Squid Game – HSF (2021/3)

Het is maar een kinderspelletje hoor

Netflix heeft een mooie traditie opgebouwd in het subgenre horror-spel-series uit niet Engelstalige landen. Bijvoorbeeld 3%, een Braziliaanse serie waarbij inwoners uit de sloppenwijken moeten strijden om een paspoort om naar “Maralto” te kunnen gaan waar de rijken wonen, en Alice In Borderland, een Japanse serie waarin de hoofdpersoon morbide psychologische spelletjes moet spelen om terug te kregen naar haar eigen wereld. Natuurlijk is dit genre al ouder dan deze series, denk aan films als Battle Royale, Grotesque, Ichi the Killer en Suicide Club en natuurlijk de literaire klassieker Lord of the Flies van William Golding.

Squid Game is een Zuid Koreaanse serie die ook binnen dit specifieke subgenre valt. De serie is momenteel erg populair. Het verhaal gaat over een wat zielige man, Gi-hun, die schulden heeft en nog bij zijn moeder woont. Hij heeft een ex die met hun dochter naar Amerika wil vertrekken. Dat is een probleem, want hij heeft dan geen geld om haar nog te bezoeken. En dus laat hij zich verleiden om aan een spel mee te doen waarbij hij de kans heeft om in een keer van al zijn schulden af te komen. Natuurlijk is niks wat het lijkt en blijkt het spel nogal wreed te zijn. Wat leert de kijker hier dan van? Bel nooit met een telefoonnummer op een businesskaartje dat je van een vreemde in de metro krijgt. Dat telefoonnummer bleek trouwens daadwerkelijk te bestaan en de eigenaar werd gek van alle mensen die hem berichten stuurden en opbelden naar aanleiding van de serie.

De spelletjes in deze serie zijn Koreaanse kinderspelletjes. Bij het eerste spel mogen de deelnemers bijvoorbeeld alleen lopen als er niet naar ze gekeken wordt. Als er wel naar ze gekeken wordt moeten ze volledig stil staan en ze mogen dus zelfs niet de kleinste beweging maken. Bewegen ze wel? Dan worden ze neergeschoten. Komen ze niet op tijd aan de overkant? Dan worden ze neergeschoten. En dus eindigt de eerste aflevering al in een groot bloedbad. Mijn grootste probleem is dat ik niet zo heel veel sympathie voor de hoofdpersoon kan opbrengen. Ik zit er dus niet mee dat hij in levensgevaar is en er zijn momenten geweest dat ik zelf dacht ‘nou als je nu het loodje legt kunnen we misschien eindelijk iemand volgen die wel sympathiek is’. Het verhaal is niet de kracht van deze serie, want erg voorspelbaar juist omdat er zo ontzettend veel mensen op een nare manier aan hun einde komen. Daar staat tegenover dat vooral het ontwerp van de sets en de kostuums schitterend is. Het onschuldige van kinderspelletjes wordt in de keuze van kleuren extra benadrukt. Hierdoor is het bloederige einde van veel van de karakters extra absurd. Dus als je van dit type horrorserie houdt dan is dit zeker een aanrader.

Deze recensie, door Marlies Scholte Hoeksema, is eerder verschenen in HSF (2021/3).

Squid Game | Officiële Netflix-website

Tale of Arise – De kracht van niemendalletjes – HSF (2021/3)

De afgelopen jaren heb ik een aantal keer geschreven over Japanse computerrollenspellen (jRPGs) en dan met name over de Final Fantasy reeks. Toch is dat niet mijn favoriete reeks. Ook Persona, hoe fantastisch die spellen ook zijn, noch de Dragon Quest spellen met hun gemoedelijke fantasy-vermaak, zijn niet mijn favoriet. Mijn favoriete reeks is en blijft de “Tales of…” reeks. Nu er, sinds het verschijnen van Tales of Berseria in 2017, eindelijk weer een nieuw Tales spel uit is, Tales of Arise, geeft dat mij een mooi excuus om het eens over deze serie te hebben.

Mijn introductie was Tales of Vesperia uit 2009. Het was eigenlijk een noodgreep gezien het een van de zeldzame jRPGs was die op de Xbox 360 uitkwam. Het spel was een aangename verrassing. Het meer actie-georiënteerde gevechtssysteem, dat onder anderen inspiratie trekt uit spellen als Street Fighter en Double Dragon, was genoeg voor mij om me in het spel te krijgen. De personages, verdiept door de karakteristieke “skits” (optionele dialogen tussen de personages) en het sterk op anime geïnspireerde drama maakte mij een fan tegen de tijd dat ik het spel uit had. Dus toen ik de kans kreeg heb ik meer spellen uit de reeks opgezocht en het overgrote deel met veel plezier gespeeld.

Niet dat de Tales spellen zulke goede verhalen vertellen, of zulke prachtige wereldbouw hebben. De Tales spellen zijn mijn fantasy-niemendalletjes, die ik opstart op het moment dat ik mij wil verliezen in flauw melodrama. Ik vind het heerlijke spellen, geanimeerde introfilmpjes met flauwe J-Pop-muziek, anime-pracht en praal en al.

En toch is er iets in de verhalen van de reeks dat me telkens terug doet komen. Net als Final Fantasy speelt ieder spel in de Tales serie (afgezien van een paar uitzonderingen) zich af in een compleet nieuwe wereld, met nieuwe personages. Wat de spellen verbindt is een aantal terugkerende thema’s en concepten. Zo zal ieder spel iets doen met de vier elementen en zal er regelmatig een beruchte piraat genaamd Aifread een kleine rol hebben. Wat mij iedere keer terug doet komen naar deze serie is een specifiek concept: het idee dat, om de wereld te redden de protagonisten hun wereld op een wezenlijke (meestal op fysieke en metafysische) manier moeten veranderen. Dit concept is niet uniek in jRPGs en niet ieder Tales spel maakt er even sterk gebruik van (zoals Tales of Zesteria), maar geen andere serie maakt er zo consequent gebruik van.

Wat dit betekent is dat, als ik een Tales-spel opstart, ik weet dat de kans groot is dat ik een Fantasy verhaal kan beleven dat, hoe flauw dit ook is, haaks staat op het overgrote deel van de westerse fantasy. Westerse fantasy gaat in verreweg de meeste gevallen over het herstellen van de status-quo. De status-quo wordt verstoord door een dreiging van buitenaf en onze helden zetten alles op alles om de status-quo te herstellen. In veel Tales spellen, en zeker in de spellen die ik als de beste van de serie beschouw, is de status quo juist het probleem dat opgelost moet worden.

Tales of Arise zet hoog in op dit concept door op de voor Tales-spellen kenmerkende lompe manier het thema van kolonialisme bij de horens te vatten.

300 jaar geleden viel de geavanceerde beschaving van de planeet Rena zusterplaneet Dahna binnen. Sindsdien wordt de inheemse bevolking van Dahna gedwongen tot slavenarbeid. Niet vanwege grondstoffen, maar om magische levenskracht van de bevolking in te winnen.

Iedere 10 jaar vindt er een “Crown Contest” plaats waarbij de gouverneurs van de vijf provincies op Dahna proberen om zo veel mogelijk magische energie te vergaren. Degene die de meeste energie weet te verzamelen wordt benoemd tot heerser van heel Rena.

Op het moment dat de huidige Crown Contest zijn hoogtepunt bereikt ontmoet Alphen, een slaaf met geheugenverlies, een onvermogen om pijn te voelen en een ijzeren masker dat hij niet af kan zetten, een jonge Rena vrouw genaamd Shionne wier kleinste aanraking overweldigende pijn veroorzaakt. Samen sluiten ze zich aan bij het Dehnaanse verzet en gaan ze op een queeste om Dahna te bevrijden van de Renaanse overheersing.

Het is allemaal nou niet bepaald subtiel, maar je moet ook geen subtiliteit verwachten van een Tales-spel. Dit is een serie waarin, bijvoorbeeld, in Tales of Vesperia de effecten van antropogene klimaatsverandering in verbeeld werden als Lovecraftiaans monster.

Uiteraard blijkt de wereld niet zo te werken als dat de hoofdpersonen dachten dat die werkte en blijkt er meer te zitten achter de invasie van de Renanen. Het ten val brengen van de Renaanse overheersing is dan ook slechts het einde van een akte. Een dergelijke “het einde dat je verwacht is slechts een stap op de reis” aspect eerder is gedaan in de serie. Denk bijvoorbeeld aan Tales of Xillia waarbij het verslaan van “God” slechts het moment bleek te zijn dat de bredere wereld onthuld werd. Tales of Arise is wel het eerste spel dat gaat zo ver als dat moment een eigen intro-animatie en titellied te geven.

De twist van de ware aard van de wereld kan je een beetje aan zien komen als je weet dat deze serie bij tijd en wijle sciencefiction-elementen aanvoert als laag bovenop op schijnbare fantasy werelden (Tales of Symphonia, Graces en Xillia). Er is immers een bekend sciencefiction-concept dat al sinds War of the Worlds van H.G. Wells als analogie voor kolonialisme wordt gebruikt. In deze wereld is iedereen gebonden in een vorm van slavernij, van de laagste Dahnaanse slaaf tot de buitenaardse machten die de Renaanse koloniale machthebbers manipuleren. Zelfs de bovennatuurlijke macht die uiteindelijk achter alles blijkt te zitten kan gezien worden als een slaaf van zijn instinct.

Dit alles vertroebelt de analogie voor kolonialisme natuurlijk wel en er is zeker kritiek te leveren op hoe dit spel omgaat met het gekozen thema. Toch doet dit spel iets wat ik niet vaak heb gezien in genre-verhalen over kolonialisme. We worden er als spelers herhaaldelijk aan herinnerd dat, zelfs als de Renanen zelf ook gemanipuleerd zijn, ze nog steeds medeplichtig zijn aan driehonderd jaar aan gruwelijkheden. Dit is niet goed te maken door excuses aan te bieden, of door reparaties te maken. Het personage Dohalim, een voormalige gouverneur die zich bij de protagonisten voegt nadat hij ziet dat zelfs zijn genadige aanpak nog veel te wensen overlaat, blijft hier het hele verhaal mee worstelen.

Het einde van het spel gaat, uiteraard, over hoe de helden de beslissing nemen om hun wereld fysiek en metafysisch te veranderen. Het is hier minder sterk dan in bijvoorbeeld Tales of Vesperia waarin de helden het laatste gevecht in gaan met een duidelijk beeld van hoe ze de wereld willen veranderen en waarom. In Tales of Arise is het een laatste wanhoopsdaad omdat Alphen de consequentie van de voor de hand liggende oplossing, de dood van Shionne, niet kan accepteren. Dit is logisch, gezien het verhaal van Tales of Arise in eerste plaats een liefdesverhaal is. Het verhaal begint immers met een boy-meets-girl scenario.

Wat Tales of Arise levert, dus, is een prima aanvulling op de Tales spellen. Het verhaal levert de elementen en thema’s die je verwacht van een Tales-spel, met een flinke dosis humor, innemende personages en meer dan genoeg Anime-melodrama. Wat ik ook erg kon waarderen is dat koken en voedsel, altijd al een belangrijk element in de Tales spellen, meer dan ooit gebruikt worden om personages met elkaar te verbinden. De in jRPGs vrijwel verplichte mini-game om te vissen is ook nog eens best vermakelijk. Het spel ziet er prachtig uit dankzij de ondertussen zeer nodige overstap naar de Unreal engine. Deze iteratie van het gevechtssysteem is een van mijn favoriete uit de serie, met voldoende tactische opties tussen alle flitsende actie door.

Het is niet mijn favoriete Tales spel. Die eer valt nog steeds toe aan Tales of Berseria. Alhoewel het gevechtssysteem in dat spel een stuk minder is, weet het een “Graaf van Monte-Cristo”-achtig scenario mooi te mengen met een cynische kijk op de Uitverkorene/De Duistere Macht trope. Dit tilt het verhaal wat mij betreft naar een hoger niveau. Ook Tales of Vesperia moet ik boven Tales of Arise plaatsen, ondanks dat het zeker behoort tot een oudere fase van de Tales serie qua gameplay, omdat de personages iets beter uit de verf komen en het einde strakker in elkaar steekt.

Hoe dan ook, is Tales of Arise een aanrader voor fans en een prachtig instappunt voor mensen die nog niet bekend zijn met de serie. Ik zal, in afwachting van het volgende spel in de reeks, dit spel vast nog een keer tevoorschijn halen als ik behoefte heb aan een fantasy-niemendalletje en er aan herinnert moet worden dat de status-quo ook in Fantasy-verhalen best wel eens het probleem kan zijn dat bestreden moet worden.

Deze recensie, door Eddie A. van Dijk, is eerder verschenen in HSF (2021/3).

TALES OF ARISE | Official Website (EN) (bandainamcoent.eu)

Foundation – HSF (2021/3)

2021 is het jaar van de verfilming, of verserieïng (nee dat is geen woord, maar zou het misschien wel moeten zijn) van grote genre klassiekers. Van Isaac Asimovs Foundation werd lang gevonden dat het eigenlijk niet mogelijk is om het over te zetten naar een beeldverhaal. Het zijn boeken waar het veel meer om de ideeën gaat dan om de actie. En tja, nu er zelfs in talkshows niet meer te veel gepraat mag worden en er regelmatig een muziekje te horen moet zijn, een filmpje te zien moet zijn of er iets geks moet gebeuren, lijkt het niet echt de juiste tijd voor een serie waarin bijna niets gebeurt. Dus hoe breng je zoiets aan toch naar het televisiescherm en is dat dan succesvol?

Op dit moment zijn nog niet alle afleveringen van het eerste seizoen uitgezonden, maar het is al wel zeker dat er een tweede seizoen komt. Ook deze serie is te zien bij Apple TV+. Ik heb zelf de eerste twee afleveringen gezien op het moment van schrijven. En mijn oordeel is op dit moment neutraal. Ik zie genoeg potentie waardoor ik zeker nog door wil kijken, maar een succesvolle adaptatie van het boek wil ik het niet noemen. Mooi is het echter wel! Er is te zien dat er meer dan voldoende budget was en de special effects, kostuums, ruimteschepen en de sets zijn echt schitterend. Maar het verhaal is nu nog erger Gibbons ‘History of the Decline and Fall of the Roman Empire’ dan het boek al is, maar dan met meer actie. Is dat erg? Nee, maar ik vind dat in de eerste afleveringen alles en iedereen wel heel erg heel serieus genomen wil worden. Ik mis de echte connectie met de karakters. En als er dan heel veel mensen om het leven komen doet mij dat eigenlijk helemaal niks.

Een andere zorg die ik heb na het kijken van de eerste afleveringen is dat deze serie eigenlijk niks nieuws te vertellen heeft. In de reclamecampagne voor het begin van de serie werd ook regelmatig gesteld ‘het verhaal dat deels gebruikt is als inspiratie voor Star Wars’. Ja dat is waar, maar we hebben Star Wars toch ook al? Waar Lord of the Rings in ieder geval nog een tijdloos fantasyverhaal is, kan dat van Foundation niet gezegd worden. De boeken zijn natuurlijk ook niet meer jongste en een deel van de ideeën voelt tegenwoordig wel erg ouderwets aan. Deze serie helpt genretelevisie dus niet verder vooruit wat mij betreft. Iets wat The Expanse bijvoorbeeld wel doet. Is het erg dat we dit allemaal al eens gezien hebben? Dat durf ik nu nog niet te zeggen.

Deze recensie, door Marlies Scholte Hoeksema, is eerder verschenen in HSF (2021/3).

Foundation – Apple TV+ Press

 

 

Bedenker van Toekomst – Ton den Dekker

Bedenker-van-Toekomst.jpg

Bedenker van Toekomst – Ton den Dekker (JSF)
De Sythal, deel 1
Ton den Dekker E-Publicaties, Alphen aan den Rijn – (2021)
255 pagina’s; prijs 14,99
Omslag: Bukamaster
Verkrijgbaar via: https://www.tondendekker.nl/

Normaal gesproken ben ik er niet zo’n voorstander van om een boek van een self-pubber te recenseren. Daar heb ik inmiddels wel goede maar (veel meer) minder goede ervaringen mee. Maar het prettige contact tussen Ton den Dekker en mij, deed me besluiten het toch maar weer eens te proberen. Je weet tenslotte maar nooit. Het betekende wel dat ik kritischer zijn moet zijn dan normaal. Ik kan de boeken die ik wil recenseren zelf bestellen en dat doe ik na gedegen onderzoek. Van slechts een paar mensen, zoals Guido Eekhaut, Tais Teng, Jaap Boekenstein en nog een paar, alsmede een aantal jaarlijkse (prachtige) bundels, doe ik dat ongezien. Daar is de kwaliteit gewaarborgd.

Ton den Dekker, volgens de achterflap, begon zijn carrière als stuurman op zee. Later studeerde hij theologie en werkte hij als docent levensbeschouwing in het voortgezet onderwijs in Alphen aan den Rijn. Zoals je kan zien op zijn nette website, heeft hij al zeven publicaties op zijn naam staan zoals de vierdelige cyclus:’Vrede van Gaul’. Met ‘Bedenker van Toekomst’ begon hij een nieuwe reeks. Het boek ziet er professioneel uit, dat moet gezegd. Ook de redactie is prima. Een paar kleine tik- en/of productiefoutjes die zijn blijven zitten, mogen geen naam hebben. Waarna we bij de omslagillustratie uitkomen. Dat hoort eigenlijk de magneet te zijn die ervoor zorg dat de lezer ernaar toegetrokken wordt. Ik vrees dat dat hier niet echt het geval is. Het ziet er nogal amateuristisch uit. Waarom altijd die Spock oortjes? Waarom niet eens een Alien bekkie? Dan zijn de omslagen van ‘Vrede van Gaul’ een stuk beter te noemen. Self-pubbers als bijvoorbeeld Sophia Drenth en Antonie Dol, hebben hun omslagillustraties veel beter voor elkaar.

Ik wist niet zeker in welke leeftijdscategorie ik ‘Bedenker van Toekomst’ moest plaatsen. Zelf had ik ingeschat: oudere jeugd (12-14 jaar). Desgevraagd aan Ton, voordat ik de recensie schreef, vond hij dat het in de Young Adult hoek thuis moest horen. Daar hebben we, denk ik, een verschil van mening. Misschien zijn een aantal zaken te heftig voor een jeugdboek, maar over het algemeen komt het zeker niet boven het niveau van de oudere jeugd uit.

Het verhaal zelf. Lars Anker is een roodharige puber is niet blij met zijn uiterlijk. Via een droom vindt hij uit dat hij een mutant is die toekomstige tijdlijnen van mensen kan beïnvloeden. Vijandige aliens, die de mensheid willen uitroeien, willen hem daarom graag rekruteren. Idunna, een tijdelf én een Sythal (zij beschermen jonge volken in de Melkweg tegen vijandige invloeden van buiten) begeleid en onderwijst Lars.

Als je het als een jeugdboek beschouwt, is het niet slecht. Al kan het natuurlijk wel beter. Het verhaal golft. Het gaat van redelijk boeiend en spannend, ineens naar nul. Er gebeurt op sommige plekken zo goed als niets. Een paar keer heb ik op die dode momenten het boek bijna weggelegd en had me weer bezig gaan houden met wat er verder nog aan recensieboeken lag. Ook zitten er wat dubieuze dingen in. Zoals bijvoorbeeld het feit dat Lars aangesproken wordt door een Wachter van de Tijd voor het feit dat hij met zijn paranormale gave, een meisje heeft laten struikelen waardoor ze een pols brak. Daardoor kon ze geen viool meer kon spelen en zou vijf jaar later zelfmoord zou plegen. Wel… daar heb ik (en niemand) geen gave voor nodig. Als een meisje me altijd pestte en ik zou haar een zet geven met hetzelfde resultaat, dan zou ze nog steeds zelfmoord plegen. Als tijdwachters dat soort gebeurtenissen zouden moeten volgen en voorkomen… dan waren er wel een paar (lees: miljoenen) nodig om al dat soort dingen te volgen en voorkomen, of terugdraaien. Iedereen doet dingen die consequenties hebben. Gezien en ongezien. Erg en minder erg. Kijk maar wat Poetin nu doet! Hoeveel consequenties, voor hoeveel mensen, heeft wat hij op dit moment doet wel niet?

Nog een. Als Lars, weggelopen van huis, op een bankje op een plein in Kallhausen zit, rijdt er een dikke Audi langs. Achterin een oude vrouw die hem aankijkt en van kleur verschiet. Mein Gott, Heinrich. Lars lijkt als twee druppels op haar zoon. Lars moet meteen met haar mee en wordt in de watten gelegd. De oude vrouw vertelt hem een verhaal. Hij zou een zoon kunnen zijn van haar zoon. Er is nog geen DNA afgenomen en iedereen beschouwt het als een vaststaand feit dat Lars haar kleinzoon is. Lekker handig, ook omdat de vrouw stinkend rijk is. Het is mij te toevallig en mijn tenen trokken krom in mijn pantoffels.

Nog een ding. De titel. Ik heb geen idee waar die titel voor staat. Ik ben nergens in het boek iets tegengekomen dat de titel ‘Bedenker van toekomst’ zou rechtvaardigen. Ook dat is van belang. Een titel moet wel duiden waar het over gaat.

Dus… al met al is er nog wel wat werk aan, voordat het een echt spannend jongensboek wordt en zeker voordat het een Young Adult roman wordt. Ik heb geen idee hoe dit verhaal af gaat lopen. Deel twee is al verschenen en aan een derde wordt gewerkt. Hoeveel delen er in totaal gaan verschijnen weet ik niet, maar voorlopig gaat het verhaal door. Ik zou Ton den Dekker (en iedereen trouwens) aanraden eerst eens wat andere Young Adult boeken (verschenen bij reguliere uitgeverijen) te bestuderen, of liever, te ontleden. Er zijn voorbeelden te over. En wat ik iedereen ook altijd aanraad… doe eens mee aan een schrijfwedstrijd en lees de juryrapporten uitgebreid en probeer het dan vervolgens nog eens. Ton den Dekker kan best wel schrijven, maar is verkeerd begonnen. Het is niet iedereen gegeven meteen een bestseller te schrijven!

Jos Lexmond

Guido Eekhaut – Het fluisteren van de tijd

Fluisteren-van-de-tijd2.jpeg

Guido Eekhaut – Het fluisteren van de tijd (SF)
Snuffel-reeks 9
Stichting Fantastische Vertellingen, Nieuw-Vennep (2021)
185 pagina’s; prijs € 12,50
Omslag: Ingrid Heit/Gert-Jan van den Bemd
Illustraties: Gert-Jan van den Bemd
Verkrijgbaar op: https://shop.pr1ma.nl/

Een nieuwe Snuffel! En wat voor een! Zo’n dikke snuffel heb ik nog nooit gezien. Honderdvijfentachtig pagina’s. Een mooi formaat pocket als uit de jaren zeventig, mag je wel zeggen én… daar kan je ook een heel mooi verhaal in kwijt. De Snuffel-reeks (een mooi gebonden boekje met leeslint en dus een sieraad in de boekenkast) biedt, volgens de achterflap, een springplank voor nieuw of miskend Nederlandstalig talent op het gebied van fantastische speurders. Een nieuw talent kan je Guido Eekhaut natuurlijk niet meer noemen, maar miskend… ik denk het nog steeds wel een beetje. Niet door mij, maar ik denk nog steeds min of meer onontdekt door het grote fantastieke lezerspubliek. Dit publiek ontzegt zich daarmee veel, want Guido Eekhaut is een van de meest originele fantastieke schrijvers die we in ons taalgebied hebben. Hij laat zich nooit weerhouden door grenzen tussen genres en weet mij al vele jaren te boeien én te verrassen door de meest uiteenlopende verhalen. Van Young Adult SF via horror en alternatieve geschiedenissen naar keiharde thrillers en wat dies meer zij. Wat het ook is… nieuw is het altijd weer en bij elk nieuw boek, of verhaal, ga ik er vrijwel meteen voor zitten.

Ook dus voor ‘Het fluisteren van de tijd’. Hoewel het nergens (ik kon het niet vinden) een roman (maar wel een fantastische detective) genoemd werd, vind ik, bibliograaf zijnde, dat ‘Het fluisteren van de tijd’ meer een bundel is en zal dus de inhoud als losse verhalen opnemen in Fandata. Uiteraard hebben ze een gemene deler in de stadsgids Anton. In de vijf verhalen, die in deze bundel verteld worden, leidt Anton vijf, zeer uiteenlopende, figuren rond in een alternatief Amsterdam, dat op sommige punten logisch en aardig op ons Amsterdam (niet dat ik er veel van ken) lijkt. Maar… er lopen ook biotechs rond. Een soort van opgewaardeerde dieren als vossen. Ze zijn half zo groot als de mens en zijn begroeid met een rode vacht als een vos en toch ook weer niet. Hij heeft een tandeloze bek, spreekt met moeite en is dus nauwelijks te verstaan. De biotechs… hebben ze een functie, of zijn ze slechts een soort van behang, met toch een eigen agenda? En uiteraard zijn er ook nog Anderen. Niet-mensen, of misschien liever verre neven of nichten van de mens. Ook hangt er sinds een maand, als een zwaard van Damokles, een artefact in een baan om Neptunus. Het ding doet zijn uiterste best zich te verschuilen achter de planeet zodat aardse telescopen het maar nauwelijks te zien krijgen. Tegen deze vervreemdende achtergrond leidt Anton verschillende mensen rond door dat toch vertrouwde, maar vreemde, Amsterdam. Mensen als Trump, niet met name genoemd, maar hij is moeilijk niet te herkennen. De achterkleindochter van Hitler. Heeft ze nog trekjes van haar overgrootvader? Of trekt hij op haar? Een afstammeling van De Sade. Een iemand die Albert heet en toch vrij zeker Einstein is. En dan nog een blinde dichter die J.L. heet. Stiekem vermaak ik me ermee dat met die J.L., ikzelf bedoelt wordt. Niet dat ik blind ben, maar wel dat ik soms mijn ogen wel sluit voor dingen die ik niet wil zien. Ook een vorm van blindheid. Wat drijft al deze mensen en hoe gaat Anton ermee om. Verrassend en origineel! Ik heb het al gezegd, maar ik herhaal het graag. Remco Meisner van Fantastische Vertellingen, de uitgever dezes, stuurde navolgend via facebook de wereld in: Het is al van meet af aan één van mijn lievelings! (My precious!). En… daar sluit ik mij volgaarne bij aan. Mocht u het nog niet door hebben… EEN AANRADER!!!

Jos Lexmond

De Upgrade – Steven Van Belleghem

Upgrade.jpg

De Upgrade – Steven Van Belleghem (SF)
Romy Bell 2
Uitgeverij Manteau/Standaard Uitgeverij nv, Antwerpen (2021)
350 pagina’s; prijs 22,50
Omslag: Karl Demoen

Nadat ik de eerste Romy Bell, ‘Eternal’ geheten, gelezen had wist ik nog niet dat het een reeks ging worden, Wist Steven Van Belleghem het wel? Waarschijnlijk wel. Volgens de epiloog van ‘Eternal’ leek het daar in ieder geval wel op. Hoe dan ook… er zijn meer standalones reeksen geworden, omdat deel een, nadat het een succes was geworden, uitnodigde tot meer. Sommigen zijn nooit meer weggegaan. Als ik mijn recensie van ‘Eternal’ nog eens teruglas was ik er toen al van onder de indruk. Daardoor wilde ik maar al te graag ‘De Upgrade’ ook lezen en recenseren. Ik heb er geen spijt van gekregen.

Het boek speelt zich vier jaar later af, dan ‘Eternal’. Om precies te zijn begint het verhaal op zondag 12 maart 2045 (heb het zelfs even gecheckt én het klopt. 12 maart 2045 is op een zondag. Het komt allemaal aan op de details) en eindigt op vrijdag 2 juni 2045 (uiteraard ook weer gecheckt). In 2045 zijn ze al een hele technische stap verder met het hele voorplantingsgebeuren en in het eerste hoofdstuk plannen het echtpaas Daniels hun eerste baby. Inderdaad plannen. Het wordt een meisje, dat is evident. Meisjes leggen zich, meer dan jongens, toe op hun intellectuele capaciteiten en dat de kans daardoor dat de kans op een hoger diploma onderwijs groter is dan bij mannen. Alle mogelijkheden van afwijking zijn aangevinkt. Dat wil zeggen dat alle genen en chromosomen die aanleiding geven tot afwijking en die het kind nu of later mogelijk zullen bemoeilijken, automatisch worden gescreend en zo nodig verwijderd. We hebben het dan over: borstkanker, alzheimer, muco (taaislijkziekte), down, doofheid en andere problematieken. Een van de clausules in contract, dat aan de would be ouders wordt voorgelezen, houdt in dat er door de leverancier een kind met de goede genen op de wereld gezet wordt, maar zich dan alsnog negatief ontwikkeld, dan gaat de leverancier en van uit dat dit een gevolg is van de opvoeding. Wat mij betreft wel heel erg kort door de bocht.

Ik weet niet of ik in dat soort wereld zou willen leven en misschien is het goed om kanker en dergelijke ziektes te kunnen voorkomen, maar een in een lab gecreëerde baby… zoals gezegd… ik weet het niet. Maar… de tijd zal het uitmaken.

Romy Bell leidt na haar ontslag een internationale organisatie die toeziet op het ethische kader bij medische ontwikkelingen. Bij een undercoveroperatie in een DNA-lab in Londen ontdekken Romy en haar team iets anders: virussen op maat. Voor wie zijn die virussen bedoeld? Waarom worden ze gemaakt? Als in Parijs de eerste dode valt…

De wereld in 2045, beschreven zoals in ‘De Upgrade’ zou heel goed kunnen. Hij is met zorg ontworpen en we maken dan blijkbaar al heel erg gemakkelijk gebruik van AI’s, maar auto’s rijden er ook nog gewoon rond. Een BMW (bestaat al sinds 1993, dus waarom in 2045 niet nog steeds), een Tesla. Niets nieuws onder de zon, zou je zeggen, maar… er rijdt ook een Apple (natuurlijk: ook auto’s!!!) mee. Nee, de wereld ziet eruit alsof technische ontwikkelingen zich logischerwijze vanuit 2021 hebben voorgedaan. Verder heeft het verhaal me alweer een paar aangename uurtjes beziggehouden. Dus… wat willen we nog meer? Een futuristisch verhaal in een futuristische wereld. Prima. Maar… een persoonlijk virus… was corona dat in eerste instantie dat ook niet? Althans, dat dacht men in het begin. Het ligt natuurlijk voor de hand dat er verhalen geschreven zouden worden over virussen. En… wat is er mis mee? Niets. Zeker als het gebeurt zoals in ‘De Upgrade’. Voor mij mag er nog wel een derde (en vierde) Romy Bell verhaal achteraankomen!

Jos Lexmond

Memento Monstrum – Jochem Till & Wiebke Rauers

Memento-Monstrum.jpg

Memento Monstrum – Jochem Till & Wiebke Rauers (JHO)
(Memento Monstrum – Coppenrath Verlag GmbH & Co. KG, Münster (2020))
De Vier Windstreken, Rijswijk (2021)
195 pagina’s; prijs 19,99
Vertaling: Django Mathijsen
Illustraties: Wiebke Rauers

Voor nieuwe jeugdboeken kijken de uitgevers meestal, buiten de Nederlandstalige titels dan, meestal naar het westen. Angelsaksische schrijvers zijn populair en dat is wel eens jammer. Gelukkig is De Vier Windstreken een uitgever die ook wel eens de andere kant uit kijkt. Ik noem alleen de prachtige boeken (met evenzo prachtige illustraties) van Torben Kuhlmann maar, die een paar jaar geleden als: Een Vier Windstreken Prentenboek verschenen. Zie mijn recensies van alle drie de delen op de site van het NCSF. Het enthousiasme spat ervan af.

Zo ook van mijn gevoelens over Memento Monstrum. Prachtig verzorgd boek (ook een Vier Windstreken prentenboek? Nergens gezien) met geweldige illustraties van Wiebke Rauers (is Wiebke geen Nederlandse naam?), naar een idee van haar, én een aantal leuke verhalen van Jochen Till. Die kennen we natuurlijk (wel… natuurlijk? Ik wel in ieder geval) van de boeken van Roofridder Robbie en Wilde Wilma. En… gezien wie de vertaler is?

Maar dit is wel heel wat anders. ‘Memento Monstrum’ gaat over graaf Dracula. Het zijn de redelijk ware memoires van de graaf. Het boek opent met het feit dat de oude, al 589 jaar, graaf bang is. Hij heeft talloze oorlogen overleefd, verschillende natuurrampen konden hem niet om het hoekje heen helpen. Vuurzeeën zijn gewoon op hem afgeketst en de vele aanslagen van die doortrapte Van Helsing heeft hij ook overleefd. Maar nu… zijn vrouw Selena gaat twee hele dagen weg. Normaal gesproken zou hij twee vrouwloze dagen makkelijk doorkomen met keihard oude platen draaien of naar zijn lievelingsfilms kijken en bakken bloedsinaasappelijs oppeuzelen tot hij er buikpijn van kreeg. Maar jammer genoeg kon dat de komende twee dagen helemaal niet, want zij zijn hier. De twee hele dagen. Waarom doet ze me dat aan? Waarom laat ze me achter met die… die monsters. Aima, zijn dochter, had zijn vrouw uitgenodigd voor een weekendje Parijs als cadeau voor haar vierhonderdste verjaardag en daarbij besloten dat opa in de tussentijd wel op de kleinkinderen kon passen. “Opa, is bang voor jullie, kinderen”, grinnikte ze. “Nee hoor, dat is hij niet”, zegt Vira, zijn kleindochter. “Opa is nergens bang voor, alleen maar van zonlicht”. Opa zucht. Hij mag ze niet eens opsluiten in de kelder, want dat zou niet pedagogisch verantwoord zijn. Opa weet niets van kinderen. Hij weet niet hoe ze te voeren en hoelang ze hun tanden moeten poetsen. Wat als ze ontsnappen en overdag naar buiten gaan. Dat als hun moeder terug komt hij haar alleen een hoopje as terug kan geven. Daar is hij bang voor. Maar… er is niets aan te doen. Oma en dochter vertrekken naar Parijs. Gelukkig kan opa wel heel erg goed oude verhalen vertellen…

Zeer vermakelijk boek met leuke verhalen, dat mag gezegd en dan ook nog verlucht met prachtige illustraties, soms paginagroot. Als je dat aandoenlijke kopje van Vlad Dracula op de omslag je aan ziet kijken, dan smelt je al bij voorbaat. Ik wel, in ieder geval. En ook de andere monsters die hun opwachting maken, zoals reusachtige yeti’s, achterbakse weerwolven en slijmerige vismonsters, wel… die zijn allen net zo aandoenlijk. Prachtig boek om cadeau te geven, of… te krijgen natuurlijk!!!

Jos Lexmond

Thomas Taylor – Het geheim van de Schaduwgruw

Schaduwgruw.jpg

Thomas Taylor – Het geheim van de Schaduwgruw (JFA) – 354p.
Legenden van Owee aan Zee 3
(Shadowghast – Walker Books Limited, Londen – 2021)
Uitgeverij Lannoo nv, Tielt (2021) € 15,99
Vertaling: Aleid van Eekelen-Benders
Omslag: George Ermos
Illustraties: Thomas Taylor

Normaal gesproken kijk ik bij een nieuwe recensie altijd even bij de voorgaande delen wat ik daar over geschreven heb. Je wilt toch een beetje continuïteit brengen in de recensies van een reeks en ook, meer dan dat, wil ik gewoon de voorgaande recensie kopiëren om in ieder geval de kop niet geheel over hoef te tikken. Ik ben toch wel een tikje lui aangelegd, dat durf gerust wel even zeggen. Bij dat kijken werd ik verrast door het feit dat ik deel 2: ‘Het geheim van Gargantis’ blijkbaar gemist en aldus overgeslagen heb. Tijdens het lezen had ik al een beetje het gevoel dat ik wat miste, maar daar de boeken van ‘Owee aan Zee’ min of meer losstaande verhalen zijn, merkte ik er dus niet al te veel van. Ik was er heilig van overtuigd dat ik gewoon alle boeken gelezen had. Niet dus! Maar goed… het is nu te laat, nu ik het derde deel door mijn ogen gehaald heb en dus gaan we gewoon door met de orde van de dag en wel net de recensie van: ‘Het geheim van de Schaduwgruw’. Alsof er niets gebeurd is. Misschien leen ik dat tweede deel nog wel eens in de bibliotheek, als ik niets anders meer te lezen heb, maar dat is vrij waarschijnlijk een utopie.

Owee aan Zee… vind ik een heel leuke reeks. Ik ben niet meer de jongste, maar ben wel in het bezit van een jonge geest. Bij tijd en wijle vind ik dit soort kinderboeken (vanaf negen jaar) toch nog heel erg leuk om te lezen. In het Engels verschijnt de reeks onder naam: ‘Legends of Eerie-on-Sea’, wat naar mijn idee toch briljant vertaald is naar: Owee aan Zee. Complimenten aan de vertaler dezes.

Het is Halloween, of gruwelnacht, in Owee aan Zee. Herbert Citroen, de onbetwiste hoofdrolspeler in alle boeken én vooral de gevonden-voorwerper van Grand Hotel Nautilus, wil graag ontbijten. Lady Kraken, de eigenares van het hotel is jarig en lang geleden heeft ze verordonneerd dat op haar verjaardag een bijzonder ontbijt wordt geserveerd voor al het personeel. Voor iedereen dus. Maar de manager, meneer Mollusk, is degene die beslist wie het eerst mag eten. Het is al voor het derde jaar dat hij niets krijgt. Een theatergezelschap neemt zijn intrek in het hotel en vanaf dan gebeuren er vreemde dingen. Inwoners van het stadje Owee aan Zee verdwijnen op mysterieuze wijze. Tijd voor Herbert Groen om op onderzoek uit te gaan samen met zijn vriendin Violet Puperwier. En wie is toch de beroemde illusionist Caliastra en wat weet ze over het verleden van Herbert Citroen. Hij weet er zelf niets meer van dan dat hij in een krat citroenen is aangespoeld. Caliastra beweert dat ze zijn moeder kende en op hetzelfde cruiseschip, de SS Fantastisch, als Herbie zat toen die schipbreuk leed. Ze weet zelfs nog meer dingen over hem, die geen ander mens zou kunnen weten. Is ze echt zijn tante? En wie is toch de Schaduwgruw?

Zaken genoeg voor Herbie en Violet om uit te gaan zoeken en kunnen ze hun verdwenen vrienden terugvinden. Volgens mij zit er nog geen einde aan de avonturen van Herbie Citroen. Er was in ieder geval een aanwijzing voor in het einde van dit derde deel. Dus komt er mogelijk nog een vierde deel (en een vijfde, en zesde…). In het Engelse taalgebied is er nog niets te vinden over een mogelijk vierde deel, maar hopen mogen we altijd. En… een beetje duimen natuurlijk. Voor mij mag het. Ik vind ze (ik zei het al) leuk!!!

Jos Lexmond

De Mitsukoshi Troostbaby Company – Auke Hulst

Mitsukoshi-Troostbaby-Company.jpg

De Mitsukoshi Troostbaby Company – Auke Hulst (SF)
Ambo/Anthos, Amsterdam (2021)
603 pagina’s, € 26,99
Omslag: Ronald Triebels/Emmanuel Achusim/Rolau Elena & Ronald Triebels
Foto auteur: Mark Uyl

Prachtig boek en het verhaal is fenomenaal. Fenomenaal was niet het juiste woord dat ik zocht, maar geen van de andere superlatieven die in me opborrelden, leken te voldoen. Dus ik laat het maar bij fenomenaal! Laatst vroeg iemand me, na mijn mededeling dat ik ‘De Mitsukosho Troostbaby Company’aan het lezen was, of het SF was. Hell yeah!!! Natuurlijk is het SF. Tijdreizen, alternatieve tijdlijnen, weblenzen, robots, androïden en spraaktralies. Hoe veel meer SF wil je het hebben. Maar ‘De Mitsukoshi Troostbaby Company is meer dan dat! Veel meer. Het is grote roman. En dan niet in de zin van de dikke zeshonderd pagina’s dat het beslaat, maar dan bedoel ik uiteraard de grootsheid van het verhaal. Een verhaal van verlies en verdriet en het nastreven van vinden, of opnieuw vinden, van wat je verloren hebt in ruimte en tijd. De SF in dit verhaal is ondergeschikt aan de liefde die ondergaan wordt en verloren raakt. De wereld is weliswaar een belangrijk onderdeel van de geschiedenis, maar neemt nimmer de overhand bij het zoeken naar persoonlijk geluk en de geliefde ander, waar in de tijd dan ook.

De hoofdpersoon is Auke Hulst, een schrijver. Maar een andere dan de schrijver die dit meesterwerk gewrocht heeft. Volgens de Wikipedia pagina in het begin van de roman is hij geboren in 1997 en schrijft gedurende dit hele verhaal aan ‘De lasso van de tijd’ dat in 2033 het licht moet zien. Is het toch een soort van autobiografie? We zullen het nooit weten, maar het is ook niet belangrijk. Ik ga niet al te veel (of eigenlijk helemaal niets) vertellen over het verhaal. Ik laat het aan jullie om het te ontdekken. Het plezier om zelf de zieleroerselen, reizen en liefdes van deze Auke Hulst, of zo je wilt, zijn pseudoniem A.K. Anthony, te ontdekken en te genieten. Soms onaangenaam geschokt te zullen zijn en soms dat het verdriet van een hartverscheurende passage je achterna sluipt, je uiteindelijk bij je nekvel pakt, zodat de tranen over je wangen lopen. Zoals het mij een aantal keren gebeurde. De scene waarin Scottie zegt: “Wat gebeurd er als er een vrouw komt en jullie krijgen een eigen kind? Wat gebeurd er dan met mij?” Dat raakt je diep! Er zijn zoveel meer van dit soort scenes. Misschien deed het verhaal zoveel met me, omdat ik zelf momenteel in een kwetsbare fase van mijn leven zit met een hoop gedoe, maar ik weet haast zeker dat het verhaal me anders waarschijnlijk net zoveel gedaan zou hebben.

Ik las dat de longlist van de Libris Literartuurprijs 2022 bekend is en ik keek of ‘De Mitsekoshi Troostbaby Company’ er soms op stond. Jawel dus! Op 28 februari uitsluitsel of hij op de shortlist komt. Wat mij betreft heeft hij al gewonnen. Ik vrees dat ik de andere titels niet ken, maar er zit verder geen fantastiek bij (denk ik). Hoe dan ook… van mij zou het een nominee zijn voor wat voor prijs dan ook. Waarom ook niet voor de Hugo én Nebula Award? Ik ga hier geen namen noemen om het boek mee te vergelijken. Maar als je het lijstje met namen en boeken bekijkt die de laatste vijftig jaar deze prestigieuze prijzen gewonnen hebben, dan krijg je wel een idee in wat voor gezelschap ‘De Mitsukoshi Troostbaby Company’ zou moeten verkeren. Ik dring er dan ook sterk op aan om het te (laten) vertalen, zodat het alsnog genomineerd kan worden.

Al lezende noteerde ik van alles om deze recensie te kunnen schrijven. Uiteindelijk heb ik weinig tot niets gebruikt uit deze aantekeningen. Ik had een aantal prachtige zinnen genoteerd, maar uiteindelijk zal ik er (bijna) geen delen met jullie. Deze zinnen zijn uit hun context gerukt en zeggen als citaten weinig of niets, dan dat het prachtig samengestelde zinnen zijn. Ik laat ze liever lezen op de plaats waar ze volledig tot hun recht komen. Echter… enkele wil ik jullie toch niet onthouden. Wat denken jullie van: ‘Overal lopen de levenden over de samengesperste doden’. Deze regel zette me heel erg aan het denken en het gewicht van millenia drukte op me neer bij het besef dat het zo is. En deze: ‘Zodra SF werkelijkheid wordt, nemen we die werkelijkheid voor lief, er door de fantasie al op voorbereid’. Dat is zeker de reden waarom ik voornamelijk SF in grote aantallen boeken tot me neem. Benieuwd naar de geschiedenis van de toekomst. Nog een waarheid als een koe: ‘Zwaardvechters zeggen dat je sabel moet vasthouden zoals je een vogel vasthoudt: niet zo stevig dat je de vogel doodt, niet zo losjes dat hij wegvliegt. Geldt hetzelfde voor een geliefde?’. Tenslotte nog een ergernis (volgens mij van Auke zelf) die me behoorlijk raakte: ‘Luie recensenten, die niet proberen te begrijpen wat een schrijver met een tekst wil, maar alleen bezig zijn met wat ze liever hadden gelezen. Recensenten die een tekst martelen zonder geïnteresseerd te zijn in de betekenis, de bekentenis hooguit in een teken dat de aframmeling de schrijver pijn doet en de recensent in zijn kleine narrenwereld macht heeft.’ Zo’n tekst wil je als recensent echt niet lezen. Hij deed pijn. Je (althans ik) wilt een verhaal op zijn meritus beoordelen. Goed of slecht, maar wel eerlijk en oprecht vanuit je eigen perceptie én positief waar het kan. Gelukkig heb ik het makkelijk wat dat betreft. Ik kies de boeken die ik wil recenseren zelf, dus de decepties zijn minimaal. Maar ze zijn er wel.

Dit was voor mij een van de allerbeste verhalen van de laatste jaren. Dank je wel, Auke. Welke dan ook!!!

Jos Lexmond

De Groene Toren – Johan Klein Haneveld

Groene-Toren.jpg

De Groene Toren – Johan Klein Haneveld (SF)
Uitgeverij Macc, Rijen (2021)
137 pagina’s; prijs 15,95
Omslag: Cornell Göksu

Als je de ontstaansgeschiedenis van dit verhaal zo leest, dan krijg je toch wel bewondering voor het doorzettingsvermogen van Johan. Hij was een jaar of zestien a zeventien toen hij er voor het eerst aan begon. Hij printte het uit op een luidruchtige matrixprinter (iemand die, buiten mij om, nog weet wat voor een ding dat was?), maar voordat het verhaal af was, gooide hij het in de prullenbak en wiste het van de harde schijf. Dat, omwille van een aantal expliciete scenes in het verhaal, waarvan hij wist dat die nooit door de strenge kerkgemeenschap, waartoe hij met zijn familie behoorde, geaccepteerd zouden worden. Jaren betreurde hij het in de prullenbak gooien en wissen van het verhaal, maar daarmee kreeg hij het niet meer terug. En evenzovele jaren bleef het basisidee in zijn systeem zitten en in het voorjaar van 2018 begon hij het opnieuw te schrijven, met weliswaar andere ideeën, als toen hij zeventien was, maar in de basis was het nog hetzelfde. Het heeft al met al vijfentwintig jaar geduurd, voordat het verhaal uiteindelijk in zijn huidige kreeg. Hoezo, nooit opgeven. Het verhaal betekent voor hem een bevrijding van dogma’s en doctrines en daar kan ik alleen maar mijn bewondering over uitspreken! Dan tot slot nog even over de opdracht in het boek: ‘Voor Bianca, die niet zal toelaten dat ik ooit nog eens zomaar een manuscript weggooi.’ Ik zou hier haast: ‘Amen’ op willen zeggen!

In fysieke vorm is het niet een heel erg lang verhaal. Kan ik het een novelle noemen? Ik denk het niet. Als je de vorm van de paperback verkleint naar een pocket als een Zwart Beertje, of een prisma’tje uit de jaren zestig of zeventig, dan kom je zo’n beetje uit op de lengte (of zoals je wilt) dikte van die tijd. Een roman destijds was zo ongeveer een honderdtachtig pagina’s. En dat was het. Dat we nu verwend worden met boeken van tussen de driehonderd en vierhonderd pagina’s wil niet altijd zeggen dat het er beter op geworden is. Woorden zijn makkelijk en het papier is geduldig. Het wil zeker wat mij betreft niet zeggen dat de verhalen er beter op geworden zijn. Het is soms fijn dat je langer in een bepaalde wereld kunt verblijven, maar verder is meer niet altijd beter.

Wel… het verhaal, want daar gaat het tenslotte om. Georg (zou George Orwell van ‘1984’ voor hem model hebben gestaan?) Solon woont in het Nederland van de toekomst in een groene toren. Zijn eten en drinken komt uit de muur, zijn kleding wordt geprint en vermaak is er in alle overvloed. Maar maakt dat je ook gelukkig? Kan hij zich conformeren aan het idee van een perfecte en ideale groene toren bewoner te zijn? Er wordt van hem verwacht dat met de Kerst, geprinte groene takken aan de muur te hangen met schreeuwende kerstversieringen en dat er naast de voordeur een walgelijke kerstman prijkt, met witte baard en bolle buik, die Ho, Ho, Ho begint te brullen als er iemand maar in de buurt durft te komen. Georg heeft er een bloedhekel aan. Sfeerverlichting en wintertaferelen waren niet aan hem besteed, maar hij moet er aan meedoen om maar niet uit de toon te vallen in de toren. Zolang je score maar in het groen staat, dan is er niets aan de hand, maar als het geel, of zelfs maar oranje wordt… dan is het niet best. En dat is nou net wat er met Georg gebeurd. Waarom en wat er dan gebeurt… dat laat ik aan jou om verder te ontdekken.

Prima verhaal met een mooie én vooral onverwachte twist aan het einde. Alweer een aanrader van Johan Klein Haneveld!!!

Jos Lexmond