Orakel – Thomas Olde Heuvelt

Orakel.jpg

Orakel – Thomas Olde Heuvelt (HO)
Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam (2021)
454 pagina’s, € 20,99
Omslag: DPS Design & Prepress Studio

Wow! Wat mij betreft is dit eigenlijk wel genoeg recensie over dit meesterwerk. Deze drie letters beschrijven mijn bewondering voor het prachtige verhaal dat Thomas Olde Heuvelt aan ons heeft gegeven. Maar… ik begrijp ook wel, dat dit wellicht toch als een beetje te mager overkomt. Daarom zal ik er nog wel het een en ander aan toevoegen. Ik zag al verschillende andere recensies voorbijkomen. Uiteraard las ik die niet, want ik wil graag mijn eigen mening niet vermengen met de mening van anderen. Wat ik wel zag is dat Thomas Olde Heuvelt te pas en te onpas met Stephen King vergeleken wordt. Dat kan. Johan Klein Haneveld vergeleek hem liever met Howard Philips Lovercraft. Dat kan ook. Zelf zou ik daar Clive Barker en uiteraard John Ajvide Lindqvist en dan met name denkend zijn roman: ‘Het zeewezen’, aan toe willen voegen. Maar geen van deze buitenlandse toppers zou in staat zijn een dergelijk verhaal als ‘Orakel’ te schrijven. Daarvoor staan geen van allen diep genoeg met beide benen in de Hollandse zeeklei. Thomas Olde Heuvelt wel!
Ik moet, met schaamrood op de kaken, bekennen dat ik zowel ‘Hex’ als ‘Echo’ nog niet gelezen heb. Als recensent wordt mijn leesleven min of meer geleefd door de recensieboeken die me op aanvraag toegestuurd worden en waarvan ik er meestal teveel aanvraag, zodat ik steeds aan een inhaalrace bezig ben om de boeken zo snel mogelijk te lezen en dan de recensies zo snel mogelijk te schrijven. En denk nu maar niet dat ik klaag, want ik kan me geen mooier bezigheid voorstellen. Maar de spagaat is er af en toe wel. Hoe dan ook… ik kreeg de boeken van Thomas nooit eerder toegewezen, dus had ik er de tijd ook niet voor om ze te lezen. Maar ze liggen nu beiden bovenaan op de torenhoge ‘Nog te lezen’ stapel en gaan bij de eerste de beste vakantie die ik weer mag en kan beleven, mee. Ik kijk naar beiden uit.

Ik wil ook van de gelegenheid gebruik maken om hier een persoonlijke noot aan toe te voegen, want Thomas en ik delen een gezamenlijke herinnering. Misschien herinnert Thomas zich dat niet meer, maar ik wel en meer dan levendig. Het was bij de prijsuitreiking van de Paul Harland Prijs 2009. Het evenement was op 12 december in het Archeon, Alphen aan de Rijn. Thomas won die prijs met ‘De jongen die geen schaduw wierp’ (waarmee hij later in 2013 nog op de nominatie stond voor een Hugo Award). Ikzelf eindigde op de achtste en vierde plaats. Eerlijk gezegd heb ik van de rest van de prijsuitreiking niet zo heel erg veel meer meegekregen. Ik was helemaal vol van mijn behaalde vierde plaats en had op de vraag van W.J. Maryson (Wim Stolk, helaas veel te vroeg overleden) of ik de Paul Harland Prijs nog eens zou winnen, beantwoord met een volmondig: “Ja!” Ik meende het nog ook. Maar het mocht niet zo zijn. Ik verzandde in een nasleep van endeldarmkanker, een operatie, bestralingen en wat dies meer zij. Ik kon daarna niet meer schrijven. Writers block. Ik kreeg geen letter meer op papier, geen woord meer in een bestand. Zo kan het ook gaan. Maar voor Thomas begon de triomftocht met als magnum opus: ‘Orakel’. En… hij is er vast nog niet. Hij is voorbestemd om grote dingen te doen. We gaan het meemaken.

Het wordt tijd om deze recensie, die meer is dan een recensie, af te ronden. Ik had dit allemaal niet willen vertellen, maar werd er na het lezen van ‘Orakel’ toe gedreven en de recensie (of wat het dan ook is) schreef zichzelf. Tenslotte kan ik eenieder alleen maar aanraden ‘Orakel’ ter hand te nemen en je te laten leiden door Luca Wolf, die niet op wil en kan geven. Neem er maar een voorbeeld aan. Onverzettelijkheid is wel degelijk een goede gave! Nog een ding. Tijdens het lezen schoot me het volgende van Eddy C. Bertin (ons ook al veel te vroeg ontvallen) uit een essay met dezelfde titel in ‘Horrorarium’ (verschenen bij Suspense Publishing in 2006), vol in gedachten: ‘The horror! Oh, the horror of it all!’. Altijd is deze zin in mijn hoofd rond blijven spoken. Geen idee waarom, maar het beschrijft de kern van ‘Orakel’ heel aardig dacht ik zo en komt nu aldus prima van pas. Graag meer van dit, Thomas, heel wat meer!

Jos Lexmond

De vermisten van Maneschijn – Christelle Dabos

De-vermisten-van-Maneschijn.jpg

De vermisten van Maneschijn – Christelle Dabos (YFA)
De Spiegelpassante 2
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff B.V., Amsterdam (2021)
577 pagina’s; prijs 19,99
Oorspr.: La Passa-miroir – Les disparus du Clairelune (Éditions Galimard Jeunesse, Paris – 2015)
Vertaling: Eef Gratema
Omslag: Galimard Jeunesse/Suzanne Bakkum/Laurant Gapaillard
Illustraties: Laurant Gapaillard

Het was te lang geleden. Veel te lang geleden. Tussen ‘De ijzige verloofde’ en ‘De vermisten van Maneschijn’ heb ik, even geteld, zevenenzestig andere recensieboeken, bundels en anthologieën gelezen, om nog maar niet te spreken van de honderden andere dingen die ik in de tussentijd heb gelezen of gescand (met de ogen). Dat laatste gebeurde in de hoedanigheid van mijn andere werk. Een bibliograaf zijn. Om daar even een klein voorbeeld van te geven… in de maanden tussen de beide delen van ‘De Spiegelpassante’ heb ik bijvoorbeeld vijfenvijftig jaar (a tweeënvijftig nummers, dus: 2860 stuks) Robbedoes doorgenomen, op zoek naar fantastische verhalen. Ook in de tussentijd dik zeshonderd Spook-Thrillers gecheckt en dat is bij lange na het enige niet. Wat ik hiermee wil zeggen, dat het onmogelijk is in die tussentijd te onthouden waar het allemaal ook al weer over ging. En ook de iets meer dan anderhalve pagina ‘Herinneringen aan deel 1’ hielp ook niet echt er weer in te komen. Al met al heeft het zeker een dikke honderd pagina’s gekost om me weer comfortabel in de wereld van ‘De Spiegelpassante’ te gaan voelen. Nu ben ik de laatste die zal zeggen dat het geen groot karwei is een dergelijk werk van het Frans in het Nederlands te vertalen. Dat zal best een hoop tijd kosten. Maar het origineel van het eerste deel stamt uit 2013, dus misschien was het handiger geweest om iets eerder te besluiten, dit uit te geven. Of… dat kan natuurlijk ook, datzelfde eerste deel iets langer op de plank te laten liggen, zodat de vertaler een head start had.

Maar goed. Het tweede deel was een feit en uiteraard heb ik er weer van genoten. Het is een prachtig vormgegeven wereld, of misschien beter, de restanten van de wereld, ook wel arken genoemd. Die zweven door het luchtruim en zijn onderling te bereiken door gebruik te maken van steampunkachtige luchtschepen, of zoals de jonge Ophelia van de Anima ark, door spiegels te reizen. Ze is een van de weinigen van die ark die dat kan. Ze wordt uitgehuwelijkt aan de stugge Thorn en moet de Anima ark verlaten om op de verre Pool te gaan wonen. Zoals we in het eerste deel geleerd hebben ging dat allemaal nogal stroef en met de nodig ups en downs. Door het huwelijk met Thorn hoopt deze laatste de gave van lezeres van Ophelia over te kunnen erven en zo het boek van Faroek, de familiegeest van de Pool te kunnen lezen. In dit tweede deel raakt de familiegeest echter in de ban van Ophelia en haar gave. Alles is erop gericht achter de verborgen familiegeheimen van de Pool en het geheugen zien terug te vinden van Faroek. Intriges en verdwijningen van de ene na de andere hoveling staan centraal en bovenop dit alles komen de familieleden van Ophelia ook nog op bezoek. Kortom er gebeurt weer meer dan genoeg in dit boek. Ik weet wel dat ik, voor het verschijnen van het derde deel van de ‘Spiegelpassante’ (Het geheugen van Babel) in september van dit jaar, eigenlijk de eerste twee delen nogmaals zou moeten lezen. Ik vrees dat ik er anders nooit meer uit, of in, zal komen. En dat niet alleen, ik zou heel veel missen omdat ik het hele verhaal niet meer paraat zou hebben. En dat zou meer dan jammer en zonde zijn. Echter… of dat gaat gebeuren? Er liggen immers weer teveel recensieboeken op me te wachten om me die luxe te kunnen permitteren. Ik moet er eens goed over nadenken. Gelukkig heb ik die tijd nog. Het duurt nog wel even voordat het weer september is.

Jos Lexmond

Heksenweek – Kaye Umansky

Heksenweek.jpg

Heksenweek – Kaye Umansky (JFA)
Elsie Pekel 1
(Witch for a Week (Simon & Schuster UK Ltd., Londen – 2017)
Lemniscaat b.v., Rotterdam (2021)
174 pagina’s; prijs 14,95
Omslag & Illustraties: Ashley King
Vertaling: Jesse Goossens

Soms krijg ik een boek onder ogen (nadat ik er eerst om verzocht heb natuurlijk) dat ik zelf als kind ook heel erg leuk zou hebben gevonden. Zo’n boek is ‘Heksenweek’. Zelfs nu ik zevenenzestig ben (gisteren (dat is natuurlijk relatief, het is nu al eergisteren) geworden) kon ik er nog steeds wel veel genoegen aan beleven. Jawel… recensies schrijven houd je zeker en vast jong. Geestelijk gesproken dan natuurlijk. Voor zover ik weet (maar misschien ben ik geestelijk toch niet meer zo jong) heb ik niet eerder een boek van Kaye Umansky mogen proeven. Het is niet zo dat ze eerder geen boeken schreef. Als je op de site van Fantastic Fiction kijkt, dan staat er een hele reeks kinderboeken vermeld. In FANDATA staan twaalf titels opgenomen, waaronder een aantal herschreven sprookjes, zoals bijvoorbeeld: ‘De dertiende fee, Doornroosje (maar dan anders)’. Volgens zeggen is Kaye Umansky het meest bekend van haar ‘Pongwiffy’ verhalen. In Nederland zijn er daar slechts twee van verschenen, maar in het Engels een stuk of tien, als ik juist geteld heb.

Maar nu dus Elsie Pekel. Er zijn, tot op heden toe, vier titels van en voor het gemak (en mijn en uw plezier) heeft Lemniscaat deze alle vier gelijk maar aangekondigd. Wanneer ze gepland zijn te verschijnen staat er niet bij, maar ik houd het voor u in de gaten.

Maar goed. In het eerste deel, ‘Heksenweek’, maken we kennis met Elsie Pekel die op de familiewinkel past. Deze winkel staat in het dorp Kleinbrugge. Dat heet zo omdat het klein is en er een brug is die over de Miezer ligt. Het is een saai dorp. De mensen gaan vroeg naar bed omdat er werkelijk niets te doen is. De winkel waar Elsie op past, staat in een klein zijstraatje van de hoofdweg en is, ietwat buitenproportioneel, Pekels Warenhuis genoemd. De meeste mensen komen alleen binnen om een praatje te maken. Die dag had Elsie een schoenveter verkocht en haar vader een zwabber. Op die dag, als de torenklok van het stadhuis twaalf keer slaat, veranderde alles. Een huilende wind steekt op. Hoeden waaien weg en vuilnis stuitert over de straatstenen. Elsies vader ziet geen klanten meer komen en gaat even met zijn voeten omhoog zitten. Hij laat de winkel onder het beheer van Elsie achter. En Elsie… die zit zich maar te vervelen. Dan wordt er hard op het raam geklopt. En daar staat ze. De heks. Het was Magenta Spits. De dorpelingen noemden haar de rode heks. Ze draagt rode handschoenen, heeft roodbruine krullen en een rode jas met bijbehorende puntlaarzen. Magenta Spits heeft geen interesse in spullen. Ze wil slechts een poster ophangen. Ze zoekt een tijdelijke oppasser omdat ze een week op bezoek bij haar zus gaat. Daar heeft Elsie wel oren naar en na het informeren wat haar taken dan wel zouden zijn, wordt ze direct aangenomen. De volgende dag gaat ze op weg naar de Toren van de heks in het Krommevingerwoud. Het is het begin van een enerverende week, waarin Elsie zelf ook moet gaan heksen om alles in goede banen te leiden.

Leuk verhaal en voorzien van de nodige humor, waardoor ik regelmatig grinnikend verder las. Het verhaal is absoluut tijdloos en kan door eenieder, tussen de acht en achtentachtig, genoten worden. Wat mij betreft mogen de andere drie delen doorkomen. Als die net zo leuk zijn, dan geniet ik al bij voorbaat.

Jos Lexmond

Nevelkinderen

Nevelkinderen.jpg

Nevelkinderen (DIV)
Godijn Publishing, Hoorn (2021)
304 pagina’s; prijs 18,99
Omslag: Leijp Vormgeving

‘Nevelkinderen’ is het mooie resultaat van alweer de vierde jaarlijkse verhalenwedstrijd van Godijn Publishing. Voor mij is het een jaarlijks terugkerend feest en mag tot het einde der tijden doorgaan. Volgend jaar beleeft het zijn (of haar) eerste lustrum en van Johan Klein Haneveld heb ik begrepen dat het thema voor de volgende wedstrijd ‘Afvalligen’ gaat zijn. Verdere informatie volgt. Maar laten we ons eerst even op ‘Nevelkinderen’ concentreren. Ik denk dat ik het bij het verschijnen van elke bundel zeg, maar ik ga het zeker weer doen. Want ik vraag me toch steeds af waar al dat talent in ons Nederlandstalige taalgebied vandaan komt. Zeker, er zijn bekende (en bekendere) namen, maar het barst ook van de namen die we hier voor het eerst tegenkomen. Zoals die van Krista Noor, de winnaar van 2020. Heel apart!

Twee dingen vielen me extra op dit keer. Het eerste was dat vrijwel in elk verhaal fysieke, of iets minder fysieke, nevelkinderen voorkwamen. In eerdere bundels waren de verwijzingen naar het thema veel meer subtiel, zijdelings en meer verstopt. Het tweede was dat ik het veel minder eens was, dan in voorgaande jaren, met de meer dan kundige jury bestaande uit: Elly Godijn en Johan Klein Haneveld (shortlist) en Esmeralda van Belle en Ferry Visser (longlist). Natuurlijk was ik het bij eerdere bundels ook wel eens wat minder eens, maar hier was ik soms stom verbaasd. Ik ken natuurlijk de beweegredenen van de jury niet en smaken verschillen nou eenmaal, maar ik had niet dermate grote verschillen verwacht. O ja… nog een dingetje. Ik neem altijd maar zelf aan dat de volgorde van de uitslag van de wedstrijd zich weerspiegelt in de opname van de verhalen in het boek. Maar het staat nergens, dus of het een terecht aanname is… dat je weet je nooit helemaal zeker.

Maar goed, de verhalen. Daar gaat het tenslotte om. Ik ga hieronder de schrijvers en de titels noemen en in het kort (en soms ietwat cryptisch) wat ik er van vond.

1.Krista Noor: ‘Het houten hobbelpaard’ (FA) – Prachtig verhaal. Maakt veel indruk door de eenvoud ervan. / 2.Daniel Warmoeskerken: ‘Wisseling’(SF) – Kinderen en ouders. To a bright and shiny future. / 3.Ronald van Assen: ‘Gevangen in de tijd’ (SF) – Voor eeuwig van hot naar her met je zus. Leuk! / 4.Mike Jansen: ‘Oersoep’ (SF) – Hoe simpel kan het zijn? Één kind kan de as doen. / 5.Daniel Warmoeskerken: ‘Aan de waterkant’(FA) – Zeer sterk verhaal over verlies, liefde en winst. / 6.Bart de Wolf: ‘Rode riviertjes en een kop vol snot’ (HO) – Van eten en gegeten worden. Spekkie voor het bekkie. / 7.Jacob Dens: ‘Appendix’ (FA) – Het begin is het einde van het einde. Zonder verhaal… leemte. / 8.Annika Cannaerts: ‘Benjamin en Dolly’ (SF) – Hello Dolly, ik ben thuis. Een leven om te zoenen. / 9.Michel Richards:‘Zuigsonate’ (SF) – Als ik toen wist wat ik nu weet, of… wat ik nu weet, toen kon bevroeden, zou ik dan…? / 10.Marieke van de Reep: ‘Angstaanjagend stil’ (HO) – Angstaanjagend eng. Zo wil je niet overleven, ook niet als experiment. Had van mij binnen de top vijf gemogen. / 11.Karin Hazendonk: ‘Dochters van Aresta’ (FA) – Weinig zeggende Fantasy. Te hoog geklasseerd naar mijn idee. / 12.Leonie Wouters: ‘Duister gefluister’ (SF) – Op zich een leuk verhaal maar gaat uit van een paar vreemde aannames. Wie leent nou zijn nieuwe hyperschip aan een onbekende uit. En coördinaten instellen in als je in een ander universum bent??? Er moet duidelijk nog aan gesleuteld worden. / 13.Maartje Cooijman: ‘iPurify’ (SF) – Mooi verhaal over geuren en herinneringen. Ook angstaanjagend. Het einde is minder sterk, zou wel wat gruwelijker mogen. Mag in ieder geval een stuk hoger eindigen. / 14.Peter Eijk: ‘Thuiskomst’ (SV) – De vele namen van de mist. De kilte van de nevel geeft een warm gevoel. Mooi en gevoelig. Het diende zeker hoger te eindigen. / 15.Marielja de Geus: ‘Het moeras van de doden’ (FA) – Op zich niet onaardig verteld, maar het einde is onbegrijpelijk voor me. / 16.Julie Ivens: ‘Dag des oordeels’ (SF) – Een van de betere verhalen in deze bundel. Voor mij iets te religieus van aard. Plaats 16 is absoluut te laag. / 17.Stefanie Huls: ‘Liefde kent geen einde’ (SV) – Spookverhaal, maar dan lief. Hoort wat mij betreft thuis bij de best vijf. / 18.Arne Hempenius: ‘De weg naar Klusar’ (SF) – Vier maal duim in een zin. Beetje veel van het goede. En een lodderige hond? Verder niet onaardig. / 19.Amber Christen: ‘Afscheid op een deken van mos’ (SV) – Spookverhaal, maar dan ontroerend. Een afscheid van verloren kinderen. Toch mankeert er iets aan het verhaal. Kan het niet onder woorden brengen. / 20.Aad de Winter: ‘Het offer’ (SF) Niet onaardig, maar vrij simpel. / 21.Liesbeth Jochemsen: ‘N.O.A.C.H.’ (SF) Leuk, maar voorspelbaar. Raar schip trouwens. / 22.Erik van Oosterhout: ‘Een huis in het moeras’ – Intrigerend verhaal. Jammer dat er niets verklaard wordt. / 23.Gitta van Reeth – ‘Het toreke’ (SV) – IJzersterk Vlaams spookverhaal. Het verdiende een veel hogere plek! / 24.Lillian Veenhof: ‘De schat’ (FA) – Als je het maar graag genoeg wilt, dan wordt je ‘m. / 25.Trudy Pas – ‘De Spelonk’ Mooi verhaal en mooi verteld. Jammer van de foutjes, maar is dit echt maar plaats 25 waard? / Bonus. Garvin Pouw: ‘Twee lege kelken’ – 26e geworden? Of buiten mededinging? Het laatste denk ik. Maar als het meegedaan had, dan had het bij de eerste tien geëindigd, dat zeker. Maar winnen… nee!

Deze recensie is alweer veel te lang geworden, dus ga ik er gauw mee stoppen. Maar niet voordat ik gezegd heb, dat ik nu al weer smacht naar de volgende. Ga zo door Godijn!!!

Jos Lexmond

Reclame en de Kunst van het Hacken – Antoni Dol

Reclame-en-de-Kunst-van-het-Hacken.jpg

Reclame en de Kunst van het Hacken – Antoni Dol (SF)
De superrealiteit, deel 1
IO, Independent Publisher, Amsterdam – (2021)
190 pagina’s; prijs 19,95
Omslag: Antoni Dol

Dystopieën. Ze vinden meestal, of misschien wel altijd, plaats in een wereld waarin jij en ik niet willen leven. Waarschijnlijk fronsen nu al een aantal mensen hun wenkbrauwen. ‘Reclame en de Kunst van het Hacken’, een dystopie? Wel… misschien voor veel mensen niet, maar voor mij wel. Ik heb een pestpokken (excusez le mot) hekel aan reclame, op wat voor hoedanigheid dan ook. Mijn tijd is te kostbaar om aan die rommel te verspillen. Dus kijk ik ook absolute geen commerciële televisie. Daar is trouwens ook niets interessants te zien, behalve misschien wel een paar films, welke ik soms wel zou willen zien. Eenmaal heb ik een film (Star Trek) van een van de RTL’s opgenomen om die op een lamme zondagmiddag eens te bekijken. Na een goed uur had ik er meer dan genoeg van en heb hem afgezet. Ongeveer elk kwartier werd de film onderbroken door eindeloze reclame. Die kan je dan wel doorspoelen, maar toch. Je bent er weer uit. Dus… dat doe ik ook al niet meer. Hoe dan ook… om die reden moest ik wel tweemaal nadenken voordat ik op het verzoek van Antoni inging om zijn nieuwe boek te lezen. Alleen de titel, stond me al behoorlijk tegen. Vanwege zijn eerdere boeken, heb ik uiteindelijk toch maar ja gezegd en hij stuurde het me toe. Toen ik het in handen had, was ik verrast door de vormgeving en omslag. Heel erg mooi gemaakt en ook al door Antoni zelf. Je wordt meteen benieuwd naar de inhoud, maar ik moest het helaas nog even wegleggen omdat een paar andere boeken voorgingen.

Maar uiteindelijk was het dan zo ver. Ik greep het en werd vrijwel meteen gegrepen door het verhaal. Het, voor mij, dystopische element in het verhaal was nog erger dan ik al dacht. Het begon voor mij meteen, op pagina een, al met koude kriebels en het angstzweet brak me uit. Als dat de toekomst zou moeten worden, dan maakte ik er meteen een end aan. In de door Antoni gecreëerde wereld is er aan reclame niet te ontkomen. Menselijke Adbots verschijnen te pas en te onpas om je te proberen over te halen dit of dat product aan te schaffen en gaan met je in discussie. Gaan naast je zitten op een bankje en zijn haast niet weg te krijgen en als je er dan eindelijk een kwijt bent, dan loopt de volgende al achter je kont aan om je iets aan te smeren. Brrr, ik moet er niet aan denken. Mooi dat het verhaal zich in 2083 (oid, weet het niet meer en kan het in de gauwigheid ook niet meer vinden) afspeelt, gelukkig ben ik dan allang de pijp uit en hoef ik het niet meer mee te maken.

Het is het verhaal van een nooddruftige cybercrimedetective, Joris Hamelink. Hij wordt door een reclamebureau in de arm genomen omdat een anonieme kunstenaar advertenties hackt en ze omzet naar een kunstvorm die gericht zijn op een enkele doelpersoon. De hacks vinden plaats in de openbare ruimte en de opnames daarvan worden verkocht in een galerie. Joris staat voor een schier onmogelijke opdracht.

Prachtig en origineel verhaal. Schreef ik bij eerdere verhalen van Antoni dat het verhaal me aan dit of dat verhaal van een beroemde schrijver deed denken, nu doe ik dat helemaal niet. En wel om de doodeenvoudige reden dat dit verhaal met niemand te vergelijken is, althans niets of niemand dat in het Nederlands vertaald is. Alle lof. Als een verhaal je doet huiveren, wil dat zeggen dat het zeer realistisch geschreven is en je je goed in kan leven in de situatie. En dat kon ik. Ik weet niet goed of het een tweeluik wordt of een trilogie, maar wat het ook is… ik wil meer!

Jos Lexmond

De laatste mens – Lee Bacon

Laatste-mens.jpg

De laatste mens – Lee Bacon (JSF)
Van Holkema & Warendorf, Amsterdam (2021)
266 pagina’s; prijs 14,99
Oorspr.: The Last Human (Amulet Books, New York (2019))
Vertaling: Barbara Lampe
Omslag: Caren Limpens/Karl Kwasny
Illustraties: Karl Kwasny

Toen ik de aankondiging las van het toekomstig verschijnen van Lee Bacon’s ‘De laatste mens’, kwam die me vagelijk bekend voor. Maar verder dan dat heb er niet over nagedacht en hem aangevraagd als recensie exemplaar. En was er blij mee toen ik hem toegewezen kreeg. Het had een vette aantrekkingskracht op me, zoals dat tegenwoordig gezegd wordt (of misschien al niet meer). Toch bleef die vagelijke bekendheid vrijwel ongemerkt aan me vreten. Niet dat ik het boek eerder gelezen had, dat niet, maar ik wist vrijwel zeker dat ik hem ergens eerder gezien had. En… dat was ook zo. De originele (vertaalde) uitgave van dit boek stamt al uit 2019 en dit moet dan de tweede druk zijn (oid). Geen probleem natuurlijk. Misschien dat ik hem destijds ook al aangevraagd had, of niet. Maar nu heb ik hem in ieder geval wel en begon er met een hoge verwachting aan.

Het verhaal! De aarde is leeg, althans… zonder mensen. Er zijn natuurlijk wel eekhoorns, vogels én robots. De mens had de robot gecreëerd om hem van dienste te zijn en al gauw werden de robots voor alles en nog wat gebruikt en zelfs misbruikt. Mensen vervuilden de planeet, Ze vulden de luchten met chemicaliën en hun wateren met vergif. Door de vervuiling stond de wereld op instorten. De temperatuur steeg, de ijskappen smolten en kustlijnen overstroomden. Als je dacht dat de mensen zich van hun verantwoordelijkheden bewust zouden worden en alles op alles zouden zetten om hun wereld te redden, dan had je het fout. In de plaats daarvan starten ze een oorlog en de mensen stuurden de robots erop af om voor hen te vechten. Die hadden daar geen zin in en waren intelligent genoeg geworden om actie te ondernemen. Ze waren niet te beroerd de mensheid te helpen haar einde ietwat te bespoedigen.
Het is nu is het dertig jaar later. Twee robots hebben samen een robotkind gemaakt. Het heet XR-935. Het is meteen een dikke twaalf jaar oud en verbaasd zich over de vele sporen die de mensen hebben achtergelaten. Zijn ouders, Ouder_1 en Ouder_2, doen hun uiterste best hem op te leiden tot een goede robot. Een van de belangrijkste regels is: “Een robot deelt alles met de korf (zo heet de robotgemeenschap). Een robot heeft niets te verbergen”. Daarmee eindigt de dagelijkse rede van de Korfpresident in ieder geval. Dan… op een dag als XR-935 samen met zijn vrienden Ceeron en SkD (die alleen in emoji’s praat), aan het werk is, ontdekken ze een onmogelijkheid. Een wezen die achter een opslagstation zit, een meisje: Emma. Maar het kon geen mens zijn. Geen meisje. Mensen en meisjes waren dertig jaar geleden van de wereld verwijderd. Maar Emma is wel degelijk een meisje. En Emma is net zo oud als XR-935. Dat schept een band. Maar in het hoofd van XR-935 vormt zich een logische gedachte. Emma is een mens. Mensen bedreigen de wereld. Dus: Emma moet worden uitgeschakeld. Emma weet XR-935 te overtuigen dat ze geen bedreiging vormt voor de wereld. Samen met Ceeron en SkD beginnen ze aan een gevaarlijke reis naar een plek waar Emma veilig kan zijn. Maar dan komt ook nog het volgende dilemma op het pad van XR-935 en zijn kameraden: “Een robot deelt alles met de korf. Een robot heeft niets te verbergen”.

Heel erg leuk verhaal over een robotmaatschappij die gewoon door functioneert in een mensloze wereld. En de robots gaan ook mensachtige trekjes ontwikkelen. De appel valt niet al te ver van de boom. Het verhaal wordt dermate mooi afgerond, dat het lijkt dat het om een standalone gaat. Maar wat mij betreft zou er wel een vervolg op mogen komen, al lijkt dat niet te gebeuren.

Jos Lexmond

Space Base: intergalactisch dobbelsteenspel – HSF (2020/3)

Het aanbod van spellen, in alle vormen en maten, lijkt bijna eindeloos. In de plaatselijke spellenwinkel kijk ik elke keer weer mijn ogen uit. Bij elk bezoek zijn er weer nieuwe spellen, nieuwe uitgaven en uitbreidingen. Wat mee te nemen? Een gevolg van het immense aantal spellen is dat het moeilijk is om het kaf van het koren te scheiden. En hoe meer wij spelen hoe kritischer wij worden. Het vinden van een nieuw spel dat aan onze wensen voldoet, kan een hele uitdaging zijn. Natuurlijk zijn er de behulpzame mensen in de spellenwinkel, de previews en de reviews, maar er gaat toch niks boven het zelf uitproberen van een spel. Je wil toch weten wat je koopt.

Vóór de coronacrisis waren er met enige regelmaat spellenmiddagen en -avonden, waarin ook de nodige nieuwe spellen op tafel kwamen. Een aantal van die spellen zagen wij niet meer terug (sorry spel, maar ik ben zelfs je naam al vergeten), andere spellen werden een vaste toevoeging en een aantal waren zo goed en zo leuk dat deze aan de eigen collectie zijn toegevoegd.

Zo ook het intergalactische dobbelsteenspel Space Base, waarin twee tot vijf spelers hun ruimtevloot beheren en uitbreiden met het doel om als eerste het benodigde aantal overwinningspunten te behalen.

Elke speler neemt in het spel de rol aan van commodore (de militaire rang en niet een van de leden van de Amerikaanse soul- en funkgroep de Commodores), begint met zijn/haar vaste ruimtevloot gestationeerd in twaalf sectoren, en probeert deze in de eigen beurt zo strategisch mogelijk uit te breiden. In de eigen beurt en in de beurt van de andere spelers is het mogelijk om credits, inkomsten en overwinningspunten te behalen. Het geluk van de gegooide dobbelstenen speelt daarin een grote rol, maar het geluk is af te dwingen door de aanschaf van nieuwe ruimteschepen. Zo spreid je de kansen waarin de worpen van anderen in jouw voordeel kunnen werken.

Het spel en zijn onderdelen zijn van goede kwaliteit. De dobbelstenen gooien ook na vele keren spelen nog even fijn (al mogen medespelers wel wat vaker de aantallen gooien die ik nodig heb). De kaartjes met daarop de ruimteschepen en koloniën zijn tot op heden onbeschadigd en het erop staande cartoonachtige artwork is nog altijd fijn om naar te kijken. Prettig is dat aan de namen van de ruimteschepen en koloniën de nodige aandacht is besteed.

Als ik dan toch een minpunt mag noemen, dan is het wel het systeem waarin de ruimteschepen van gestationeerd naar ingezet gaan. Namelijk het verplaatsen van de ruimteschipkaart op het spelbord naar deels onder het spelbord. Vooral bij meerdere ruimteschepen die in dezelfde sector worden ingezet, kan dit onhandig zijn.

Er zijn twee uitbreidingen: The Emergence Of Shy Pluto en Command Station. De laatste doos zou ook groot genoeg zijn voor toekomstige uitbreiding. Ik hoop zelf dat er ook een digitale variant van Space Base zal verschijnen.

Deze recensie, door Jan Johannes Scholte, is eerder verschenen in HSF (2020/3).

Space Base – ALDERAC ENTERTAINMENT GROUP

Marvel’s Avengers – Kamala in de schijnwerpers – HSF (2020/3)

Het computerspel Marvel’s Avengers, ontwikkeld door Crystal Dynamics en uitgegeven door Square Enix, stond in eerste instantie niet op mijn te-kopen-lijst. Het werd in de markt gezet als een online multispeler-spel in de lijn van Destiny en dat is een type spel dat niet mijn ding is. Naarmate de verschijningsdatum van het spel naderde, hoorde ik echter steeds vaker dat de verhalende modus van het spel langer en voornamelijk beter was dan verwacht. Maar wat mij echt overstag deed gaan, was dat de hoofdrol in die verhalende modus was toebedeeld aan een van mijn favoriete Marvel-personages: Kamala Kahn, de huidige Miss Marvel.

Nu is Kamala een van de vele versies van de tiener-krijgt-superkrachten-formule waar Marvel, sinds het succes van Spiderman in de jaren ’60 van de vorige eeuw, keer op keer op teruggrijpt. Het idee van een jongvolwassene die het leven als superheld moet balanceren met het normale leven is blijkbaar een van de weinige verhaaltypen voor jongvolwassenen waar ik elke keer weer van geniet. Al helemaal als het met zoveel charme wordt neergezet als de eerste Kamala Kahn – Miss Marvel-reeks, geschreven door G. Willow Wilson onder toezicht van redactrice Sana Amanat. De manier waarop Kamala wordt neergezet als fan van en schrijfster van fan-fiction over desuperhelden die ze na het verkrijgen van superkrachten leert kennen, maakt het alleen maar beter.

De introductie van Kamala in het computerspel Marvel’s Avengers is dan ook pure perfectie. Kamala heeft kaarten gekregen voor een speciaal Avengers fan-evenement (A-Day, gehouden op een vliegend vliegdekschip) door een finaleplaats te halen in een fanfictioncompetitie. Onder toeziend oog van haar verbouwereerde vader verkent ze het evenement en ontmoet ze haar helden in levenden lijve. Ik heb dit deel van het spel met een grijns op mijn gezicht gespeeld.

Schijndiversiteit

Het tweede aspect wat Kamala verheft tot een van mijn favoriete Marvel-personages is dat ze, naar mijn mening, een voorbeeld is van oprechte representatie in fictie. Elders in deze HSF schrijft Alice over het verschil tussen schijndiversiteit en representatie en waarom dat belangrijk is. Haar relaas deed mij gelijk aan Kamala denken. Nu is het terecht om op te merken dat ik wellicht niet de juiste persoon ben om het onderscheid te kunnen maken tussen schijndiversiteit en representatie. Ik ben immers op het eerste gezicht nogal een stereotype Nederlandse blanke mannelijke nerd en, laten we heel eerlijk zijn, op het tweede gezicht ook. Laat staan dat ik iets kan zeggen over hoezeer Kamala recht doet aan de mensen die zij zou representeren. Kamala Kahn is namelijk de dochter van Pakistaanse immigranten, geboren en getogen in New Jersey en moslima. Dus waarom durf ik dit oordeel te vellen?

Afvinklijst

Om te beginnen omdat Kamala representatie geeft aan een heel specifieke groep. Bij schijndiversiteit zie je vaak de neiging om de nadruk te leggen op één diversiteitsaspect. Als mensen, en dan hebben we het waarschijnlijk over blanke heteromannen, een personage opvoeren dat een vinkje moet zetten op hun diversiteits-afvinklijst dan concentreren ze zich meestal op één categorie. Iedere subtiliteit gaat verloren. We zien het tegenovergestelde bij Kamala. Ze is niet alleen dochter van immigranten maar van specifiek Pakistaanse immigranten. Ze is niet enkel Pakistaans-Amerikaans, ze komt specifiek uit New Jersey. Ja, ze is moslima maar aangezien je een religie met meer dan een miljard volgers niet over een kam kan scheren, wordt dat gegeven beïnvloed door haar achtergrond. Het diversiteitsaspect van dit personage is zeer specifiek en niet generiek.

Een andere reden waarom ik Kamala onder representatie durf te scharen, is dat het diversiteitsaspect van het personage niet haar gehele identiteit vormt. Dit is natuurlijk een gevolg van de specificiteit van haar achtergrond, maar het komt ook door hoe die achtergrond is verweven in het verhaal. Bij schijndiversiteit wordt het diversiteitsaspect meestal te pas en te onpas benadrukt, terwijl het bij representatie wordt neergezet als een natuurlijk onderdeel van het personage. Dit is iets wat Marvel’s Avengers goed overneemt van het bronmateriaal. Kamala’s achtergrond beïnvloedt onder andere haar relatie met haar vader, haar omgang met andere personages en haar moraliteit, maar het wordt nooit opgedrongen. Ze noemt haar vader bijvoorbeeld ‘abu’ (koosnaampje voor vader) en hij noemt haar ‘beta’ (koosnaampje voor tweede kind), maar het komt natuurlijk over. Dat is ook niet zo vreemd want voor een jonge Pakistaans-Amerikaanse moslima is dat natuurlijk.

De belangrijkste reden dat ik Kamala onder de noemer representatie durf te scharen, is nog wel omdat ze het geesteskind is van Sana Amanat, die als dochter van Pakistaanse immigranten opgroeide in New Jersey. Het personage is dus bedacht en die eerste reeks geschreven onder de hoede van iemand met dezelfde achtergrond.

Dat alles maakt dat ik denk te kunnen zeggen dat Kamala een van de zeldzame voorbeelden is van oprechte diversiteit binnen superheldenverhalen.

Doordat dit diversiteitsaspect van Kamala op zo’n oprechte en subtiele manier is uitgewerkt in de eerste serie, komt zoals te verwachten dit aspect van het personage ook in andere media voor. Dit zien we terug in hoe ze wordt neergezet in Marvel’s Avengers. Ze is al eerder een speelbaar personage geweest in andere computerspellen, maar dit is de eerste keer dat ze buiten superheldencomics de hoofdrol heeft in een grote mediaproductie. Iedereen die Kamala kent van de strips zal haar herkennen in dit verhaal.

In dat verhaal loopt dat Avengers fan-evenement uit tot een ramp, waarbij Captain America komt te overlijden (zo lijkt het) en met als resultaat dat de Avengers uit elkaar gaan. Kamala is degene die nooit het geloof in haar helden verliest, ze weer bij elkaar brengt door haar enthousiasme en omdat ze de Avengers geeft wat ze verloren hebben met de dood van Captain America: een emotionele en morele kern. Dat het belangrijk is dat deze rol is weggelegd voor een Pakistaans-Amerikaanse moslima mag vanzelfsprekend zijn.

Deze recensie, door Eddie A. van Dijk, is eerder verschenen in HSF (2020/3).

Marvel’s Avengers Game (square-enix-games.com)

Final Fantasy VII: Remake – Fluisteringen van het lot – HSF (2020/3)

Het is iets waar weinig mensen over kunnen spreken: de druk van het aanpassen van een geliefd meesterwerk aan een ander medium en een nieuwe tijd. Er zijn aspecten van het origineel die niet te vertalen zijn naar dit nieuwe medium en aspecten die door een modern publiek niet meer geaccepteerd zullen worden. Je zal die keuzes maar moeten maken terwijl je weet dat fans van het origineel het er niet mee eens zullen zijn. Wat je ook doet, je krijgt de woede van bepaalde mensen over je heen. Peter Jackson weet er alles van dankzij zijn verfilmingen van Lord of the Rings en the Hobbit. Ook Denis Villeneuve zal dit met het verschijnen van zijn Dune-verfilming gaan ondervinden. Ook Motomu Toriyama kan hierover meepraten. Hij was namelijk ‘zo dom’ om de opdracht te accepteren om het computerspel Final Fantasy VII opnieuw tot leven te wekken.

Final Fantasy is een van de bekendste computerspelreeksen en een van de meest succesvolle fantasyseries in het moderne medialandschap. Final Fantasy VII is voor velen de onbetwiste klassieker van die reeks. Dit omdat het voor velen de eerste Final Fantasy was die ze speelden. Het spel kwam in 1997 uit op de eerste Playstation en bereikte daarmee een geheel nieuw publiek. Het was dan ook voor velen de eerste kennismaking met het genre van de Japanse RPGs. Dit geeft het spel voor velen een grote nostalgische waarde. Daarnaast was het de eerste Final Fantasy die expliciet sciencefiction-tropes gebruikte, namelijk  cyberpunkconcepten. Het is dan ook de eerste Final Fantasy waar ik echt interesse in had. Het is juist de eclectische menging van fantasy- en sciencefiction-elementen die mij zo aantrekt aan Japanse RPGs in het algemeen en Final Fantasy in het bijzonder. Toch moet ik toegeven dat ik het spel niet in zijn oorspronkelijke vorm gespeeld heb. Dit komt omdat ik, op dat moment in mijn leven, geen console-speler was. Tegen de tijd dat ik de kans had het spel te spelen was het spel te verouderd voor mij om erin te komen. Ik ben dus ook niet een van degenen die dit spel om nostalgische redenen heeft gespeeld.

Nieuwe eisen

Dat het origineel al snel te verouderd was voor mij om ervan te genieten, geeft aan hoe snel het medium van computerspellen zich ontwikkeld heeft de afgelopen paar decennia. Dit is dan ook een reden voor mij om te beargumenteren dat we Final Fantasy VII moeten zien als een adaptatie en niet een opgepoetste versie van het origineel. Ten eerste is deze nieuwe versie deel van een ander genre van computerspellen: het is een real time action-RPG en geen turn-based RPG. Ten tweede is het medium van computerspellen in de 23 jaar sinds het verschijnen van het origineel, zoveel veranderd dat er complete nieuwe eisen worden gesteld aan hoe een verhaal in dat medium verteld wordt. Final Fantasy VII Remake is een beetje alsof ze een stille film opnieuw maken met geluid en kleur. Het medium is technisch gezien hetzelfde, maar in de praktijk zijn de regels voor het vertellen van verhalen in dat medium volledig veranderd.

Nog een reden om het als adaptatie te zien is dat Final Fantasy VII: Remake niet het volledige verhaal van het origineel dekt. Het vertelt een uitgebreide versie van ongeveer de eerste acht uur van het origineel. Die acht uur zijn uitgebreid tot zo’n veertig uur in de nieuwe versie. Het idee is om dit spel in episodes uit te geven, want Square Enix laat natuurlijk niet de kans liggen om meer geld uit hun fans te persen.

Gewaagde keuze

Dit alles was al genoeg geweest om een discussie te hebben over de relatie tussen origineel en adaptatie. Maar Toriyama maakte nog een zeer gewaagde keuze. Hij maakte het feit dat dit spel een adaptatie is van een klassieker een fundamenteel deel van zijn nieuwe vertelling.

Al vroeg in het spel, vanaf het moment dat Aerith en Cloud elkaar ontmoeten, spelen spookachtige verschijningen een rol in het spel. Ze helpen de protagonisten of werken ze tegen op specifieke punten. Pas later leren we dat deze verschijningen de fluisteringen van het lot zijn die de gebeurtenissen willen sturen in de richting waarin ze horen te gaan. Met andere woorden, deze Fluisteringen zijn de manifestaties van het oorspronkelijke verhaal die hun invloed uitoefenen op deze nieuwe versie. Uiteindelijk moeten de protagonisten het letterlijk opnemen tegen de avatars van het oorspronkelijke verhaal dus om zich vrij te vechten van hun lotsbestemming.

Wat Toriyama doet is de personages, en dus de spelers, medeplichtig maken aan het losbreken uit de restricties van het originele verhaal. De spelers weten niet wat er gaat gebeuren in de volgende delen van deze nieuwe versie van Final Fantasy VII. Wellicht zal Aerith het deze keer weten te overleven. Wellicht kan deze keer een van de meest iconische verleidingsscènes in de computerspelgeschiedenis ontweken worden. Wij, de spelers, weten het niet, en we hebben met onze acties deze stand van zaken weten te bewerkstelligen. Toriyama maakt hiermee, wat mij betreft, een ongekend statement over de aard van adaptaties: adaptaties kunnen per definitie niet hetzelfde zijn als het origineel dus waarom ons niet vrijmaken van het spook der verwachtingen?

Het prachtige is dat dit hele meta-tekstuele geneuzel ook nog eens thematisch aansluit bij het verhaal zelf. Final Fantasy VII speelt zich af in de stad Midgar die gecontroleerd wordt door de Shinra-coöperatie. De hoofdrolspeler, Cloud Strife, wordt ingehuurd door een groep ecoterroristen genaamd Avalanche om een van Shinra’s energiecentrales uit te schakelen. De explosie die ze veroorzaken blijkt veel groter dan verwacht. Dit komt omdat Shinra dit wilde. Ieder stap die Avalanche neemt, wordt door Shinra misbruikt om hun interpretatie van de gebeurtenissen kracht bij te zetten. Met als einddoel nieuwe oorlog met een rivaliserende staat. Dit plan wordt door Shinra letterlijk ‘the Narrative’ genoemd. Onze helden vechten dus ook op dit niveau van het verhaal tegen een verhaal dat hen wordt opgelegd.

Meeleven

Wat mij het meest verbaasde van het spel was hoezeer ik ging meeleven met de personages. Je zou niet verwachten dat een personage met de naam Cloud Strife enige empathie zou kunnen opwekken. Toch is het een genot om te zien hoe Aerith met hem flirt, niet omdat ze hem echt wil versieren maar omdat ze hem uit zijn schulp wil krijgen. Het moment dat Cloud dan voor het eerst uit zijn schulp kruipt en Aerith het niet merkt is subtiel neergezet en, in een spel vol epische gebeurtenissen, een van mijn favoriete verhaalmomenten van dit jaar.

Niet alleen wil ik graag weten hoe het deze personages verder vergaat, ik ben ook benieuwd waar het verhaal naar toe gaat. Want Toriyama’s gok heeft gewerkt: de spelers weten niet hoe het verhaal nu gaat verlopen. Hij zou voor de rest het verhaal van het oorspronkelijke spel volledig kunnen volgen en het zou nog een verrassing zijn. Ik hoop alleen dat hij de neiging tot verdere meta-tekstuele verwarring kan weerstaan. Er zijn in het spel al indicaties van alternatieve tijdlijnen en dergelijke complicerende factoren en gezien het feit dat Toriyama ook het meesterbrein is achter de meest onnodig complexe computerspelreeks, Kingdom Hearts, hou ik mijn hart vast. Maar gezien de basis die Final Fantasy VII: Remake biedt kan het eindresultaat iets prachtigs zijn.

Zoals Aerith zegt: “de toekomst is altijd een onbeschreven blad”, zelfs als het verhaal van die toekomst al een keer verteld is.

Deze recensie, door Eddie A. van Dijk, is eerder verschenen in HSF (2020/3).

FINAL FANTASY VII Remake (square-enix-games.com)

Es wird wieder passieren: Tenet – HSF (2020/3)

Dat Christopher Nolan zich ooit zou wagen aan een film waarin tijdreizen een belangrijke rol speelt is geen verrassing. In deze film speelt het concept van inversie, het terugdraaien van de tijd, een hoofdrol. Heel vroeg in de film wordt dit uitgelegd aan de hand van kogels die door middel van inversie zijn bewerkt, als ze afgevuurd worden gaan ze vanaf de tafel waarop ze liggen terug de loop van het pistool in. Klinkt verwarrend? Dat is het ook best. Door inversie ontstaan twee tijdlijnen die naast elkaar lopen, één gaat vooruit en één gaat achteruit. Dit wordt in de film visueel duidelijk gemaakt door onder het gebruik van kleuren. De gewone tijd is rood en inversie is blauw.

Het verhaal van de film is dan eigenlijk weer redelijk eendimensionaal. De hoofdpersoon, waar we de naam niet eens van mogen weten, raakt betrokken bij een oorlog met de toekomst. Vanuit de toekomst wil men het verleden vernietigen. Waarom dit precies is wordt wat vaag gemotiveerd. Iets met het feit dat er in het verleden teveel grondstoffen gebruikt zijn of teveel vervuiling is ontstaan. Een vaag groen motief. Dat vind ik trouwens ook meteen het slechtste aan de film, want wanneer de toekomst het verleden succesvol zou uitroeien dan heeft de toekomst geen bestaansrecht meer. Want zonder verleden geen toekomst. Het concept laat echter wel schitterende choreografie in vechtscenes toe. Zo is er een scene in een gang waarbij je het gevecht twee keer ziet. De eerste keer vanuit de gewone tijdlijn en de tweede keer door middel van inversie. Uiteindelijk vecht de hoofdpersoon hierdoor met zichzelf.

Het einde van de film is wat mij betreft verwarrend. Uiteindelijk lijkt Nolan de boodschap over te willen brengen dat de hoofdpersoon geen keuze heeft in wat hij doet en waar hij uit moet komen. Als hij anders zou kiezen zou dit het einde van zijn tijd en daarmee de wereld betekenen. De hoofdpersoon heeft hierdoor geen eigen wil en hij lijkt dit vrij makkelijk te accepteren. Of beter, er is eigenlijk helemaal geen aandacht voor de vraag wat de hoofdpersoon hier nou zelf van vindt. Op het einde lijkt er ook nog een ander motief voor het vernietigen van het verleden naar voren te komen. De grote slechterik van de film, Volkov, gunt niemand een toekomst, omdat hij zelf geen toekomst heeft. Maar het wordt nooit helemaal duidelijk of hij dan ook de persoon is die in de toekomst alles georganiseerd heeft of dat hij niet meer dan een radartje is dat zijn taak moet vervullen en daar uiteindelijk met dank aan de hoofdpersoon in faalt.

Nolan is de meester van films met ingewikkelde plotlijnen. Inception is een van mijn favoriete films en hetzelfde geldt voor Memento. Ik durf niet te zeggen of deze film uiteindelijk ook aan dit rijtje toegevoegd gaat worden. Ik heb de film nu een keer gezien en voordat ik een definitieve conclusie wil geven zal ik zeker nog een keer of twee willen kijken. En dat is al anders dan bij de eerder genoemde films, van die films wist ik meteen dat ik ze echt geweldig vond. En het ligt wat mij betreft niet aan het feit dat de puzzel in Tenet te complex zou zijn. Ik denk dat mijn probleem eerder is dat ik uiteindelijk de menselijke emotie en motivatie mis. Ik leef niet echt met de hoofdpersoon mee en daarmee zit ik naar een technisch goed in elkaar gebouwde film te kijken, maar doet het mij ook niet meer dan dat.

Deze recensie, door Marlies Scholte Hoeksema, is eerder verschenen in HSF (2020/3).

TENET (tenetfilm.com)