Lockdown – Peter May

Lockdown.jpg

Lockdown – Peter May (SF)
Xander Uitgevers, Haarlem (2020)
335 pagina’s; prijs 21,99
Oorspr.: Lockdown (Riverrun, Londen – 2020)
Vertaling: Irene Goes, Anne Jongeling & Kees van Weele
Omslag: Head Design/Getty Images

Het begeleidende schrijven bij Lockdown meldde dat het boek al in 2005 geschreven is en dat de uitgever het destijds een nogal onrealistisch verhaal vond. Vandaar dat het boek in een la verdween. Ik vond dat vrij grappig. Wij sciencefiction-liefhebbers zijn nogal wat bizarre toestanden gewend, nietwaar? Wij hadden nou niet echt opgekeken van een paar miljoen doden als gevolg van een H5N1-besmetting, oftewel vogelgriep. Niet als je gewend bent aan bijvoorbeeld allesverwoestende meteoorinslagen, wereldwijde overstromingen, buitenaardse invasies, zombies en wat dies meer zij. In de ‘normale’ literatuur had men het misschien inderdaad wel als onrealistisch kunnen ervaren. In onze tijd en middenin de COVID-19-pandemie, moet iemand zich het boek van Peter May herinnerd hebben en het ijlings uit de la gehaald. Bij Xander zette men er ook de vaart in, want het zou je maar gebeuren dat de pandemie zomaar over zou zijn. Er werden er maar liefst drie vertalers tegenaan gegooid om de klus maar zo snel mogelijk te klaren. Het resultaat is er dan ook wel naar.

Goedbeschouwd is Lockdown geen SF-roman, maar door de dystopische setting heb ik er toch voor gekozen het onder te brengen in dat genre. Het is meer een misdaadroman die zich afspeelt tegen de achtergrond van een H5N1-uitbraak van Bijbelse proporties. Het verhaal speelt zich af in een Londen dat het middelpunt is van deze wereldwijde pandemie en dat in algehele lockdown is. In het gehele Verenigd Koninkrijk loopt het aantal dodelijke slachtoffers op tot vijf miljoen. Geweld en onrust vieren hoogtij en niemand is veilig. De ziekenhuizen liggen overvol, lijken worden in massagraven in parken begraven en hulpdiensten staan machteloos. Tegen deze achtergrond van angst, wanhoop en het verdriet speelt Lockdown zich af.

Lambeth is een district in Londen. Het postzegeltje groen dat al jaren getracht was te behouden voor de bewoners van Lambeth, was door een noodwet gedoemd te verdwijnen om plaats te maken voor een nieuw te bouwen geïmproviseerd noodziekenhuis waar de ter dood veroordeelde zieken een warme plek konden krijgen voordat ze in de koude grond begraven zouden worden. Op het bouwterrein waar naarstig gewerkt wordt om de zeer krappe deadline te halen, wordt een tas gevonden met de schone botten van een meisje van ongeveer tien jaar oud. Die tas lag er gisteren nog niet. Rechercheur Jack McNeil heeft ontslag genomen bij de politie, ligt in scheiding en maakt zich zorgen om zijn zoon, die het virus opgelopen lijkt te hebben. Op zijn laatste dag op het werk wordt hij erop uitgestuurd om de moord op het kind op te lossen. De dader doet er alles aan om McNeil tegen te werken en in een uitgestorven en desolaat Londen begint een race tegen de tijd.

Tijdens het lezen van dit verhaal hield ik regelmatig de adem in. Zeker tegen het eind kon ik het niet meer wegleggen voordat ik het met een zucht kon sluiten en ontspannen. Vooral het verhaal tegen de achtergrond van een allesverwoestend virus en de lege straten van Londen maakten het superrealistisch, zeker nu we een voorbeeld hebben hoe dat zou kunnen zijn. Zoals eerder gezegd is het niet echt SF, maar brengt de setting het tot een deelnemer van het fantastische genre. Wat mij betreft een regelrechte aanrader!

Jos Lexmond

The Mandalorian : This is the Way, echte Star Wars maar dan met baby Yoda – HSF (2020/1)

Ohoh daar ga je al met zo’n titel. Meteen driekwart van de lezers kwijt. Verder geen echte spoilers hier, alleen een blije kijkervaring. Met zestien jaar tussen de originele trilogie en de tweede, tien jaar en een Disney-overname tussen de tweede en de derde trilogie, zijn fans het lang wachten en de erbij behorend telleurstelling wel gewend. Gelukkig zijn alle tussenliggende jaren toch goed gevuld met games, geanimeerde series en ‘extended universe’-boeken. Maar dat is toch niet hetzelfde. Star Wars heeft om die reden ook nooit echt consistente verhaallijnen kunnen volbrengen. Televisieseries hebben daar intrinsiek minder last van. Zal de eerste Star Wars live action serie aan de verwachtingen voldoen? Als tiener in Frankrijk was ik geen Star Trek-fan. Daar gaat het laatste kwart van de lezers, maar het was gewoon niet op de Franse TV dus ik kon er ook niks aan doen. Daarom was ik Star Wars-fan tot op het bot. Op school keek ik de hele uit naar mijn avonduurtje computeren. Ik kwam dan samen met andere Star Wars fans op AOL Instant Messenger. Daar daagden we elkaar uit met de meest obscure vragen over het Star Wars-universum om elkaar van Padawan tot Jedi-master te promoveren over feitjes. Toen kon je nerd feiten niet zo snel opzoeken dus moest je zo veel mogelijk uit je hoofd weten, en de rest op jaren 90 websites met slechte resolutie plaatjes vinden. Zo heb ik het type nummer van de Millenium Falcon (YT 1300), en veel meer wat ik gelukkig wel grotendeels vergeten ben, geleerd. Star Wars is een genre op zich, omdat het een wereld is wat permanent tot de verbeelding spreekt, waardoor het niet uitmaakt of iets wel kan of logisch is, als het maar leuk is. This is the way. Sommige fans hebben meer verwachtingen dan anderen, maar er is wel de gemeenschap- pelijke kern voor iedereen die iets met Star Wars heeft: pew pew, zoof zoof, mooi licht, goeie muziek, aandoenlijke robots en aliens. Daar gaan we voor! Een beetje als de pang pang, nyoom nyoom, mooie vrouwen, belachelijke stunts en onzinnige gadgets in James Bond zeg maar. The Mandalorian voldoet uitstekend aan deze eisen, vanaf de eerste aflevering. En dan is het ook nog goed. Dat is de echte verrassing die het afmaakt. Geheel tegen mijn verwachtingen in verveelt het nooit. Het verhaal is boeiend, de karakters gelaagd en de setting is helemaal Star Wars. Als ik nog iets mis, is het nog meer baby Yoda. Meer baby Yodaaaa! En dat komt ook goed want het nieuwe seizoen is bevestigd. Meer baby Yoda. Want alle baby Yoda is goeie baby Yoda. Gewoon kijken mensen. Die acht afleveringen maken de 7 euro voor een maand Disney+ meer dan waard. Het internet is rijk aan speculatie over seizoen twee, en weer is er maar een ding waar alle fans en mindere fans het over eens zijn: als het wachten maar niet lang duurt.

Dit artikel, door Alice Jouanno, is eerder verschenen in HSF (2020/1).

disneyplus.com/starwars/themandalorian
starwars.com/series/the-mandalorian

Het mes van de sluipmoordenaar – Sarah J. Maas

Mes-van-de-sluipmoordenaar.jpg

Het mes van de sluipmoordenaar – Sarah J. Maas (YFA/FA)
Novelles in de Glazen troon-serie
Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam (2020)
397 pagina’s, € 20,00
Oorspr.: The Assassin’s Blade: The Throne of Glass Novellas (Bloomsbury Publishing Inc., New York – 2014)
Vertaling: Valérie Janssen
Omslag: Baqup

Van alle fantastische hoofdgenres komen bij mij de fantasy-uitgaven op de laatste plaats. Nu wordt het wel eens tijd om dat te nuanceren, want er is wel degelijk fantasy dat mij kan bekoren. Dan denk ik meteen aan Robin Hobb (Megan Lindholm) waarbij ik de ‘Levende Schepen’-trilogie er huizenhoog boven uit vind steken. Maar ook haar andere drakenboeken en de boeken van de Nar, die natuurlijk allen in mindere of meerdere mate met elkaar verbonden zijn. Jammer dat zij haar pen te ruste heeft gelegd.

Op mijn speurtochten in onder andere bibliotheken, kijk ik uit naar alle fantastische boeken die nog niet opgenomen zijn in FANDATA. Vanuit die optiek heb ik meermalen boeken van Sarah J. Maas mee naar huis genomen om ze op te nemen. Ik ben dan niet zo’n gigantische eigenheimer dat ik niet zo her en der wat door de pagina’s blader. Met elk deel dat ik in mijn vingers kreeg had ik de indruk dat dit wel eens fantasy kon zijn die ik wel kon waarderen maar voordat ik dat door had, waren er al een deel of vier-vijf verschenen en het zag er nog niet naar uit dat er al een eind aan zou komen. Uiteindelijk kwamen er zeven delen met een totaal van vierduizend pagina’s. Gezien het aantal recensieboeken dat er nog op me lagen te wachten, zou het er waarschijnlijk nooit van komen.  Toen ‘Het mes van de sluipmoordenaar’ verscheen, leek me dat een goede gelegenheid toch eens nader kennis te maken. En dat beviel prima. Leuke frisse fantasy met originele elementen en een leuke spanningsopbouw.

‘Het mes van de sluipmoordenaar’ bestaat uit vijf novelles die volgens mij eerst als losse verhalen fungeerden, maar later op een leuke manier aan elkaar geschreven zijn. Ik kan me natuurlijk vergissen. Een volgende aanname is dat deze vijf novelles zich allemaal afspelen voor de gebeurtenissen in de ‘Glazen Troon’-reeks. Een prequel dus, maar daarin kan ik me natuurlijk ook vergissen. Alhoewel het laatste hoofdstuk van ‘De sluipmoordenaar en het koninkrijk’ de titel draagt: ‘Het begin’ en dan neem ik maar gemakshalve aan dat dit het begin is van de ‘Glazen Troon’. Maar alweer, pin me er niet op vast. Ik moet eerlijk zeggen dat ze het niveau van Hobb niet haalt, maar dat hoeft ook niet. Als het maar lekker wegleest, een beetje inventief en origineel is en niet méér van hetzelfde is. En dat is het niet. ‘De Glazen Troon’ van Sarah J. Maas heb ik dan ook toch maar op mijn nog-te-lezen-lijst gezet. Ik heb me met ‘Het mes van de sluipmoordenaar’ en Celaena Sardothien als hoofdpersoon, behoorlijk goed vermaakt en ik teken dan toch maar vast voor meer van dit soort fantasy! Sarah J. Maas wordt vrijwel overal gezien als jongvolwassenen- auteur, maar ze kan wat mij betreft net zo goed in de fantasy voor volwassen ondergebracht worden, dus laat je niet weerhouden!

Jos Lexmond

Groene klauwen – Nico De Braeckeleer

Groene-klauwen.jpg

Groene klauwen – Nico De Braeckeleer (JFA)
Het kattenmeisje, deel 1
Baeckens Books, Mechelen (2020)
124 pagina’s; prijs 14,99
Omslag: Frieda Van Raevels

Nico De Braeckeleer heeft naar mijn bescheiden mening het unieke talent om als schrijver alle mogelijke leeftijden te kunnen bedienen met aantrekkelijke, spannende en leuke verhalen. Ik ken in ieder geval niet veel auteurs die dat kunnen. Verhalen voor de allerkleinsten tot volwassenen. Voor volwassenen schrijft hij niet zoveel, maar de roman ‘Nachtblauw’ (in de stijl van Dean R. Koontz) kon me zeer wel bekoren. Hoe dan ook. Het zal niet altijd meevallen om de juiste, bij de leeftijd behorende woordenschat te gebruiken. Ik denk dat moeilijke woorden er gemakkelijk insluipen. Ik moet zeggen: daar kun je alleen maar bewondering voor hebben. Het zou mijzelf beduidend meer moeite kosten. Nico heeft een onuitputtelijke fantasie. Zijn palmares (om het eens in wielertermen uit te drukken) op het gebied van boeken, verhalen en scenario’s voor bijvoorbeeld Ketnet, is ook grandioos te noemen.

Van de nieuwe reeks ‘Het kattenmeisje’ is het eerste deel verschenen. Cato is de hoofdpersoon en ze heeft een fantastische gave. Ze kan zichzelf namelijk in een kat veranderen en in die hoedanigheid kan ze dan met andere dieren van gedachten wisselen. Wat heel erg handig is, zoals in het eerste deel ‘Groene klauwen’ te lezen is. Harko is de hond van Cato. Eigenlijk is hij een jongen van tien die in een hond kan veranderen. Hij woonde in een weeshuis, maar kon ontsnappen in de gedaante van een hond en besliste toen dat hij voor altijd een hond wilde blijven. Freya is een oude vrouw in het dorp waar Cato woont. De mensen noemen haar ‘de gekke kattenvrouw’ omdat ze zoveel katten in haar woning opvangt. Ze is de enige die weet dat Cato zich kan veranderen in een kat. Elize is Cato’s mama en dierenarts. In haar praktijk kan Cato luisteren naar de problemen van de dieren. Haar ouders zijn gescheiden en soms komt Patrick, haar vader, haar ophalen om bij hem in de stad te logeren. Hij heeft een goudvis, Orca genaamd, die van droge (!) humor houdt.

In het eerste verhaal ‘Groene klauwen’ wordt er olie geloosd in het bos en is Tjup, een van de eendjes, er slecht aan toe. Cato gaat er erop uit met haar dierenvriendjes om onderzoek te doen. Ze willen ontdekken wie er achter steekt en het zo proberen te stoppen. Al gauw komt Cato op het spoor van het bedrijf dat de olie zomaar in de natuur loost. Maar dan wordt ze ontdekt, voordat ze de politie kan waarschuwen.

Leuk verhaal voor achtjarigen, met fijne, frisse en (meestal) vrolijke illustraties van Frieda Van Raevels. Misschien iets meer bedoeld voor meisjes, maar jongens kunnen er natuurlijk ook veel plezier aan beleven. Het tweede deel van deze nieuwe reeks is ‘De babypoesjes’.

Jos Lexmond

Jack Vance – De archipel des doods

De-archipel-des-doods.jpg

Jack Vance – De archipel des doods – 163p.
Spatterlight, Amstelveen (2020) € 14,71
Het Verzameld Werk van Jack Vance 24
(The Deadly Isles, Bobbs-Merrill, Indianapolis – 1969)
Vertaling: Karin Langeveld
Omslagontwerp & Illustratie: Howard Kistler
Verkrijgbaar via Amazon.nl

De Archipel des doods is een niet-fantastisch verhaal van Jack Vance. Als er geen Jack Vance op zou staan, zou ik me er niet snel aan wagen. Maar Jack Vance. Bijna alles wat hij geschreven heeft is of wordt in ‘Het Verzameld werk van Jack Vance’ van Spatterlight heruitgegeven. Sommige van zijn niet-fantastische verhalen zijn net zo leuk, schelmachtig en humorvol als zijn fantastische verhalen. ‘De Archipel des doods’ is zo’n boek waarin de intriges over elkaar heen buitelen.

Brady Royce, beheerder van het onmetelijke familiefortuin van de Royces, trouwt met de mooie, maar veel jongere Lia Winterson. Voor hun huwelijksreis vertrekt het stel, omgeven door naaste familie en enkele goede vrienden, aan boord van Royce’s zeiljacht de Dorado IV op een idyllische cruise langs de romantische eilanden en atollen van de Stille Zuidzee: Tahiti, de Tuamotus en Markiezeneilanden. Maar zoveel geld en weelde wekken als vanzelf afgunst en begeerte op en dan wordt moord misschien nog wel eens lonend te noemen. Luke Royce, een neef van Brady en uit een minder gegoede tak van de familie, werkt in een huisje in inheemse stijl aan de westkant van Tahiti. In de vijftien maanden dat Luke daar verbleef, heeft hij duizenden vissen gevangen. Hij voorzag ze van roestvrijstalen merkjes en gooide ze dan weer terug in de zee. Luke ontving een brief van neef Brady met het verzoek zich bij hen te voegen op de Dorado IV. Toen hij op zijn scooter naar Papeete reed, viel hem een onbekende man op, die hem in de gaten leek te houden.

Leuk verhaal dat je langs Bounty-eilanden met witte zandstranden in de Stille Zuidzee voert en dat je zin in vakantie behoorlijk toe doet nemen, maar ook een intrigerend stukje leeswerk!

Jos Lexmond

De Andromeda Evolutie – Michael Crichton en Daniel H. Wilson

Andromeda-Evolutie.jpg

De Andromeda Evolutie – Michael Crichton & Daniel H. Wilson (SF)
De Andromeda Crisis 2
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff B.V., Amsterdam (2020)
373 pagina’s; prijs 19,99
Oorspr.: The Andromeda Evolution (CrightonSun LLC – 2019)
Vertaling: Lia Belt
Omslag: DPS

Soms doet een uitgave van een boek je wel heel erg met je neus op de feiten, ofwel je leeftijd, drukken. Zo ook de uitgave (4edruk) van Michael Crichton’s ‘De Andromeda Crisis’, die ik tot mijn verrassing aantrof in de plaatselijke bibliotheek. Die verrassing, daar kom ik ietsje verder nog even op terug. Op de omslag staat “50 jaar The Andromeda Strain”. Rond die tijd moet ik hem dus al gelezen hebben, of… natuurlijk de film gezien hebben (die een jaar later uitkwam). Wat eerder door mijn ogen gegleden is, het boek of de film… ik weet het niet meer, maar vaststond dat ik onder de indruk was. Hoe dan ook… ik nam deze 4edruk mee naar huis om de data in onze database te verwerken. Tot mijn nog grotere verbazing zag ik achterin het boek de aankondiging van de verschijning van ‘De Andromeda Evolutie’, het vervolg op ‘De Andromeda Crisis’. Nu is het tijd om dieper op de eerste, dan wel de tweede, verbazing in te gaan. Al jaren houd ik voor het NCSF bij wat er aan nieuwe fantastisch boeken verschijnt en wat er de komende maanden te verwachten staat (zie https://www.ncsf.nl/recent-verschenen-en-verwachte-boeken/). Uiteraard mis ik wel eens iets, maar dat ik deze twee uitgaven in februari van dit jaar op de een of andere manier gemist heb… daar ben ik nog steeds flabbergasted van.

Maar goed… over naar de orde van de dag. Uiteraard heb ik ‘De Andromeda Crisis’ nogmaals gelezen, ware het niet uit nostalgische gevoelens, dan wel weer even goed op mijn netvlies krijgen waar het allemaal ook al weer over ging. Uiteraard ga ik hem niet nog eens recenseren, dat is voldoende gedaan de laatste vijftig jaar. Het enige wat ik er nog over kwijt wil is dat het me verbaasde hoeveel wetenschappelijke verhandelingen er ook al weer in voorkwam. Het maakte het welhaast, als je die verhandelingen tenminste allemaal las, onleesbaar. Nu al helemaal natuurlijk, want hoewel het verhaal destijds zijn tijd ver vooruit was, kan je nu niet anders dan constateren dat een en ander behoorlijk achterhaald is. Maar goed… uit nostalgische overwegingen was het toch de moeite wel waard.

Dat de naam van Michael Crichton, zowel als de naam van Daniel H. Wilson (schrijver van ‘Robopocalyps’), samen op de omslag voorkwam bevreemde me behoorlijk, dus ging ik op zoek naar meer info. Het kon natuurlijk zo zijn dat Michael Crichton nog een, niet afgemaakt, manuscript had liggen en dat Wilson dat afgemaakt heeft. Dus niet! Het schijnt (correct me if I’m wrong) dat de weduwe van Michael deze Daniel H. Wilson verzocht heeft een vervolg te schrijven op ‘De Andromeda Crisis’. Dus waarom Michael op de voorkant prijkt? Geen idee, hoewel Wilson toch redelijk vaak teruggrijpt op het boek.

Goed… dat was dan dat. Nu dan nog even over ‘De Andromeda Evolutie’. Het verhaal begint als een drone van Israelische makelij, al vliegend over de Amazone jungle een bizarre buitenaardse materie ontdekt. Het blijkt een micro-organisme dat lijkt te groeien en zelfs te evolueren. Een Wildfire team, bestaand uit vooraanstaande wetenschappers, AI-ingenieurs en astronauten, zal de quarantainezone moeten bereiken en proberen uit te vinden wat het is en hoe het eventueel te stoppen. De materie lijkt niet te stoppen te zijn qua groei.

Zoals ik al zei, grijpt Daniel H. Wilson geregeld terug naar ‘De Andromeda Crisis’. Of dat noodzakelijk was, of meer een (terecht) eerbetoon aan Michael Crichton, dat laat ik in het midden. Ik vond ‘De Andromeda Evolutie’ meer dan de moeite waard en dit keer was het toch meer een techno-thriller, zonder allerlei wetenschappelijke artikelen tussendoor. Het las wel een stuk beter door, dat moet gezegd. Al met al dus wel een aanrader, maar als je het me echt vraagt… was deze uitgave een noodzaak? Dan had ik toch: ‘Nee!’ geantwoord. Sommige titels moeten eigenlijk gewoon een standalone verhaal blijven, hoe goed de bedoelingen ook mogen zijn.

Jos Lexmond

De moedercode – Carole R. Stivers

Moedercode.jpg

De moedercode – Carole R. Stivers (SF)
Karakter Uitgevers B.V. Uithoorn (2020)
333 pagina’s; prijs 21,50
Oorspronkelijk: The Mother Code (Berkley Books – 2020)
Vertaling: Joost Zwart
Omslag: Mark Hesseling, Wageningen

In tegenstelling tot andere thrillers die dystopische invloeden hebben is ‘De moedercode’, mijns inziens, duidelijk wel ‘echte’ Science Fiction te noemen. Uiteraard klasseer ik die thrillers die zich een jaar of twintig of dertig in de toekomst afspelen ook als SF, maar die spelen zich alleen maar in de toekomst af met een aantal logische technische ontwikkelingen. Ik weet het… de grens is heel erg dun en is ook meer op persoonlijke leest geschoeid dan als op harde en vastliggende feiten, dus zou ik het maar een flinke schep zout (in plaats van de normaal geijkte korrels) nemen. Het maakt ook niet echt uit. Wat mij betreft heeft het toch het labeltje SF gekregen en als je er een speciale uitdrukking aan zou willen geven, dan zou je er een hele rits van subgenre parameters aan kunnen hangen. Een behoorlijk aantal jaren geleden zijn wij (van FANDATA) eens bij Eddy C. Bertin op bezoek geweest om zijn specificaties van genres en subgenres eens te bekijken en bespreken. Zijn systeem was briljant, anders kunnen we het niet noemen, maar voor onze doeleinden was het haast niet bruikbaar. Het betekende dat elke verhaal, tot welhaast in het oneindige zou moeten worden ontleed om alle subgenres (en daar dan weer de subgenres van) te benoemen. Dat zou dan weer in kunnen houden dat elk verhaal in behoorlijke aantallen subgenres moest komen hangen. De remedie zou erger zijn dan de kwaal. Het zou inhouden dat er nog heel erg veel meer tijd in FANDATA gestoken zou moeten worden als dat we nu al doen. Ofschoon we zeer gecharmeerd en onder de indruk waren van het uitermate doordachte systeem van Eddy Bertin, kozen we er, vanwege de tijdsdruk, dus niet voor. Aldus gingen we, weliswaar met pijn in het hart, op de door ons ingeslagen weg verder.

Maar goed… bovenstaand relaas neemt de eerdere stelling niet weg dat ‘De moedercode’ echtere SF is dan de ‘normale’ dystopische thrillers. Waar zit ‘m dat in? Welaan niet in de tijd. Het is namelijk 2049 en dat is het wel vaker in tegenwoordige thrillers. Maar een team van wetenschappers moet er voor gaan zorgen dat de mensheid overleefd in de toekomst op een steeds vijandiger wordende aarde. Als dan een biologisch wapen ingezet wordt tegen vijandige strijders in Afghanistan, ontploft dat biologische wapen welhaast in het gezicht van de mensheid en is er haast geboden om het voortbestaan van de mensheid te garanderen. Een robotmoeder wordt geconstrueerd die in staat is autonoom een embryo op te laten groeien in haar binnenste en uiteindelijk de baby geboren te laten worden. De embryo’s moeten dan wel immuun gemaakt zijn voor het biologische wapen. Zes jaar nadat de ramp plaatsvond wordt Kai geboren in een woestijnlandschap. Hij leeft alleen in het gezelschap van zijn robotmoeder die alle kennis en het instinct van een menselijk moeder heeft. Ze voedt Kai op, beschermt hem en leert hem overleven.

Wat volgt is een fascinerende blik in een mogelijke toekomst met technische, maar ook menselijke ontwikkelingen, op een manier waarop ik het nog nooit eerder gelezen heb. Ik ben dus zo vrij dit een behoorlijk origineel verhaal te noemen, dat absoluut genietbaar is. Je mag het niet alleen dystopisch noemen, maar misschien zelfs ook wel utopisch en het is knap dat zo iets negatiefs om te buigen is iets dat je welhaast positief kan noemen. De kreten op de omslagen zijn meestal voor velerlei interpretaties vastbaar, maar dit keer zijn de kreten: “Meeslepende actie, intrigerend en origineel”, absoluut waar. In mijn ogen, dus zeker en vast een regelrechte aanrader!

Jos Lexmond

De nachtmerriewinkel en het akelige jeukpoeder – Magdalena Hai

De-nachtmerriewinkel-en-het-akelige-jeukpoeder.jpg

De nachtmerriewinkel en het akelige jeukpoeder – Magdalena Hai (JSP)
De nachtmerriewinkel, deel 1
(Painajaispuoti ja kamala kutituspulveri – WSOY, Helsinki (2018))
De Vier Windstreken , Rijswijk (2020)
61 pagina’s; prijs 10,95
Vertaling: Petri Hoogendijk
Omslag & Illustraties: Teemu Juhani

Het was wel even lachen toen het pakje moeiteloos door de brievenbus gleed en met een bescheiden klapje op de mat van de voordeur viel. Ik dacht in eerste instantie dat het om een tijdschrift (zoals Fantastische Vertellingen) ging, maar bij het uitpakken bleek het om een boek te gaan dat ik inderdaad aangevraagd had als recensie exemplaar. Bij het samenstellen van mijn wensenlijstje had ik de indruk dat het ging om een boek voor de oudere jeugd en ook dat het wat volumineuzer zou zijn dan de 61 pagina’s die nu voor me lag. Maar goed… het is niet anders en een recensieboek is een recensieboek, en daar is altijd wel iets over te vertellen. Bijvoorbeeld of het leuk is, of niet, voor de doelgroep, waarbij ik dan denk aan kinderen uit groep 4 en 5 (7/8 jaar). En daar kan ik meteen bevestigend op antwoorden. Ik heb zelf kleinkinderen in die leeftijdgroep en kan, denk ik, redelijk inschatten of ze dit leuk zouden vinden. Ik denk dus van wel!

Waar gaat het over? Nina, een meisje van negen, heeft een geldprobleem, want ze wil heel erg graag een nieuwe fiets. Maar die kosten het een en ander. Er zit niets anders op dan een baantje te zoeken, maar wie neemt nu een negenjarig kind aan? Nina koopt van haar laatste geld een superhoorn met drie bolletjes ijs en besluit aan de ijsverkoper, Irma Vanilia, of ze hulp nodig heeft. Nee dus! Maar dan ziet een briefje op de winkelruit van: De nachtmerriewinkel’: Hulp gevraagd! Nina gaat naar binnen en vind de verkoper van De Nachtmerriewinkel op de grond, spartelend met zijn benen en gierend van de lach. Hij kan niet ophouden met lachen en kan ook niets zeggen. Nina weet niet wat ze moet doen, tot er plotseling: “Ahum”, achter haar klinkt. Het is Pieter de winkelgeest. Hij is tien jaar oud en stierf lang geleden plotseling bij een ongeluk, veroorzaakt door een scheetgrapje en een paar vissticks. Meneer Spoek, de eigenaar van de winkel, heeft jeukpoeder over zich heen gekregen en Nina gaat, samen met Pieter, op zoek naar een middel tegen de jeuk en… naar diegene die het op zijn geweten heeft. Het is het begin van allerlei avonturen in De nachtmerriewinkel.

Leuk verhaaltje dat opgesierd is met misschien nog wel leukere illustraties. Blijkbaar is dit het eerste deel van een reeks en dat komt goed uit, want ik wil er best nog wat meer van zien! Overigens is Magdalena Hai geen onbekende in Finland als het om volwassen SF gaat. In 2012 schreef ze de eerste Finse Steampunk roman.

Jos Lexmond’

Het huwelijk van tijd en ijs – Guido Eekhaut

Huwelijk-van-tijd-en-ijs.jpg

Het huwelijk van tijd en ijs – Guido Eekhaut (SF)
Uitgeverij Vrijdag, Antwerpen (2020)
320 pagina’s; prijs 22,50
Omslag: Mulder van Meurs, Amsterdam

Toen ‘Het huwelijk van tijd en ijs’ net verschenen was, plaatste Guido Eekhaut een oproep op facebook aan recensenten die zin hadden om het boek te recenseren. Nou ben ik daar nooit heel erg vies van, dus ik had meteen van: Waarom niet! Toch eerst maar even contact met Guido gezocht met de vraag of er wel fantastisch elementen in voorkwamen. Er stond tenslotte luid en duidelijk: Thriller op de omslag en bij het NCSF willen ze toch wel graag recensies van verhalen met, meer of minder, fantastische elementen en daar houd ik mij toch wel aan. (nou ja… voor de niet fantastische verhalen van Jack Vance die bij Spatterlight verschijnen, maak ik wel een uitzondering). Nu staat er natuurlijk zowat op elk boek triller, dus dat wil niet zo heel erg veel meer zeggen, maar toch. Per omgaande kwam een bevestiging van Guido dat dat inderdaad het geval was, dus stond niet meer in de weg een recensie exemplaar aan te vragen. Dat prompt gehonoreerd werd, waar ik heel erg blij mee was. Helaas moest het nog even blijven liggen, omdat er nog een paar andere recensieboeken eerder binnen gekomen waren (alsmede een hoop ander gedoe, waar ik nu niet verder over uit zal weiden).
Dan was het eindelijk zo ver. Ik was inmiddels meer dan benieuwd.

‘Het huwelijk van tijd en ijs’, speelt zich min op een tweetal plekken af en wel in Marseille en op de Zuidpool. De Zuidpool… daar ga ik niet al te veel van zeggen. Gewoon maar tot u nemen! De wijk in Marseille, waar het verhaal zich voornamelijk afspeelt, heet La Valentine. Uiteraard (na het boek gelezen te hebben) heb ik even gecheckt of die wijk bestond en niet uit de duim van Guido kwam. Tot mijn verbazing bestond die wijk wel degelijk en de foto’s daarvan, herkende ik vrijwel meteen uit de omschrijving die Guido in zijn boek gaf. Al lezend zag je de omgeving welhaast door de kieren van de woorden sijpelen. Ik ken er eigenlijk maar een die deze gave van woorden tot een kunst verhief: Jack Vance. Als je zijn verhalen las, zag je het landschap voor je en kon je het beschreven voedsel bijna ruiken en proeven. Deze manier van schrijven vind ik zeer aantrekkelijk. Guido Eekhaut heeft dat dus ook.

Hoe dan ook… detective Emanuel Selavy (C’est la vie (Zo is het leven)?) zwerft door de gore straten van La Valentine, op zoek naar sporen van de misdadiger Lönnroth. Hij wordt aan zijn lot over gelaten door zijn chefs en mag zo ongeveer doen en laten wat hij wil. Theodora Steiner is een onderzoeksrechter, die de opdracht krijgt om de prefectuur van Marseille door te lichten. Het Parijse rijkeluiszoontje Raymond Roussel is daarentegen op zoek naar kicks en de gitzwarte kant van de samenleving. Ze kennen elkaar niet, maar door samenloop van omstandigheden komen ze met elkaar in contact en raken verbonden door de jacht op slechts één persoon: Lönnroth! De ontvoeringen en spoorloze verdwijningen van jonge meisjes wordt op zijn conto geschreven. Hij is ongrijpbaar. De drie speurders ontdekken gaandeweg dat er nog een andere band is die hen bind. Hun vaders kenden elkaar. Zij waren lid van een vijftal, dat in de jaren twintig van de vorige eeuw de Republiek van Antartica stichtte. Een jonge geleerde, Lönnroth genaamd, was een van hen. Hij voerde wel heel erg bizarre experimenten uit.

Verder vertel ik natuurlijk niets over verhaal, maar ik kan wel kort en bondig zijn over hoe ik het vond: Prachtig! Inderdaad met een hoofdletter P. Guido had ook niets teveel gezegd. De fantastische elementen waren ook in voldoende mate aanwezig, waardoor ik het verhaal als SF kon classificeren. Ik wil ook nog wel even memoreren dat Guido Eekhaut mooie woorden gebruikt. Een tweetal voorbeelden, zoals: ‘spaarzaam en opaak’ en ‘nubiele nimfen’. Mijn vocabulaire is best aanzienlijk, maar deze twee had ik nog nooit gezien en dan bedoel natuurlijk ik niet: ‘Spaarzaam’ en ‘nimfen’. Ik heb ze op moeten zoeken. Wat mij betreft is ‘Het huwelijk tussen tijd en ijs’ een dikke aanrader. Doe mij nog maar zo’n Thriller!

Jos Lexmond

Star Trek: Picard – Not Everybody’s Cup of Tea – HSF (2020/1)

Onderstaande artikel bevat spoilers voor de serie en is daarnaast een reflectie van wat ik ervaren heb tijdens het kijken naar Star Trek: Picard. Verder lezen is dus volledig op eigen risico.

Op 4 augustus 2018 werd de achtste Star Trek-serie door Patrick Stewart en Alex Kurtzman aangekondigd tijdens Star Trek Las Vegas (de officiële Star Trek-conventie). Ik volg het nieuws dat vanuit Las Vegas komt altijd, maar dit was een totaal onverwachte aankondiging. Er waren natuurlijk wel de nodige geruchten, maar Stewart had zo vaak aangegeven absoluut geen interesse te hebben in het opnieuw spelen van Picard dat ik er niet zo in geloofde. Wat Stewart betreft was alles wat er te vertellen was over het karakter in zeven seizoenen TNG en vier films, ook daadwerkelijk vertelt. Bovendien had hij ook absoluut geen zin om weer een uniform aan te trekken. Dus toen hij daar stond en vertelde dat de nieuwe serie ‘Star Trek: Picard’ zou worden was het een magisch moment. Voor hemzelf waarschijnlijk ook.

Ik weet nog precies welke Star Trek-aflevering ik als eerste heb gezien. Of eigenlijk, half heb gezien. Het was in de zomer na mijn eerste, niet al te succesvolle, jaar op de middelbare school. Het was de zaterdag voordat we op vakantie naar Luxemburg zouden vertrekken. Ik deed die bewuste middag de TV aan omdat ik waarschijnlijk een videoband met daarop opgenomen afleveringen Thunderbirds aan wilde zetten. Ik viel midden in de aflevering Cause and Effect. In deze aflevering is de Enterprise verzeild geraakt in een tijdlus waarbij het schip iedere keer opgeblazen wordt. Dat wist ik niet toen ik het laatste stuk van de aflevering zag. Wat ik na afloop wel wist, was dat ik wilde weten hoe het verder zou gaan met het schip dat uit het verleden naar de toekomst gekomen was. De hele vakantie in Luxemburg heb ik ’s avonds als ik in mijn bed lag, nagedacht hoe dit verhaal verder kon gaan. Ik moet zeggen dat het een grote teleurstelling was toen ik later ontdekte dat er helemaal geen vervolg op deze aflevering bestaat. Dat is hoe ik fanfictie ben gaan schrijven, maar dat is een heel ander verhaal. Na de vakantie heb ik geen aflevering meer gemist.

Dat juist ik helemaal onder de indruk zou raken van een sciencefictionserie op televisie, was niet zo vanzelfsprekend. Van huis uit heb ik een grote liefde voor boeken en fantasiewerelden meegekregen, maar sciencefiction was amper terug te vinden. Televisie keken we thuis toch een stuk minder en wat we keken was vooral gericht op kinderen en jongeren. En het nieuws natuurlijk. Ik heb met mijn ouders dan ook in eerste instantie niet veel gedeeld over mijn nieuwe ontdekking. Natuurlijk is het ze wel opgevallen dat ik het nodige aan het opnemen was, maar het terugkijken deed ik vooral als ik aan het oppassen was. Ook begon ik meer lege videobanden te kopen en ging mijn Engels met sprongen vooruit. Dat laatste moet misschien wel het meest opgevallen zijn. Ik zal het eens aan ze vragen.

Wat was het dan dat op mij meteen zo’n indruk gemaakt heeft? In de eerste plaats dat er een karakter was met een zichtbare visuele handicap die als volwaardig gezien werd. Ik was tot dat moment nog nooit een karakter op televisie tegengekomen waarin ik mijzelf herkende. Er werd aan Geordi LaForge nooit gevraagd of hij iets wel of niet kon. Hij was de Chief Engineer punt. Niet de Chief Engineer die het allemaal niet zo goed zag. Hoewel mijn ouders, en specifiek mijn vader, mij altijd geleerd hadden dat mijn visuele beperking niet bepaalde wie ik was, of zou kunnen zijn, was mijn eerste jaar op de middelbare school erg moeilijk geweest. Ik heb mij eigenlijk aldoor een buitenstaander, en alleen, gevoeld en ik ben verschrikkelijk gepest (totdat ik daar vrij fysiek zelf een einde aan gemaakt heb). Dat eerste jaar voelde daardoor meer als een strijd die ik niet kon winnen dan als iets waar ik nu met plezier aan terugdenk. En toen was daar opeens LaForge die ondanks alles wel gewoon als volwaardig gezien werd. Het was een letterlijke eyeopener.  Ofwel, Star Trek TNG kwam op het juiste moment bij toeval mijn leven binnen stralen.

Maar er was natuurlijk meer, om een karakter blijft een puber niet kijken. Meer was voor mij vooral Captain Jean Luc Picard. Een karakter waar ik meer van mijzelf in herkende dan ik lang heb willen toegeven. Vooral de manier waarop hij met de mensen die dichtbij hem stonden omging was, en is, eng bekend. Afstandelijk maar toch ook dichtbij, maar dan op zijn eigen manier. Hij zelf nooit zeggen ‘ik hou van jou’ of ‘dat heb je goed gedaan’. Zijn waardering blijkt indirect, vooral door absolute loyaliteit. Onder moeilijke omstandigheden koos hij bijna altijd voor de humanistische oplossing. Zolang er met praten ook maar een kleine kans was om geweld te voorkomen dan deed hij dat. Maar ondertussen was hij alleen, een keuze die hij zelf had gemaakt. Carrière ging voor familie. Ik heb van dat karakter zo ontzettend veel geleerd over hoe je ook naar de wereld kan kijken. Voor iedere puzzel kan een oplossing gevonden worden en dat is vaak niet de makkelijke route.

Later, toen ik mij ook meer ging interesseren in de filosofie achter Star Trek, heb ik natuurlijk ontdekt dat dit erg in de lijn is met de ideeën van Gene Roddenberry.  Infinite diversity in infinite combinations. Oneindige diversiteit in oneindig veel combinaties. Hier kunnen we ook in onze huidige tijd nog steeds veel van leren. In ieder geval werd Picard, en daarmee Roddenberry, een van mijn grote voorbeelden. En hoe gaat het dan met fans, je wil natuurlijk ook weten wie dat karakter speelt. Het waren ook de begindagen van het internet en informatie was makkelijker te vinden. Ik leerde veel over Patrick Stewart en in 2002 kwam hij naar de Space Expo in Noordwijk. Daar moest ik bij zijn. Ik was inmiddels onderdeel van een online Star Trek discussieforum en met een groep gingen wij daarheen. Daar heb ik Jan voor het eerst ontmoet, de rest is geschiedenis zoals er zo mooi gezegd wordt. Maar de conclusie is wel dat ik zonder Star Trek TNG nu zeker niet in Leeuwarden zou wonen. Met dank aan Stewart is ook mijn voorliefde voor theater ontstaan en ik ben nog steeds blij dat ik hem in 2016 in Londen heb mogen zien in No Man’s Land. Hijzelf heeft lang moeite gehad met het feit dat ‘fans’ naar het theater kwamen. Waarschijnlijk was het idee dat mensen daar niet voor het toneelstuk maar voor de acteur zaten, gecompliceerd. Ondertussen schijnt hij daarvan teruggekomen te zijn, wat maar goed is ook want ik weet zeker dat hij een hele generatie geïnspireerd heeft om meer over (klassiek) theater te leren en om er ook daadwerkelijk naar toe te gaan.

Vanaf het moment dat de nieuwe serie werd aangekondigd, heb ik al het nieuws erover op de voet gevolgd. De laatste keer dat ik zo naar iets uitgekeken heb was Doctor Who in de tijd van Matt Smith als de elfde Doctor. Natuurlijk heb ik mijzelf voorgehouden dat het ook tegen zou kunnen vallen, maar dan was het altijd in ieder geval nog meer Picard. De laatste TNG-film, Star Trek Nemesis, was nogal een tegenvaller en absoluut geen goede afronding van het verhaal. Data, de androïde die graag menselijk wilde zijn, had zich opgeofferd om Picard te redden. Maar ook weer niet, want vlak voordat hij dat offer bracht had hij een kopie van zie ‘positronic brain’ gemaakt om zo B4 (ja, ik ben nooit over het hoge Bassie-en-Adriaan-gehalte heen gekomen), een inferieure eerdere versie, te helpen. Dus aan het einde van de film was de vraag: Is hij nou wel of niet dood? Die vraag is natuurlijk wel beantwoord in de boeken die volgden, maar dat is toch niet hetzelfde.

Al snel bleek dat Michael Chabon de serie zou gaan schrijven. Ik had al zijn boeken al gelezen en ik werd er net zo blij van als toen Steven Moffat aankondigde dat Neil Gaiman een Doctor Who aflevering voor de 11e Doctor ging schrijven. Het is altijd fijn als je favoriete schrijvers je favoriete televisieseries even leuk blijken te vinden. Of zoals in het gaval Chabon, ook zo’n fan zijn van Stewart als jijzelf bent. Ik had er daardoor wel vertrouwen in.

En toen werd het tijd voor de eerste aflevering: Remembrance. Ik heb bewust besloten die aflevering de eerste keer alleen te kijken. Als het zou tegenvallen wilde ik de teleurstelling alleen ervaren. Maar het viel niet tegen. De serie begint met een droom van Picard. Hij droomt dat hij met Data aan het kaarten is en hij wil duidelijk niet wakker worden. De droom eindigt in een nachtmerrie als hij uit het raam van Ten Forward op de Enterprise D ziet hoe Mars aangevallen wordt. Picard wordt wakker in zijn huis op zijn familiewijngaard. De familiewijngaard waar hij in het verleden vandaan gevlucht is. De familiewijngaard waar zijn broer en neefje tijdens een brand om het leven zijn gekomen (hoe Frans). Niet de plek waar je hem zou verwachten. Hij blijkt een hond te hebben, Number One. En er zijn twee Romulans waar hij duidelijk bevriend mee is. Picard blijkt gedesillusioneerd Starfleet te hebben verlaten. Hij was verantwoordelijk voor de reddingsoperatie van een grote hoeveelheid Romulans omdat hun zon supernova zou gaan. Dit is een directe referentie naar de Star Trek-rebootfilm uit 2009. In eerste instantie wilde de Federation en Starfleet wel helpen, maar toen Mars aangevallen werd door hun eigen synthetische arbeidskrachten, hield de missie op. En er gebeurde nog meer. Synthetisch leven mocht niet meer gecreëerd worden en zover het nog bestond, moest het vernietigd worden. Voor Picard was dit extra onvoorstelbaar vanwege zijn lange relatie met Data en het feit dat Data zijn in principe oneindige leven voor hem had opgeofferd. De serie begint op het moment dat het 15 jaar geleden is dat de aanval op Mars heeft plaatsgevonden. Picard is inmiddels 94 jaar oud en ongeneeslijk ziek.

Onverwacht komt Dahj zijn leven binnen. Ze blijkt een androïde te zijn die waarschijnlijk gemaakt is vanuit een van B4/Data’s positronic neurons. Maar voordat Picard meer over haar kan leren, wordt ze vermoord door Romulan geheim agenten. Ze blijkt een tweelingzus te hebben en de serie gaat over de zoektocht naar haar en over waarom de Romulans zo bang zijn voor synthetisch leven. Onderweg komt er een aantal oude bekenden voorbij, waarbij Seven, Hugh, Riker en Troi de meeste indruk maken. Picard krijgt ook een nieuwe ‘crew’. Deze bestaat uit Agnes Jurati, een wetenschapper die gewerkt heeft aan synthetisch leven maar dat nu niet meer kan doen, Chris Rios, voormalige Starfleet officier, Raffi Musiker, voormalige Starfleet officier die door Picard zijn vertrek bij Starfleet ook haar ‘baan’ is kwijtgeraakt en Elnor, een Romulan Monk met zwaard die geloofd in de ‘the way of absolute candor’.

De intro van de serie geeft veel weg over het verhaal dat verteld wordt. Het verhaal gaat over gebroken mensen die ontdekken dat er toch een manier is om weer heel te worden. Ze moeten allemaal de stukken van de puzzel die ze heel gaat maken terugvinden en op de juiste manier neerleggen. Voor Picard betekent dit dat hij afscheid moet nemen van Data, dat hij zijn eigen sterfelijkheid moet accepteren, hij opnieuw moet leren wat liefde geven is en dat hij moet accepteren dat een halve oplossing altijd nog beter is dan geen oplossing. Voor Raffi, mijn favoriete nieuwe karakter, betekent het dat ze moet leren dat niet alle fouten uit het verleden ongedaan gemaakt kunnen worden en dat zelfmedelijden nog nooit iemand verder geholpen heeft. Voor Seven betekent het vooral accepteren wie ze is en dat wraak nemen misschien niet altijd de juiste oplossing is, maar soms wel de enige. Voor Soji, de tweelingzus van Dahj, betekent het accepteren dat niet iedereen het einde van al het synthetische leven wil en dat zij de enige is die de keuze heeft om de geschiedenis zichzelf niet te laten herhalen.

De serie houdt ons ook een spiegel voor over onze tijd. Dat is iets waar Star Trek altijd goed in is geweest en het is fijn om te zien dat dit ook weer voor Picard geldt. De serie leert ons dat het nooit een oplossing is om weg te lopen voor je verantwoordelijkheden en dat wanneer je dat wel doet, dit echte gevolgen heeft. Voor Picard wordt dit het meest zichtbaar als hij teruggaat naar een planeet waar hij Romulan vluchtelingen naar toe gebracht heeft. Hij is niet meer welkom, maar meer dan dat, de Romulans zijn zo aan hun lot overgelaten dat ze xenofoob zijn geworden en volledig in zichzelf gekeerd zijn geraakt. Dit is het moment dat Picard zich realiseert dat door zijn keuze om niet voor een halve oplossing te gaan Romulans (echte mensen!) in de problemen zijn gekomen. Geen hoop, geen toekomst. Kan er ons niet een duidelijkere spiegel voorgehouden worden voor de grote problemen in onze tijd? De oplossing hoeft niet perfect te zijn, zolang we maar aan een oplossing werken.

Het einde van de serie geeft Data het afscheid dat hij verdient. Door een samenloop van omstandigheden eindigen Picard en Data op dezelfde plek en is er toch nog een mogelijkheid dat de karakters elkaar nog een keer spreken. Dit geeft Picard de mogelijkheid om eindelijk te accepteren dat Data het offer om hem te redden, bewust heeft gebracht. En het geeft Data de mogelijkheid om Picard, en de kijker, nog een keer uit te leggen dat leven niets waard is zonder sterfelijkheid. Ofwel: “A butterfly that lives forever is really not a butterfly at all.” Dit vat de hele serie wat mij betreft ook goed samen. Uiteindelijk gaat het erom dat we allemaal de keuze hebben om zelf iets van ons leven te maken. En als we die keuze bewust maken maakt het niet uit waar je vandaan komt en hoe gebroken je bent.

Was het alleen maar goed? Nee natuurlijk niet. Zo is er een heel subplot met de Borg waarvan nu nog niet helemaal duidelijk is wat het punt ervan nu eigenlijk is. De Romulans blijken een Borg Cube te hebben en die Cube wordt uiteindelijk door Seven feitelijk gestolen en is nu gestrand op een planeet. Daarnaast heeft Starfleet schijnbaar nog maar een type ruimteschip en is een deel van het plot volgens bestuurlid NCSF Eddie een iets te directe kopie van het spel Mass Effect. Met dat laatste zat ik niet zo heel erg omdat Mass Effect het idee ook alleen maar van Asimov gejat heeft, maar ik snap Eddie zijn punt zeker. Ook wordt er weinig duidelijk gemaakt over hoe het nu eigenlijk verder met de Federation gaat. Gelukkig komt er in ieder geval nog een tweede seizoen waarin dit soort zaken opgepakt kunnen worden.

Dit artikel, door Marlies Scholte Hoeksema, is eerder verschenen in HSF (2020/1).

cbs.com/shows/star-trek-picard