natuurlijk. Ik heb met mijn ouders dan ook in eerste instantie niet veel gedeeld over mijn nieuwe ontdekking. Natuurlijk is het ze wel opgevallen dat ik het nodige aan het opnemen was, maar het terugkijken deed ik vooral als ik aan het oppassen was. Ook begon ik meer lege videobanden te kopen en ging mijn Engels met sprongen vooruit. Dat laatste moet misschien wel het meest opgevallen zijn. Ik zal het eens aan ze vragen.

Wat was het dan dat op mij meteen zo’n indruk gemaakt heeft? In de eerste plaats dat er een karakter was met een zichtbare visuele handicap die als volwaardig gezien werd. Ik was tot dat moment nog nooit een karakter op televisie tegengekomen waarin ik mijzelf herkende. Er werd aan Geordi LaForge nooit gevraagd of hij iets wel of niet kon. Hij was de Chief Engineer punt. Niet de Chief Engineer die het allemaal niet zo goed zag. Hoewel mijn ouders, en specifiek mijn vader, mij altijd geleerd hadden dat mijn visuele beperking niet bepaalde wie ik was, of zou kunnen zijn, was mijn eerste jaar op de middelbare school erg moeilijk geweest. Ik heb mij eigenlijk aldoor een buitenstaander, en alleen, gevoeld en ik ben verschrikkelijk gepest (totdat ik daar vrij fysiek zelf een einde aan gemaakt heb). Dat eerste jaar voelde daardoor meer als een strijd die ik niet kon winnen dan als iets waar ik nu met plezier aan terugdenk. En toen was daar opeens LaForge die ondanks alles wel gewoon als volwaardig gezien werd. Het was een letterlijke eyeopener.  Ofwel, Star Trek TNG kwam op het juiste moment bij toeval mijn leven binnen stralen.

Maar er was natuurlijk meer, om een karakter blijft een puber niet kijken. Meer was voor mij vooral Captain Jean Luc Picard. Een karakter waar ik meer van mijzelf in herkende dan ik lang heb willen toegeven. Vooral de manier waarop hij met de mensen die dichtbij hem stonden omging was, en is, eng bekend. Afstandelijk maar toch ook dichtbij, maar dan op zijn eigen manier. Hij zelf nooit zeggen ‘ik hou van jou’ of ‘dat heb je goed gedaan’. Zijn waardering blijkt indirect, vooral door absolute loyaliteit. Onder moeilijke omstandigheden koos hij bijna altijd voor de humanistische oplossing. Zolang er met praten ook maar een kleine kans was om geweld te voorkomen dan deed hij dat. Maar ondertussen was hij alleen, een keuze die hij zelf had gemaakt. Carrière ging voor familie. Ik heb van dat karakter zo ontzettend veel geleerd over hoe je ook naar de wereld kan kijken. Voor iedere puzzel kan een oplossing gevonden worden en dat is vaak niet de makkelijke route.

Later, toen ik mij ook meer ging interesseren in de filosofie achter Star Trek, heb ik natuurlijk ontdekt dat dit erg in de lijn is met de ideeën van Gene Roddenberry.  Infinite diversity in infinite combinations. Oneindige diversiteit in oneindig veel combinaties. Hier kunnen we ook in onze huidige tijd nog steeds veel van leren. In ieder geval werd Picard, en daarmee Roddenberry, een van mijn grote voorbeelden. En hoe gaat het dan met fans, je wil natuurlijk ook weten wie dat karakter speelt. Het waren ook de begindagen van het internet en informatie was makkelijker te vinden. Ik leerde veel over Patrick Stewart en in 2002 kwam hij naar de Space Expo in Noordwijk. Daar moest ik bij zijn. Ik was inmiddels onderdeel van een online Star Trek discussieforum en met een groep gingen wij daarheen. Daar heb ik Jan voor het eerst ontmoet, de rest is geschiedenis zoals er zo mooi gezegd wordt. Maar de conclusie is wel dat ik zonder Star Trek TNG nu zeker niet in Leeuwarden zou wonen. Met dank aan Stewart is ook mijn voorliefde voor theater ontstaan en ik ben nog steeds blij dat ik hem in 2016 in Londen heb mogen zien in No Man’s Land. Hijzelf heeft lang moeite gehad met het feit dat ‘fans’ naar het theater kwamen. Waarschijnlijk was het idee dat mensen daar niet voor het toneelstuk maar voor de acteur zaten, gecompliceerd. Ondertussen schijnt hij daarvan teruggekomen te zijn, wat maar goed is ook want ik weet zeker dat hij een hele generatie geïnspireerd heeft om meer over (klassiek) theater te leren en om er ook daadwerkelijk naar toe te gaan.

Vanaf het moment dat de nieuwe serie werd aangekondigd, heb ik al het nieuws erover op de voet gevolgd. De laatste keer dat ik zo naar iets uitgekeken heb was Doctor Who in de tijd van Matt Smith als de elfde Doctor. Natuurlijk heb ik mijzelf voorgehouden dat het ook tegen zou kunnen vallen, maar dan was het altijd in ieder geval nog meer Picard. De laatste TNG-film, Star Trek Nemesis, was nogal een tegenvaller en absoluut geen goede afronding van het verhaal. Data, de androïde die graag menselijk wilde zijn, had zich opgeofferd om Picard te redden. Maar ook weer niet, want vlak voordat hij dat offer bracht had hij een kopie van zie ‘positronic brain’ gemaakt om zo B4 (ja, ik ben nooit over het hoge Bassie-en-Adriaan-gehalte heen gekomen), een inferieure eerdere versie, te helpen. Dus aan het einde van de film was de vraag: Is hij nou wel of niet dood? Die vraag is natuurlijk wel beantwoord in de boeken die volgden, maar dat is toch niet hetzelfde.

Al snel bleek dat Michael Chabon de serie zou gaan schrijven. Ik had al zijn boeken al gelezen en ik werd er net zo blij van als toen Steven Moffat aankondigde dat Neil Gaiman een Doctor Who aflevering voor de 11e Doctor ging schrijven. Het is altijd fijn als je favoriete schrijvers je favoriete televisieseries even leuk blijken te vinden. Of zoals in het gaval Chabon, ook zo’n fan zijn van Stewart als jijzelf bent. Ik had er daardoor wel vertrouwen in.

En toen werd het tijd voor de eerste aflevering: Remembrance. Ik heb bewust besloten die aflevering de eerste keer alleen te kijken. Als het zou tegenvallen wilde ik de teleurstelling alleen ervaren. Maar het viel niet tegen. De serie begint met een droom van Picard. Hij droomt dat hij met Data aan het kaarten is en hij wil duidelijk niet wakker worden. De droom eindigt in een nachtmerrie als hij uit het raam van Ten Forward op de Enterprise D ziet hoe Mars aangevallen wordt. Picard wordt wakker in zijn huis op zijn familiewijngaard. De familiewijngaard waar hij in het verleden vandaan gevlucht is. De familiewijngaard waar zijn broer en neefje tijdens een brand om het leven zijn gekomen (hoe Frans). Niet de plek waar je hem zou verwachten. Hij blijkt een hond te hebben, Number One. En er zijn twee Romulans waar hij duidelijk bevriend mee is. Picard blijkt gedesillusioneerd Starfleet te hebben verlaten. Hij was verantwoordelijk voor de reddingsoperatie van een grote hoeveelheid Romulans omdat hun zon supernova zou gaan. Dit is een directe referentie naar de Star Trek-rebootfilm uit 2009. In eerste instantie wilde de Federation en Starfleet wel helpen, maar toen Mars aangevallen werd door hun eigen synthetische arbeidskrachten, hield de missie op. En er gebeurde nog meer. Synthetisch leven mocht niet meer gecreëerd worden en zover het nog bestond, moest het vernietigd worden. Voor Picard was dit extra onvoorstelbaar vanwege zijn lange relatie met Data en het feit dat Data zijn in principe oneindige leven voor hem had opgeofferd. De serie begint op het moment dat het 15 jaar geleden is dat de aanval op Mars heeft plaatsgevonden. Picard is inmiddels 94 jaar oud en ongeneeslijk ziek.

Onverwacht komt Dahj zijn leven binnen. Ze blijkt een androïde te zijn die waarschijnlijk gemaakt is vanuit een van B4/Data’s positronic neurons. Maar voordat Picard meer over haar kan leren, wordt ze vermoord door Romulan geheim agenten. Ze blijkt een tweelingzus te hebben en de serie gaat over de zoektocht naar haar en over waarom de Romulans zo bang zijn voor synthetisch leven. Onderweg komt er een aantal oude bekenden voorbij, waarbij Seven, Hugh, Riker en Troi de meeste indruk maken. Picard krijgt ook een nieuwe ‘crew’. Deze bestaat uit Agnes Jurati, een wetenschapper die gewerkt heeft aan synthetisch leven maar dat nu niet meer kan doen, Chris Rios, voormalige Starfleet officier, Raffi Musiker, voormalige Starfleet officier die door Picard zijn vertrek bij Starfleet ook haar ‘baan’ is kwijtgeraakt en Elnor, een Romulan Monk met zwaard die geloofd in de ‘the way of absolute candor’.

De intro van de serie geeft veel weg over het verhaal dat verteld wordt. Het verhaal gaat over gebroken mensen die ontdekken dat er toch een manier is om weer heel te worden. Ze moeten allemaal de stukken van de puzzel die ze heel gaat maken terugvinden en op de juiste manier neerleggen. Voor Picard betekent dit dat hij afscheid moet nemen van Data, dat hij zijn eigen sterfelijkheid moet accepteren, hij opnieuw moet leren wat liefde geven is en dat hij moet accepteren dat een halve oplossing altijd nog beter is dan geen oplossing. Voor Raffi, mijn favoriete nieuwe karakter, betekent het dat ze moet leren dat niet alle fouten uit het verleden ongedaan gemaakt kunnen worden en dat zelfmedelijden nog nooit iemand verder geholpen heeft. Voor Seven betekent het vooral accepteren wie ze is en dat wraak nemen misschien niet altijd de juiste oplossing is, maar soms wel de enige. Voor Soji, de tweelingzus van Dahj, betekent het accepteren dat niet iedereen het einde van al het synthetische leven wil en dat zij de enige is die de keuze heeft om de geschiedenis zichzelf niet te laten herhalen.

De serie houdt ons ook een spiegel voor over onze tijd. Dat is iets waar Star Trek altijd goed in is geweest en het is fijn om te zien dat dit ook weer voor Picard geldt. De serie leert ons dat het nooit een oplossing is om weg te lopen voor je verantwoordelijkheden en dat wanneer je dat wel doet, dit echte gevolgen heeft. Voor Picard wordt dit het meest zichtbaar als hij teruggaat naar een planeet waar hij Romulan vluchtelingen naar toe gebracht heeft. Hij is niet meer welkom, maar meer dan dat, de Romulans zijn zo aan hun lot overgelaten dat ze xenofoob zijn geworden en volledig in zichzelf gekeerd zijn geraakt. Dit is het moment dat Picard zich realiseert dat door zijn keuze om niet voor een halve oplossing te gaan Romulans (echte mensen!) in de problemen zijn gekomen. Geen hoop, geen toekomst. Kan er ons niet een duidelijkere spiegel voorgehouden worden voor de grote problemen in onze tijd? De oplossing hoeft niet perfect te zijn, zolang we maar aan een oplossing werken.

Het einde van de serie geeft Data het afscheid dat hij verdient. Door een samenloop van omstandigheden eindigen Picard en Data op dezelfde plek en is er toch nog een mogelijkheid dat de karakters elkaar nog een keer spreken. Dit geeft Picard de mogelijkheid om eindelijk te accepteren dat Data het offer om hem te redden, bewust heeft gebracht. En het geeft Data de mogelijkheid om Picard, en de kijker, nog een keer uit te leggen dat leven niets waard is zonder sterfelijkheid. Ofwel: “A butterfly that lives forever is really not a butterfly at all.” Dit vat de hele serie wat mij betreft ook goed samen. Uiteindelijk gaat het erom dat we allemaal de keuze hebben om zelf iets van ons leven te maken. En als we die keuze bewust maken maakt het niet uit waar je vandaan komt en hoe gebroken je bent.

Was het alleen maar goed? Nee natuurlijk niet. Zo is er een heel subplot met de Borg waarvan nu nog niet helemaal duidelijk is wat het punt ervan nu eigenlijk is. De Romulans blijken een Borg Cube te hebben en die Cube wordt uiteindelijk door Seven feitelijk gestolen en is nu gestrand op een planeet. Daarnaast heeft Starfleet schijnbaar nog maar een type ruimteschip en is een deel van het plot volgens bestuurlid NCSF Eddie een iets te directe kopie van het spel Mass Effect. Met dat laatste zat ik niet zo heel erg omdat Mass Effect het idee ook alleen maar van Asimov gejat heeft, maar ik snap Eddie zijn punt zeker. Ook wordt er weinig duidelijk gemaakt over hoe het nu eigenlijk verder met de Federation gaat. Gelukkig komt er in ieder geval nog een tweede seizoen waarin dit soort zaken opgepakt kunnen worden.

Dit artikel, door Marlies Scholte Hoeksema, is eerder verschenen in HSF (2020/1).

cbs.com/shows/star-trek-picard

Fluxx – bordspel – HSF (2020/1)

Fluxx is een simpel kaartspelletje. Door het uitspelen van kaarten moet je als eerste het doel zien te bereiken. Echter: het doel en de regels veranderen bijna elke spelbeurt gedurende het spel.

Elke speler begint met drie kaarten op hand. De overige kaarten worden geschud en als gedekte trekstapel neergelegd. Er zijn doelkaarten, regelkaarten, bewaarkaarten en actiekaarten. Dit zijn allemaal soorten kaarten die je op hand kan krijgen en uitspelen. Er is ook een grondregelkaart, maar die komt niet zo vaak meer in beeld na de eerste beurt. De regelkaart geeft aan hoeveel kaarten je moet trekken en spelen. Van oorsprong een en een, maar dit kan dus zomaar 3 en 5 worden of zelfs 5 en alles!

Wie het als eerste voor elkaar krijgt om de bewaarkaarten voor zich te hebben die op een van de in zijn beurt geldende doelkaarten staan, is de winnaar. Dat kan binnen twee minuten gebeuren, maar een potje kan ook een uur lang zijn (zelden langer, behalve als je met te veel mensen speelt).

Het basisspel Fluxx is in 1997 uitgebracht maar sindsdien zijn er talrijke andere versies bijgekomen, waaronder veel in SF- en fantasy-thema’s. De regels (lees: de verhouding aan soorten kaarten, en het beste aantal spelers) zijn zeker niet in alle versies gelijk, verre van, maar dat biedt ook nog meer variatie.

Er zijn zelfs versies die je samen kan voegen zoals de recente Star Trek Fluxxen, daar is zelfs een mini ‘meta’ uitbreiding voor, waardoor je bijvoorbeeld voor het verzamelen van Captain Picard én Captain Kirk, of Dr. McCoy én Dr. Crusher moet gaan.

Alle versies van Fluxx spelen fijn weg: geen moeilijke keuzes of diep denkwerk, gewoon de beste kaart spelen in elke zeer tijdelijke omstandigheden. Fluxx is een minder voorspelbaar en onvoorstelbaar leuk en chaotisch gelukspelletje, wat nog beter is in een van de vele Nerd-uitvoeringen.

Meer weten ? https://www.looneylabs.com/games/fluxx

Deze recensie, door Alice Jouanno, is eerder verschenen in HSF (2020/1).

Een verroeste queeste – Het genre van De Gebroken Aarde – HSF (2020/1)

“Deze fantasyroman is deels geboren in de ruimte.”

De keus voor het genre van De Gebroken Aarde-trilogie

Voor wat ik onder de noemer sciencefiction laat vallen, hanteer ik een hele ruime definitie. Als lid van het NCSF vind ik dit belangrijk omdat het doel van onze prachtige vereniging is om het sciencefiction-genre in de breedste zin te bevorderen en om fans van het genre, in al hun verscheidenheid, bij elkaar te brengen. In die zin is dit een raar artikel voor mij om te schrijven. Wat ik hier wil beargumenteren is juist waarom een werk, de Gebroken Aarde-trilogie van N.K. Jemisin, geen sciencefiction is en waarom het belangrijk is om het als deel van het fantasygenre te zien.

De discussie over onder welk genre de Gebroken Aarde trilogie (Het Vijfde Seizoen, De Obeliskpoort en De Stenen Hemel) valt, speelt al sinds het verschijnen van het eerste deel in 2015. Het is dan ook niet het minste werk waar we het over hebben. De trilogie heeft uiteindelijk voor ieder deel de Hugo voor beste roman in de wacht gesleept. Van 2016 tot en met 2018 domineerde N.K. Jemisin de Hugo’s. Het is een ongekende prestatie en leidde tot de totstandkoming van een nieuwe categorie: die voor beste serie, een Hugo die in 2019 voor het eerst werd uitgereikt. Dus onder welk genre de Gebroken Aarde ook valt, het is zonder enige twijfel een van de belangrijkste reeksen van de afgelopen jaren. Als je het nog niet gelezen hebt dan raad ik het ten zeerste aan. Het is, in dat geval, wellicht verstandiger als je dit artikel nog even weglegt aangezien het zeker spoilers zal bevatten.

Orogenen

De Gebroken Aarde trilogie speelt in een wereld die geologische veel dynamischer is dan wat wij gewend zijn. Geregeld vinden er grote rampen plaats: aardbevingen, vulkaanuitbarstingen en erger. Als een ramp groot genoeg om het hele Continent van de Stilte over meerdere maanden te beïnvloeden, wordt het een Seizoen genoemd. De samenleving gaat dan over in een draconische overlevingsmodus conform een reeks oude edicten. De mensen die wonen op het enige continent op de wereld, De Stilte. Zij kunnen aardbevingen en andere geologische processen voelen dankzij een orgaan genaamd de sessapinae, dat zich bij de hersenstam bevindt. Sommigen kunnen veel meer dan dat, hun sessapinae zijn zover ontwikkeld dat ze geologische krachten kunnen beïnvloeden. Deze orogenen kunnen aardbevingen temmen en vulkanen tot leven wekken. Erger nog, tenzij ze getraind zijn doen ze dit instinctief met desastreuze gevolgen. Ze worden ofwel gedood zodra ze ontdekt worden ofwel gevangengezet en getraind in het Fulcrum. Deze getrainde orogenen mogen alleen de buitenwereld in om diensten aan het keizerrijk Sanze te verrichten en dan, op enkele uitzonderingen na, enkel onder de begeleiding van Hoeders, krijgers met speciale gaven die de krachten van orogenen kunnen tegengaan.

De trilogie vertelt het verhaal van Essun, een vrouw van middelbare leeftijd die heeft weten te ontsnappen aan het Fulcrum en de Hoeders. Ze heeft een gezin gesticht in een afgelegen dorp. Op de dag dat er een nieuw Vijfde Seizoen aanbreekt, ontdekt haar man dat hun kinderen ook orogenen zijn. Hier gruwelt hij zo van dat hij zijn jonge zoontje vermoord en op de vlucht slaat met zijn dochter. Essun gaat op tocht door het apocalyptische landschap om haar dochter te vinden en wraak te nemen op haar echtgenoot. In het Vijfde Seizoen gaat het voornamelijk over het leven van Essun, hoe zij de persoon is geworden die zij is, hoe ze gevormd is door haar leven als orogeen en haar tijd in het Fulcrum. In de Obeliskpoort zien we hoe Essun en haar dochter, Nassun, een nieuwe gemeenschap vinden die hun relatie met hun medemens beïnvloed. In de Stenen Hemel gaan Essun en Nassun apart op een reis met als doel over het lot van de wereld te beslissen. Heeft de mensheid recht om voort te bestaan ondanks de gruwelen die ze hun medemens en de wereld hebben aangedaan?

De hele trilogie is, uiteindelijk, een krachtige metafoor voor hoe systemische discriminatie individuen, samenlevingen en uiteindelijk de hele wereld beïnvloed, gestaafd door het thema van moederschap en het vinden en verliezen van familie. Het doet daarmee waar de fantastische genres in mijn optiek uitzonderlijk goed in zijn: het maakt de metafoor een letterlijk onderdeel van de wereld waarin de personages leven en gebruikt het als een scalpel om aspecten van het menselijk bestaan bloot te leggen.

Magie, techniek en de Aarde

In de discussies die ik over het vraagstuk van het genre van De Gebroken Aarde heb gevoerd, kwam een aantal argumenten naar voren om het als sciencefiction te beschouwen. Ten eerste heeft het biologische aspect van orogenie, de mogelijkheid om geologische krachten te beïnvloeden, een sciencefictiongehalte. Het feit dat de mensen van de Stilte organen hebben, sessapinae, die dat mogelijk maakt, maakt het volgens dit argument geen magie. Het tegenargument is dat magie vrijwel altijd een biologische aard heeft in fantasy. De mogelijkheid om magie uit te oefenen wordt meestal via bloedlijnen doorgegeven, wat een biologisch aspect impliceert. Dit is zo sterk ingebed in de trope van magie dat de makers van Avatar: The Last Airbender dat duidelijk moesten maken door een eeneiige tweeling op te voeren in een aflevering waarvan een wel en een niet bending kan. En uiteindelijk door direct in interviews aan te geven dat hun magie bending niet via overerving werkt, maar van spirituele aard is. Wat de Gebroken Aarde bijzonder maakt, is dat het dieper in gaat op de biologische aard van de magie door de sessapinae te introduceren. Dit zegt voor mij meer iets over de kwaliteit en diepgang van de wereldbouw dan onder welk genre we dit werk moeten scharen. Natuurlijk heeft N.K. Jemisin zelf het beslissende woord. In de Obeliskpoort leert Essun’s mentor, Alabaster, haar over de ware aard van haar orogenie, de diepere, machtigere laag die achter haar aannames verscholen zit:

“Hij begint zijn hoofd te schudden, maar grimast als het pijn doet en zucht dan. ’Zij noemden het magie.’”

N.K. Jemisin, Obeliskpoort, hoofdstuk 6

Dit brengt ons wel tot het tweede argument voor sciencefiction: de technologische ontwikkeling heeft niet stilgestaan. Zo hebben de gemeenschappen in de Stilte toegang tot elektriciteit. De technologie en de wetenschap zijn wel gevormd door de omstandigheden in De Stilte. Metallurgie is niet zeer ver gevorderd omdat metaal en aardbevingen vaak niet samengaan. Ook wordt het bestuderen van de hemel, astronomie, afgedaan als ludiek. Het is belangrijker om de wereld onder je voeten te bestuderen. Paard en wagen zijn nog steeds het meest gangbare vervoersmiddel omdat wegen te onbetrouwbaar zijn voor gemotoriseerde voertuigen. Geologie is daarentegen zeer ver gevorderd. Plaattektoniek, bijvoorbeeld, is algemeen geaccepteerd terwijl in de echte geschiedenis deze theorie pas in de tweede helft van de 20ste eeuw algemeen aanvaard werd. Wat nogal wiedes is omdat je in De Stilte mensen hebt die deze processen kunnen voelen. Wat we hier zien is een van de redenen waarom N.K. Jemisin met de Gebroken Aarde de lat voor wereldbouw in fantasy naar een hoger niveau trekt. Er is in fantasy altijd sprake van enige mate van technologische vooruitgang. Zonder redelijk geavanceerde metallurgie kan je geen ridders in glimmend harnas hebben, zonder bogenbouw en andere vergevorderde architectonische ontwikkelingen geen paleizen in gotische stijl. Het is een trope in fantasy dat de technologische ontwikkeling op een arbitrair punt in de geschiedenis wordt stilgezet, zodat de wereld voor altijd vast blijft zitten in een middeleeuwse toestand. Natuurlijk zijn er zat werken die tegen deze trope ingaan, vaak door middel van een soort industriële revolutie met magie. De latere delen van de Schijfwereldserie van Terry Pratchett en de animatieserie The Legend of Korra (het vervolg op het reeds genoemde Avatar: The Last Airbender) zijn slechts twee voorbeelden hiervan. Jemisin gaat verder in deze trend in haar wereldbouw door af te stappen van de aangenomen vanzelfsprekendheid van een industriële revolutie en kritischer te kijken naar hoe techniek en wetenschap (alsmede andere aspecten van haar wereld) zich zouden ontwikkelen in de omstandigheden die ze neerzet. En met de mogelijkheden en beperkingen die haar orogenie de mensheid geeft. Dit is, toegegeven, een sterk sciencefictionachtige manier van wereldbouw, iets waar ik later op terug kom.

Verre toekomst

Het laatste argument dat regelmatig wordt opgevoerd als argument om de Gebroken Aarde onder sciencefiction te scharen, is dat het zich zou afspelen in onze verre toekomst. Voor zover ik kan nagaan komt deze veronderstelling voort uit het feit dat Jemisin het woord Aarde gebruikt voor de wereld waarop het verhaal zich afspeelt. En uit de lijst van Vijfde Seizoenen die ze als appendix heeft opgenomen en een geschiedenis van bijna 10.000 jaar beschrijft. Ik ben echter van mening dat het wel degelijk een secundaire wereld is, om een term van J.R.R. Tolkien te lenen. Dat Jemisin het woord Aarde gebruikt is inderdaad interessant. Het is immers een trope om een fantasywereld een eigen naam mee te geven: Oerth, Abeir-Toril, Krynn, Athas om maar een blik aan Dungeons & Dragons-werelden open te trekken. Het is echter ook niet zo vreemd om af te zien van deze trend. De wereld van Een Lied van IJs en Vuur van George R.R. Martin bijvoorbeeld, heeft geen overkoepelende naam en wordt gewoon ‘wereld’ genoemd. Jemisin gaat hier een stap verder in door haar wereld domweg Aarde te noemen. Maar ik moet toegeven dat de term Aarde bepaalde connotaties heeft, en een daarvan is de planeet waarop wij leven. Er is ook een omschrijving van een gebouw in De Stenen Hemel die doet vermoeden dat het een restant van onze wereld is.

“Ze gaan de hoek om, en dan staat er een dood gebouw voor ons. We blijven allemaal staan en staren ernaar. Er groeit klimop tegen de muren, die gemaakt zijn van een soort rode klei die tot bakstenen is geperst, en ook om sommige van de pilaren, die van marmer zijn. Maar behalve die klimop leeft er níéts aan dat gebouw. Het is gedrongen en laag en gevormd als een rechthoekige doos. We sessen geen hydrostatische druk die de muren ondersteund; er moet gebruik zijn gemaakt van gewicht en chemische ankers om het overeind te houden. De ramen zijn van gewoon glas en metaal en ik zie er geen nematocysten overheen groeien. Niet bepaald veilig dus. De deuren zijn van dood hout, donker roodbruin gewreven en bewerkt met klimoprankmotieven; mooi, verassend genoeg. De treden voor de deur zijn gemaakt van een mat, tanig-wit zand-mengsel. (Eeuwen eerder noemden mensen dat beton.) Het hele ding is schokkend verouderd; maar intact en functioneel, en dus fascinerend in zijn uniekheid.”

N.K. Jemisin, Stenen Hemel, Syl Anagist: Drie.

Dit citaat komt uit een verhaallijn die gaat over de wereld voor het aanbreken van de Vijfde Seizoenen. In deze verhaallijn wordt uitgelegd hoe een vergevorderde beschaving, voor wie magie en technologie hetzelfde was, de woede van de Aarde opwekte en de Vijfde Seizoenen in gang zette. Echter, er staat in datzelfde boek een omschrijving van Jemisin haar Aarde in deze zelfde periode, die niet overeenkomt met de wereld zoals wij die kennen.

“Toen. Dit land, toen, was dríé landen, al liggen die op vrijwel dezelfde positie als dat wat op een dag De Stilte zal worden genoemd.”

N.K. Jemisin, Stenen Hemel, Proloog.

Als we naar de kaart kijken die in de boeken is meegegeven, zie ik niet hoe deze omschrijving kan kloppen met onze Aarde, ook niet met poolverschuivingen zoals beschreven in de lijst met Vijfde Seizoenen. Tenzij het zover in de toekomst is dat de ligging van de continenten is aangepast, wat een periode van miljoenen jaren suggereert tussen onze tijd en de periode beschreven in de citaten hierboven. Dat maakt het bestaan van een modern gebouw echter zeer onwaarschijnlijk.

Ik prefereer dus een secundaire wereld-uitleg, waarbij het ‘moderne’ gebouw iets zegt over de ontwikkeling van die geavanceerde magisch-technologische beschaving. De uitleg dat het in de verre toekomst is, kan ook werken. Dat maakt eigenlijk relatief weinig uit voor deze discussie. Als een verhaal dat ver in de toekomst plaats vindt per definitie sciencefiction is moeten we, bijvoorbeeld, de Shannara Kronieken van Terry Brooks ook als sciencefiction zien. Als we in die trend door gaan, moeten we werken die een alternatief ver verleden plaatsvinden zoals de Conan-verhalen van Robert E. Howard en In de Ban van de Ring van J.R.R. Tolkien dan onder alternatieve geschiedenis gaan scharen?

Uitgeversgenre en genredialoog

Tot zover waarom ik denk dat de Gebroken Aarde-trilogie geen sciencefiction is. Maar waarom is het dan specifiek deel van het fantasygenre? Om dit te kunnen beantwoorden moeten we kort stilstaan bij wat, in mijn optiek, genre is. Er zijn grofweg gesproken twee manieren waarop we genre kunnen bekijken. Zo is genre voor een groot deel een marketingcategorie. Het geeft aan op welke plank in de boekenwinkel het boek wordt neergezet. Welke doelgroep de uitgever voor ogen heeft voor het boek. Dit genre wordt door het marketingteam van de uitgever bepaald, niet door de auteur. Zo werd De Goede Zoon van Rob van Essen als literaire roman in de markt gebracht terwijl Van Essen het zelf wilde profileren als ‘autobiografische sciencefiction’ (Trouw, 11 mei 2019). Wat dit betreft is het antwoord op het genrevraagstuk van De Gebroken Aarde makkelijk. Uitgeverij Orbit zet het als fantasy in de markt.

Maar genre is niet alleen die marketingcategorie. We kunnen genre ook zien over een discours over ideeën, over tropes. Tropes, terugkerende concepten en thema’s, worden door verschillende auteurs gewikt en gewogen, van alle kanten belicht, ontmanteld en in vreemde vormen weer in elkaar gezet. Dus, als we willen weten onder welk genre we De Gebroken Aarde trilogie moeten plaatsen, kunnen we ons ook afvragen met welk werken binnen het fantastische genre Jemisin met haar trilogie in discours is. Hierboven heb ik al beargumenteerd dat deze boeken het gesprek aangaan met fantasy-werken en daar, in feite, argumenten vanuit de sciencefiction voor gebruikt. Wat deze discussie vertroebelt is dat er een aantal tropes zijn die zowel in sciencefiction als fantasy voorkomen. Zo is er de trope van de vervolging van mensen met speciale gaven. Deze trope komt regelmatig voor in zowel fantasy als sciencefiction. In sciencefiction zien we dit, bijvoorbeeld, in het Psi Corps van de SF-serie Babylon 5. Ook in superheldenverhalen komt dit vaak voor, zo draaien de X-Men-strips en -films om dit idee. Maar we zien ook in fantasy vaak dat magie en de mensen die er gebruik van kunnen maken met angst worden bejegend in hun samenleving. We zien dit in bekende werken als A Song of Ice and Fire van George R.R. Martin en rollenspelwerelden als Dark Sun, tot de wereld van de tabletop wargame Warhammer Fantasy. Dus met welke genres is Jemisin door het verkennen van deze trope in gesprek? Jemisin is vrij stellig in het antwoord op deze vraag:

“::mild grumble:: Have been told there’s a theory out there that the Fulcrum in the Broken Earth was inspired by Babylon 5’s Psi Corps. NO! I hated B5, damn low-rent DS9 wannabe. (Liked it better later, but anyway.) I was inspired by *Dragon Age.* Get your nerd links right!”

N.K. Jemisin, Twitter, 11 september 2019

N.K. Jemisin heeft het idee van het Fulcrum en de Hoeders vrijwel linea recta overgenomen van de fantasy-computerspelreeks Dragon Age. Daar heb je in plaats van het Fulcrum en de Hoeders de Cirkel en Tempeliers, maar het concept is vrijwel hetzelfde. De makers van Dragon Age hebben zich weer laten inspireren door de manier waarop in Warhammer Fantasy met magiërs werd omgegaan, wat weer een gevolg is van een magiesysteem dat geïnspireerd is door de werken van Michael Moorcock. Jemisin neemt dus deel aan een dialoog die al decennia gaande is in het fantasygenre. Of om haar eigen woorden te gebruiken:

“What I think to some degree what I’m trying to engage with is that fantasy tendency to try and justify oppression. You see it again and again in fantasy that this one group of people over here are mistreated, but there’s a ‘good reason’ for it.“

Dit is ook geen unieke ingeving. Als je beseft dat de hoofdschrijver van de eerste drie Dragon Age spellen, David Gaider, een openlijk homoseksuele man is dan besef je al snel dat ook Dragon Age al kritiek levert op deze trope van ‘vervolging om goede redenen’. Jemisin koppelt deze kritiek echter op weergaloze manier aan het vraagstuk van systemisch racisme in de samenleving.

De toekomst van fantasy

Als je zover ben gekomen in mijn betoog, dan zal je je wel afvragen waarom dit zo belangrijk voor mij is. Immers, een belangrijke trend binnen de SFF-literatuur de afgelopen jaren is juist genremenging. Er is altijd sprake geweest van genremenging, natuurlijk, maar het is de laatste tijd weer in opkomst. Goede voorbeelden zijn de Machineries of Empire-trilogie van Yoon Ha Lee, Empress of Forever van Max Gladstone en Gideon the Ninth van Tamsyn Muir. We kunnen zeggen dat De Gebroken Aarde hier ook een voorbeeld van is door de manier waarop Jemisin een sciencefictionachtige wereldbouw-aanpak gebruikt in haar werk.  Zoals zij in het dankwoord van Het Vijfde Seizoen schrijft: “Deze fantasyroman is deels geboren in de ruimte.” Wat maakt het dan uit welk genre het is?

Bonsaiboom

Enkele jaren terug gaf fantasyauteur Brandon Sanderson een reeks lezingen waarin hij onder andere betoogde dat fantasy nog heel veel onontgonnen terrein heeft. De wonderlijke werelden die in het fantasygenre gecreëerd worden, bieden de mogelijkheid om bekende verhalen in een nieuw daglicht te zien. Ieder verhaal is al verteld, wordt wel eens gezegd. Het is juist fantasy dat ons als geen ander de mogelijkheid geeft om die verhalen via deze magische werelden in een andere context te plaatsen, door de regels van de wereld zo te veranderen dat ze thema’s verscherpen en verhaallijnen kracht bij zetten. En dat is precies wat we zien bij De Gebroken Aarde. Hier wordt een fantasywereld gebruikt om een prachtig en vreselijk verhaal te vertellen over de invloed van systemisch racisme op de relatie tussen een moeder en dochter. Jemisin laat ons hiermee ons zien wat racisme doet met mensen, met samenlevingen en hoe het een gebroken wereld achterlaat. Deze boeken laten zien wat de kracht is van fantasy als genre. Door het onder sciencefiction te scharen zeg je in feite dat fantasy (en secundaire wereld fantasy in het bijzonder), niet meer kan zijn dan verhalen over queesten en helden, over draken en elfen of corrupte adel in pseudo-middeleeuwse werelden. Dan maak je van fantasy een bonsaiboom; een mooi boompje wellicht, maar gesnoeid op het moment dat het een onverwachte kant op groeit. Ik wil juist zien wat er voor moois uit voort kan komen als we het fantasy-genre laten groeien en bloeien in alle richtingen waar het maar wil. Door de fantasy-wortels van De Gebroken Aarde te erkennen, geven we toekomstige fantasyverhalen de ruimte die daarvoor nodig is.

Dit artikel, door Eddie A. van Dijk, is eerder verschenen in HSF (2020/1).

http://nkjemisin.com/books/the-fifth-season/the-broken-earth-sample-first-chapter/

Als het bloedt – Stephen King

King-Als-het-bloedt.jpg

Als het bloedt – Stephen King (DIV)
Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam (2020)
409 pagina’s, € 24,99
Oorspr.: If It Bleeds (Hodder & Stoughton) – 2020)
Vertaling: Annemarie Lodewijk
Omslag: Will Staehle / Unusual Corporation (Bewerkt door DPS Design & Prepress Studio)/Valik/Shutterstock

Eenieder, of het nu vrienden of vijanden van de schrijver zijn, zal moeten toegeven dat Stephen King bij leven al een legende is. Echt een vijand van hem zijn… dat kan ik me welhaast ook niet voorstellen. Hij heeft inmiddels dermate veel titels in alle mogelijke genres op zijn naam staan, dat er altijd wel iets tussen zou moeten zitten wat wel je smaak is. Persoonlijk heb ik wel een zwak voor King, ofschoon ik ook niet alles even mooi vind. Voor mijzelf springt er bijvoorbeeld ’22-11-1963’ als roman er heel erg uit en een van zijn mooiste korte (nou ja… kort) verhalen vind ik wel: ‘The Things They Left Behind’, een verhaal over de naweeën van 09-11. Dat vond ik een heel erg ontroerend verhaal. Ik heb echt ook niet alles van Stephen King gelezen. De verhalen die verfilmd waren en waarvan vrijwel meteen een filmische versie te aanschouwen was, heb ik als boek overgeslagen en ook een paar van zijn laatste boeken zoals ‘Het Instituut’ en ‘De Buitenstaander, staan beiden wel op mijn ‘To-Do’ lijstje, maar heb ik niet aangevraagd als recensie exemplaar. Ze waren te volumineus. Beiden tellen een kleine zeshonderd pagina’s en dat betekent in mijn normale leestempo dat ik er een kleine twee weken voor uit zou moet trekken. Dat is met mijn normale leesachterstaand van recensieboeken geen optie. Dus… hoe jammer ook… toch maar op mijn schier oneindige To-Do lijst gezet.
Ik was dus heel erg blij toen ‘Als het bloedt’ aangekondigd werd en dat ik hem, na aanvraag, ook toegewezen kreeg. Meestal zijn de leesexemplaren van Stephen King snel vergeven. Waarom was ik er blij mee? Wel… omdat het maar een dikke vierhonderd pagina’s dik was en dat het bestond uit een viertal novelles. Dat was te doen. Eigenlijk kan ik kort zijn over ‘Als het bloedt’. Het is een prachtige bundel met een gevarieerd aanbod van verhalen. Dit zou meer dan beschrijving genoeg zijn, ware het niet dat ik er zelf toch ook nog wel wat meer over zou willen vertellen.
Het eerste verhaal ‘De telefoon van meneer Harrigan’ vond ik meteen (zelfs zonder de andere drie gelezen te hebben (en erna ook nog)) het beste. Het sprak me meteen aan. Criag doet in zijn jeugd hand-en spandiensten voor de rijke (miljardair) meneer Harrigan. Elk jaar, met Valentijn, met zijn verjaardag, met Thanksgiving en met kerstmis, kreeg hij een kaart van zijn werkgever met een kraslot van één dollar. Als hij eens met zijn lot drieduizend dollar wint, hoeft Craig geen tweemaal na te denken en koopt hij een mobiele telefoon voor meneer Harrigan die, ondanks zijn vele geld, er niet over peinst zelf een dergelijk apparaat aan te schaffen. Uiteindelijk ziet hij er het voordeel van in (sneller kunnen reageren op stijging en daling van de beurskoersen) en begint het apparaat te gebruiken. Als meneer Harrigan onverwacht overlijd stort de wereld voor Craig in en bij zijn begrafenis steekt hij de mobiele telefoon in de binnenzak van het jasje van meneer Harrigan. Zoekend naar troost blijft hij hem bellen en zijn voicemail inspreken. Op een dag vertelt Craig hem dat hij op school wordt gepest en dan… pracht verhaal dat ik kan blijven lezen en herlezen.
Het tweede verhaal ‘Het leven van Chuck’ vind ik persoonlijk het minste verhaal uit deze bundel, hoewel ik aan het einde van het verhaal verrast werd door de twist die ik absoluut niet aan zag komen.
Het derde verhaal is het titelverhaal ‘Als het bloedt’. Je zou het zomaar een korte roman kunnen noemen. Holly Gibney is van oorsprong een bijfiguur uit de Bill Hodges trilogie (Mr. Mercedes etc.) en later ook in ‘De outsider’. Nu dus in ‘Als het bloedt’ is ze de hoofdpersoon die de aanslag op een basisschool probeert te doorgronden. Het verhaal is licht futuristisch en begint in december 2020.
Het laatste verhaal ‘Rat’ gaat over een schrijver die zich afsluit van zijn gezin en de buitenwereld om een nieuw dat hij in zijn hoofd heeft, te kunnen schrijven. Terwijl hij in de afgelegen hut van zijn vader werkt verschijnt er een mysterieuze rat die, tegen een prijs, aanbiedt om de schrijver te helpen met zijn verhaal.

Alle verhalen zijn juweeltjes. Het lijkt Stephen King geen enkele moeite meer te kosten een verhaal te schrijven. Maar wat wil je… als je er al zoveel op je naam hebt! Ik kan niet anders zeggen dan: Aanschaffen en lezen!!!

Jos Lexmond

Theo Barkel – De wraak van Naírghan

Wraak-van-Nairghan.jpg

Theo Barkel – De wraak van Naírghan (FA)
Het Chagrijnige Slagzwaard, deel II
Uitgeverij Macc, Rijen (2020)
220 pagina’s; prijs 16.95
Omslag: Maarten de Bruin

Als je het nuchter bekijkt, dan is Theo Barkel misschien wel vijf jaar bezig geweest om het vervolg op ‘Het Chagrijnige Slagzwaard’ te schrijven. Dit vervolg werd in ieder geval al min of meer aangekondigd in dat eerste deel. Nou kan het niet anders zijn, dan dat Theo zich met zoveel dingen doende was dat hij zich maar met mondjesmaat met ‘De wraak van Naírghan’ bezig kon houden. Als je alleen al naar de boeken kijkt die bij Uitgeverij Macc verschenen de laatste vijf jaar, dan kan je niet anders doen dan dat beamen. Je zou zelfs kunnen zeggen dat het nog knap is dat hij ‘De wraak van Naírghan überhaupt heeft kunnen schrijven en produceren.

Het verhaal dan! Dat begint waar ‘Het Chagrijnige Slagzwaard’ ophield, of… je mag natuurlijk ook zeggen dat het daarna doorgaat.

Naírghan, de broer van Miurghan de Magiër en dus uiteraard ook de zoon van de Woudheks, is ontsnapt uit zijn gevangenis in de Onbeschreven Zuilen in het hart van Conrithar, het buurland van Potanesië. Waarom Naírghan daar precies was opgesloten is niet vermeld (jammer, vind ik dat wel), daar komen we misschien later nog eens achter, maar het was noodzakelijk geweest om Naírghan vast te zetten in ketens die Miurghan en Myhre samen gesmeed hadden. Nu is hij dus ontsnapt en verscheen op de huwelijksplechtigheid van Hiram en Lavina in een geluidloze explosie van licht. Met een grijns naar Miurghan en zijn moeder griste hij de broer van het Chagrijnige Slagzwaard uit het zand en verdween na een overdreven buiging weer in het niets, Miurghan en zijn moeder geschokt achterlatend. Om de confrontatie met Naírghan in Conrinthar aan te gaan, vertrekt Hiram, samen met Miurghan, Myrhe, Kamar en Sira voor hun queeste. Uiteraard, zou ik haast zeggen, is dat niet de enige verhaallijn. Er is nog een mysterieuze vreemdeling in Potanesië, die zijn eigen plan volgt, er duiken oude vijanden op. Chaos en burgeroorlog lijken imminent en onafwendbaar en dan verschijnt ook nog eens Cromag Non, de barbaar, op het toneel.

Dan heb je alle elementen wel verzameld die weer leiden tot het even zo hilarische vervolg op ‘Het Chagrijnige Slagzwaard’, waarin weer van alles gebeurt wat je niet verwacht en die vervolgens alle verwachtingen weer waarmaakt. Sir Anrith Kommurgal, of Harry, of Cas (van Casanova) brengt, net zoals in deel een, als het Chagrijnige Slagzwaard weer leven in de brouwerij en maakt het lezen van ‘De wraak van Naírghan’ tot dolle pret.

Ik mag, nee… ik moet, alweer zeggen dat ik van dit tweede deel genoten heb en ik zou het geen straf vinden, om nog eens een derde deel (of vierde deel) onder ogen te krijgen. Ik geloof ook niet dat Theo er al helemaal klaar mee is. Ook als je het nawoord leest, krijg je absoluut die indruk niet. Hij zegt zelf: “Feit is dat het Slagzwaard in mijn hart is gegroeid en dat er behoorlijk veel van mezelf in zit. Nooit verwacht dat ik zoveel plezier zou beleven aan het schrijven van een Fantasyroman. Maar… wel zonder kaartje!”
Nou… een kaartje heb ik ook niet echt gemist. Nog even dit… ondanks dat het aantal pagina’s ongeveer hetzelfde is van deel een en deel twee, is de dikte van het boek met ongeveer de helft afgenomen. Dat is wat innovatie in vijf jaar tijd gedaan heeft. Ik kan de papierbesparing alleen maar toejuichen. Zo is er zeker, op dat gebied, ruimte voor een derde deel (wishfull thinking).

Jos Lexmond

Alle tijd van de wereld – Jeroen Syns

Alle-tijd-van-de-wereld.jpg

Alle tijd van de wereld – Jeroen Syns (SF)
Jon Sneyers (Eigen Beheer) – (2020)
369 pagina’s; prijs 20,00
Omslag: Els Dooghe – Wall Art Els

Normaal gesproken ben ik nogal huiverig voor een boek van een ‘Out of the Blue’ schrijver. Een aantal keren kreeg ik een partij bagger in mijn handen geduwd, waarvan ik eigenlijk niets wist te maken. Daar ik ook normaal gesproken alles toch wel positief wil benaderen en de producent van de bagger niet in de put wilde schoppen (gevolgd door de bagger), maar toch ook wil vertellen dat hij/zij beter op kon houden met schrijven en beter postzegels kon gaan verzamelen oid, zat ik dus telkens met een probleem. Hoe vertel je zoiets zonder dat je ervoor zorgt dat die persoon de allerhoogste tak in de allerhoogste boom op gaat zoeken. Gelukkig had ik dat probleem niet bij Jeroen Syns. Integendeel zou ik haast zeggen. ‘Alle tijd van de wereld’ is een boeiend verhaal dat goed verteld wordt. Ik denk ook dat er zomaar een nieuw subgenre geboren is. Dystoporno of misschien: Pornopunk. Natuurlijk is een zekere mate van erotiek niet vreemd in de fantastische lektuur. Ik denk daarbij meteen aan ‘Het menselijk monster’ van Julien C. Raasveld, of de beide ‘Herald Childe’ (‘De beeltenis van het beest’ en ‘De belustheid van het beest’, het laatste deel ‘Traitor to the Living’ is onvertaald gebleven) boeken van Fhilip Jose Farmer, of ‘Erotische sprookjes uit Rusland’ en ‘Erotische sprookjes uit Noorwegen’. Er zullen er ongetwijfeld meer zijn, maar deze springen meteen op in mijn hoofd.

Hoe dan ook… ‘Alle tijd van de wereld’ is het verhaal van Peisninoë’. Ze heeft een gave waarmee ze elke man kan doen klaarkomen in vijf seconden. Letterlijk. Als zij het wou, kreeg elke man in haar omgeving een oncontroleerbare zwelling in de broek. Zelfs als ze haar nog niet gezien hadden. Dat is natuurlijk heel erg gemakkelijk als je de omgeving wilt controleren en manipuleren. Zo hoeft een man maar te zeggen: “Kijk naar mij. Vergeet alles. Doe wat ik zeg. Wordt ultrageil. Kom klaar. Wordt verslaafd aan mij. Kom nog eens klaar. Laat je gaan. Nee, dit is geen droom. Geef al je aandacht aan mij. Doe wat ik zeg. Goed zo. Doe alles wat ik zeg. Brave jongen. Kom nog maar eens lekker klaar. Morgen misschien nog eens. Als je braaf bent.” Mannen waren als was in haar handen. In de liefde heeft Peisninoë minder gelukt. Als ze Jason leert kennen, sleept hij haar mee in een megalomaan plan om de toekomst van de mensheid te verzekeren.

Het verhaal wordt hoofdstuksgewijs vertelt vanuit het voortschrijdende heden van Peisninoë en vanuit de verre toekomst. Op de achterflap staat dat de roman het langverwachte bastaardkind is van Asimov en Nabokov’s Lolita. De analogie met Asimov kan ik wel zien. R. Daneel Olivaw en R. Giskard Reventlov reizen lineair door de tijd en geven de mensheid sturing en dergelijke om de mensheid uiteindelijk tot de Foundation te brengen. Peisninoë reist ook lineair door de tijd (door gebruikmaking van snelle invriestechnieken) om belangrijke mensen te beïnvloeden en aldus Jason’s megalomane rijk werkelijkheid te doen worden. Over Lolita kan ik amper tot niet oordelen.

Eigenlijk heb ik maar twee problemen met ‘Alle tijd van de wereld’. Ten eerste denk ik niet dat de Vlaamse termen, die veelvuldig gebruikt worden, tot veel begrip zullen leiden in Nederland. Zelf woon ik in Noord-Brabant en heb er niet zoveel moeite mee. Ik vind het soms bij tijd en wijle wel vermakelijk. Maar het aantal keren dat ik: ‘het verdiep’ las in plaats van: ‘de verdieping’ werd uiteindelijk steeds minder vermakelijk. Ik zou toch zeker kiezen voor ABN bij een volgend boek. Met “Dit meesterwerk van Jeroen Syns” op de achterflap, had ik beduidend meer moeite. Ik weet niet wie dit geschreven heeft, maar als het de schrijver zelf was, dan vind ik dat nogal aanmatigend. Of het een meesterwerk is of niet, maken wij lezers wel uit. Mocht het een quote van iemand anders zijn… zet het er dan bij wie het gezegd heeft, want anders slaat de verdenking van aanmatiging toch weer terug op de schrijver zelf!

Of dergelijke porno nou iets is waar ik op zat te wachten… ik weet het niet. Maar het stoorde me ook niet echt. Het verhaal zelf echter… boeide me wel. Ik had in eerste instantie een beetje moeite met wisseling van de hoofdstukken en kreeg pas later door hoe alles in elkaar zat qua heden en toekomst. Maar ook dat was niet echt storend. Ik vond dat ‘Alle tijd van de wereld’ knap geschreven voor een debuut en wil graag Jeroen Syns verder verkennen.

Jos Lexmond

Theo Barkel – Het Chagrijnige Slagzwaard

Chagrijnig-Slagzwaard.jpg

Theo Barkel – Het Chagrijnige Slagzwaard (FA)
Uitgeverij Macc, Rijen (2015)
211 pagina’s; prijs 15.95
Omslag: Bar Productions

Waarom ik destijds ‘Het Chagrijnige Slagzwaard’ niet ter recensie had aangevraagd… Joost mag het weten. Maar verwacht ook geen wonderen van Joost, hij zal het hoogstwaarschijnlijk ook niet weten. De meest plausibele verklaring is waarschijnlijk dat ik destijds, net zoals eigenlijk altijd wel, tegen een chronische achterstand van nog te lezen recensieboeken en nog te schrijven recensies aankeek en aangezien Fantasy mijn minst favoriete genre binnen de fantastische lectuur is, zal ik het dus aan me voorbij hebben laten gaan. En dat is natuurlijk mijn eigen gemis geweest. Nu heb ik dus de kans om het in te halen. Theo benaderde me of ik interesse had in zijn tweede deel en gelukkig had ik wat ademruimte (wat wilde zeggen dat de stapel nog te lezen recensie boeken redelijk afgenomen was) en heb ik meteen: “Ja” gezegd. Theo was zo vriendelijk om het eerste deel eraan toe te voegen zodat ik daar ook kennis van kon nemen en aldus niet onvoorbereid aan het tweede deel behoefde te beginnen. Waarvoor dank natuurlijk. En bij dezen dan mijn reactie in de vorm van een recensie. Alsnog, dus…

Miurghan de Magiër krijgt de opdracht van koning Sinda om een onoverwinnelijk magisch zwaard te creeëren. Hij twijfelt omdat zo’n soort zwaard het machtsevenwicht wat er is tussen Garma- Potanesië en Sinda-Potanesië dusdanig zou kunnen verstoren. Maar de zak met gouden munten en vooral niet koning Sinda tegen het harnas te willen jagen geven de doorslag en hij smeed het magische zwaard. Miurghan heeft een plannetje om de macht van het zwaard te beperken. Maar natuurlijk gaat er wat mis met de toverspreuk en het magische zwaard kan spreken en is niet blij met het feit dat hij door Miurghan gecreëerd is. Op zijn best kan je zeggen dat hij zeer chagrijnig overkomt. Op het moment dat Miurghan zijn fout wil proberen te herstellen, wordt de tovenaar ontdekt door een draak die hij zijn vuur heeft afgenomen en vervangen heeft door water, zodat de draak nu ijskoud water spuwt. Miurghan wordt gedwongen te vluchten en het zwaard achter te laten. De draak krijgt het aan de stok met het zwaard en gaat er uiteindelijk vandoor omdat hij het met woorden niet kan winnen van het magische zwaard en laat het zwaard vloekend en scheldend achter tot het in slaap valt.
Hiram een boerenknaap van amper zestien jaar oud, heeft de koe van zijn vader laten verdrinken in de sloot en wordt door zijn vader rigoureus de deur uitgezet. Hij kan pas terugkeren als hij de koe kan betalen, met rente. Hij besluit zijn geluk te zoeken aan het hof van de koning, niet wetende dat deze een toernooi heeft uitgeschreven, waarbij de hand van prinses Simané de hoofdprijs is. Op weg naar het paleis vindt hij het zwaard en dat is het begin van grootse en vooral grappige avonturen.

‘Het Chagrijnige Slagzwaard’ is met de nodige humor geschreven en vooral het zwaard zelf is soms hilarisch te noemen. Het verhaal zit vol vondsten en meer dan terecht wordt Theo Barkel door sommigen vergeleken met Terry Pratchett. Persoonlijk vind ik dat Theo Barkel toch meer een eigen unieke stijl heeft en eigenlijk met niemand anders vergeleken kan worden dan met zichzelf. Sommige vondsten in het verhaal zijn geweldig en laten je al lezend grinniken. Het enige dat je nog wilt na lezing van ‘Het Chagrijnige Slagzwaard’ is gewoon een net zo leuk vervolg. En die wens is reeds vervuld. ‘De wraak van Nairghan’ is het tweede deel en is via de webshop van Uitgeverij Macc te koop. Kortelings de recensie daarvan op deze site!

Jos Lexmond

Vruchteloos – Bes Ceyssens

Vruchteloos.jpg

Vruchteloos – Bes Ceyssens (YSF)
Clavis Uitgeverij, Hasselt – Amsterdam – New York (2020)
Young Adult
259 pagina’s; prijs 17,95
Omslag: Studio Clavis

Het debuut van Bes Ceyssens ‘De laatste dans’ was me goed bevallen dus ik was heel erg benieuwd naar haar volgende roman, maar ik vrees te moeten zeggen dat me dat nogal tegenviel. SF is toch weer wat anders dan horror. Het lijkt erop dat de schrijfster het belang van het verhaal boven de wereld verkoos en juist wereldopbouw is zo belangrijk in de SF. Je kunt van alles bedenken, maar het moet wel logisch zijn en kloppen. Laat ik even schetsen hoe haar toekomst eruit ziet. In 2090 is de overbevolking op haar hoogtepunt en de overheid (wereldregering?) besluit dat er iets in het drinkwater gedaan moet worden waardoor de mensen met bloedgroep AB onvruchtbaar worden. Maar er gaat iets fout en zowat iedereen, op een kleine groep mutanten na, wordt onvruchtbaar. Tachtig jaar later is de wereld een dorre en steeds leger wordende wereld, waarin de overheid de jongeren in centra plaatst en dwingt zich voort te planten. Tot zover niets mis mee.
Als je als schrijver naar een toekomst kijkt die 150 jaar na nu ligt, dan is het handig om eerst eens 150 jaar terug te kijken, een van de bewoners uit 1870 mee te nemen naar 2020, die los te laten en kijken wat er gebeurt. Die weet natuurlijk niet wat die ziet. Auto’s, vliegtuigen, raketten, drones, mobiele telefoons en weet ik niet wat meer. Verplaats dan je zelf naar 2170 en verzin waar jij ondersteboven van zou zijn. Ik kan van alles verzinnen, maar daar gaat het nu niet om. Als ik terecht zou komen in de wereld van ‘Vruchteloos’ zou ik een lege en vervallen wereld zien met als enige gadget een BT. Er wordt niet uitgelegd wat dat voor een ding is, maar als ik zou mogen raden: een beeldtelefoon? Wow… hebben we nu al. Een 5D huisbioscoop? Hebben we blijkbaar ook al. En dan hebben we de technische ontwikkelingen wel gehad.
Iets anders. Op een gegeven moment is hoofdpersoon Ava nogal geschokt over de term IVF. Nou kan ik me voorstellen dat in 2090, op het hoogtepunt van de overbevolking, dat een heel erg vieze afkorting was. Maar als de wereld welhaast uitgestorven is, zou je denken dat alle mogelijke technieken uit de kast gehaald zouden worden om het geboortecijfer zo hoog mogelijk op te krikken. Maar nee, we doen gewoon jongen-meisje seks en hopen maar dat er wat van komt. Geen IVF, klonen, biologische robots, geen Turing, (zoals Guido Eekhout ze opvoerde in Enigma), mens/dier mengwezens, of wat dan ook… niets van dat alles.
En hoe staat het trouwens met de klimaatverandering, beschikbaarheid van grondstoffen, vervuiling? Waarom zijn we niet in de ruimte, koloniseren we de Maan, Mars en de manen van de buitenplaneten niet. Of waarom terravormen we Venus niet, om maar eens wat anders te noemen? Welnu… dat soort dingen.

Al het bovenstaande buiten beschouwing gelaten, blijft alleen het verhaal over. En dat, moet ik eerlijk toegeven, is in de gegeven omstandigheden best te pruimen. Er zit een verhaal in dat jongvolwassenen best eens zou kunnen raken. Het zou zelfs zo maar kunnen zijn dat zij het bovenvermelde niet missen in het verhaal en het zo kunnen accepteren. Maar ik niet helaas. Ik vind dat een verhaal rammelt als de wereld rammelt. Het een kan niet los gezien worden van het ander en aldus vind ik het een gemiste kans.
Er staat alweer een nieuw boek van Bes Ceyssens op stapel: ‘Avondrood’. Het ziet ernaar uit dat het een historisch boek wordt voor jongvolwassenen.  Iets wat mooi is. De wereld is dan al een bestaande en hoeft niet verzonnen te worden.

Jos Lexmond

Jack Vance – Het masker van huid

Het-masker-van-huid.jpg

Jack Vance – Het masker van huid – 144p.
Spatterlight, Amstelveen (2020) € 19,58
Het verzameld werk van Jack Vance 14
(Oorspronkelijk verschenen onder het pseudoniem Peter Held: Take My Face, Mystery House, New York – 1957)
Vertaling: Arjen Broeze
Omslagontwerp & Illustratie: Howard Kistler
Verkrijgbaar via Amazon

Altijd leuk, een Vance die geen SF of Fantasy is. Maar hoe zullen we dit werkje eens noemen? In de ‘Over de schrijver’ achterin ‘Het masker van huid’ (overigens in alle boeken) staat de term mysteryromans, en dat is misschien wel een goeie, al zouden we het tegenwoordig misschien wel een etiketje ‘thriller’ op plakken. Maar laten we het maar op mysterieroman houden, dat lijkt me wel gepast. Van nature ben ik wel nieuwsgierig aangelegd, dus ik heb Peter Held, onder welk pseudoniem dit boek geschreven is, eens gegoogeld. Maar veel meer dan de titel ‘Take My Face’ is er niet te vinden, dus daar was ik zo klaar mee. Dus dan maar over naar de orde van de dag. Wat natuurlijk ‘Het masker van huid’ is, deze keer.

Robert Struve is een jongen van dertien jaar oud. Hij leest graag stripboeken, draagt een spijkerbroek en sporthemden en woont in San Giorgio, Californië. Zijn vader Bradley is onverwacht overleden en woont samen met zijn moeder, Elsbeth, in het bovenste gedeelte van een duplexwoning. Robert werd, na de dood van zijn vader, de man in huis. Om zijn moeder te steunen kocht hij, van zijn eerst verdiende opbrengst met zijn baantje als krantenbezorger, een fiets en droeg daarna de verdiensten van zijn baantje af aan zijn moeder die het, zoals zij het noemde, in een studiefonds stopte. Ook Carr Pendry had een baantje als krantenbezorger. Zijn vader was de uitgever van de San Giorgo Herald-Republican en vond dat Carr gewoon van onder af aan moest beginnen. Carr was een jaar ouder dan Robert, had een nieuwe scooter, waarop hij Robert af en toe liet rijden. Op dat soort dagen bezorgde Robert niet alleen zijn eigen kranten, maar ook die van Carr. Op een kwade dag scheurde de Cadillac van Darrell Howard, met de achtjarige Julie Howard tussen de benen van haar vader gezeten en die hij wel meer liet sturen, door de straat en ramde Roberts Scooter. De scooter tuimelde in een afwateringsgreppel. Robert raakte het beton en er stroomde benzine over hem heen, die vlam vatte. Robert is verminkt voor het leven. Hij wordt het dorpsmonster en wordt door iedereen gemeden als de pest. Hooguit om een geintje uit te halen wordt hij nog wel eens op een schoolfeestje uitgenodigd, maar voor de rest is zijn leven een hel aan het worden. Het incident met de aanrijding en de gevolgen daarvan blijven als een rode draad door het verhaal lopen. Als Robert na een incident door de rechter naar het Las Lomas detentiecentrum gestuurd wordt, wordt hij langzaam maar zeker door de gemeenschap waar hij eerst deel van uitmaakte vergeten. Maar jaren later is er een moordenaar actief in de streek. De slachtoffers worden met een verminkt gezicht aangetroffen. Opengesneden, precies waar Robert Struve zijn vreselijke littekens had. Toeval, of toch niet?

‘Het masker van huid’ is een echte Vance en ondanks dat het al in 1957 uitgegeven is, nog prima leesbaar. Je moet even over de dingen uit die tijd heenstappen, al hebben die ook nog wel zijn charmes, maar dan is het een prima verhaal, waar je een paar genoeglijke uurtjes kunt besteden.

Jos Lexmond

Vals geluk – Steven James

Vals-geluk.jpg

Vals geluk – Steven James (SF)
KokBoekencentrum Uitgevers, Utrecht (2020)
349 pagina’s; prijs 22,99
Oorspr.: Synapse – (Thomas Nelson, Nashville, Tennesee – 2019)
Vertaling: Willem Keesmaat
Omslag: Studio Jan de Boer

Steven James is niet zo heel erg bekend als SF schrijver, toch heeft hij buiten ‘Vals geluk’, nog een tweetal boeken op zijn naam staan waar behoorlijk wat SF elementen inzitten en wel de twee titels in de Jevin Banks reeks: ‘Placebo’ en ‘Upgrade’. Nu waagde hij zich aan een dystopische thriller zoals op de omslag staat en daar kan ik het wel mee eens zijn, maar daarover straks meer. Als je boeken van Uitgeverij Kok leest dan kan je verwachten dat je soms levensbeschouwelijke issues voorgeschoteld krijgt. Zelf ben ik katholiek opgevoed, maar heb daar op mijn twaalfde, met toestemming van mijn ouders, afstand van genomen. Ik had me behoorlijk in de wereldgodsdiensten verdiept. De Bijbel gelezen, de Koran en Boeddhistische teksten en wat allemaal dies meer zij en besloot dat het allemaal niets voor mij was en besloot verder als agnost door het leven te gaan. Dat is me tot nu nog steeds goed bevallen en ik zal daar ook niets meer aan veranderen.

Maar dan wordt je met een boek als dit geconfronteerd. Met het verhaal is absoluut niets mis, dat moet meteen en met nadruk gezegd worden, maar… er is altijd een maar. Het geloof komt nogal eens om de hoek kijken en is niet te negeren. Het is geen probleem als er zo nu en dan eens wat voorbij komt, maar de hoeveelheid verwijzingen… dat had wat mij betreft wel wat (behoorlijk wat) minder gekund. Ik wil een SF verhaal, dystopisch of niet en niet nogmaals bekeerd worden. Maar goed… dat gezegd hebbende… wil ik zeggen dat James een prima, en goed doordachte, toekomstige wereld geschapen heeft. We zijn ongeveer dertig jaar in de toekomst. Kunstmatige intelligentie heeft een onuitwisbare plaats ingenomen in onze levens en naast de mensen leven we nu met Artificials, zeer geavanceerde robots die zo maar voor echte mensen door kunnen gaan.

Kestrel Hathaway is een dominee van de Methodistische Kerk en het verhaal opent met het trieste verhaal dat ze een baby krijgt die dood geboren wordt. De baby was meer dan gewenst. Als ze zich klaarmaakt om uit het ziekenhuis te vertrekken ontvangt ze bezoek van een vertegenwoordiger van Terabyne Design. Het is de gewoonte bij dat bedrijf dat ze aan mensen, die net een dierbare verloren hebben, een Artificial tegen gereduceerde kosten aanbieden, zodat die Artificial steun en troost kan bieden. Het zou een kleine robotbaby kunnen zijn, die zo levensecht was dat je er eng van wordt. Kestrel weigert de Artificial en ontvangt een bericht van haar broer Trevor in Seattle, waar ze geen contact mee onderhoudt, die het nieuws via de feed, ter ore (of liever ter oge) was gekomen en zegt dat hij haar iets stuurt en dat het de volgende dag afgegeven zal worden. Op weg naar huis is ze getuige van een aanslag van Puristen, een verzetsbeweging die zich een doel gesteld heeft technische ontwikkelingen te stoppen en de verdere productie van Artificials uit te bannen, en probeert ze hulp te bieden aan de zwaar verbrande slachtoffers. Uiteindelijk komt ze thuis aan en krijgt de volgende dag heb pakketje van haar broer: een Artificial. In eerste instantie weigert ze hem, maar uiteindelijk geeft ze Jordan (de Artificial) een kans. Na de aanslag wordt ze meegesleurd in wereld van samenzweringen en leugens, die ze samen met Jordan probeert te ontmaskeren.

Zoals gezegd… een meer dan prima wereldopbouw, waar je meteen in geloofd en ook het verhaal is meer dan prima en spannend bij tijd en wijle. Volop filosofische overwegingen, maar dat kan helemaal geen kwaad. Het enige nadeel… dat heb ik al genoemd.

Jos Lexmond