Chrononauts – bordspel – HSF (2019/1)

Chrononauts is een tijdreis-kaartspel waarin twee tot vier spelers met de tijdlijn van de 20e eeuw mogen prutsen. Een soort competitieve tijddomino. Elk speler krijgt een tijdreisagent-identiteit met bijhorende ID-kaart, een geheime missiekaart en drie actiekaarten. Een beurt bestaat uit het trekken van een nieuwe kaart en het uitspelen van een kaart.

De vele soorten kaarten laten het spel in beginsel moeilijker lijken dan het is. Je missie en ID zijn vaste kaarten die geheim worden gehouden en buiten je hand blijven. De tijdlijn ligt open op tafel en bestaat uit vaste Linchpins en Ripplepoints. Beiden kunnen door gebruik van actiekaarten omgedraaid, veranderd en ‘gemaakt’ worden. Als een Linchpin omgedraaid wordt (van paars naar rood) heeft dat invloed op een aantal specifieke Ripplepoints (blauw), deze worden dan omgedraaid tot Paradoxen (rood).

De trekstapel bestaat uit Artefacten (te verzamelen voor missies), Gadgets (speciale kaarten waarop staat wat ze doen), Timewarps (eenmalige basisactie-kaarten), Inverters (te gebruiken om Linchpins om te draaien) en Patches (te gebruiken op Paradoxen).

Je kunt op drie manieren winnen. Dat klinkt veel maar er zijn nog veel meer manieren om te verliezen. Elk agent kan winnen door zijn missie te voldoen (een aantal specifieke artefacten verzamelen), de tijdlijn recht te trekken (volgens zijn ID-kaart, elk agent komt uit een andere tijdlijn) of tien kaarten op hand hebben (veruit de moeilijkste optie).

Het is een veelzijdig, makkelijk mee te nemen spel dat steeds leuker wordt naarmate je het vaker speelt. Toch blijft het vooral op geluk gebaseerd, waardoor je het ook prima in wisselend gezelschap kan spelen. Het is in principe een relatief simpel en snel kaartspelletje. In werkelijkheid kan je ook anderhalf uur bezig zijn en totaal vergeten zijn wat je ook alweer moest doen om te winnen, want iedereen is met de drie portretten van Mona Lisa (de echte, de goeie kopie en de hele slechte kopie) en de drie dinosaurussen bezig. Ook leuk.

Chrononauts is in 2000 uitgebracht door  Looney Labs (Andrew Looney).

Deze recensie, door Alice Jouanno, is eerder verschenen in HSF (2019/1).

Ellie en Melanie: ontsproten uit dezelfde sporen – HSF (2019/1)

Schimmeligheden in boek en spel – Eddie van Dijk

Er hing schijnbaar iets in de lucht in de periode van juni 2013 tot en met januari 2014. In juni 2013 kwam het computerspel The Last of Us uit, ontwikkeld door Naughty Dog en gepubliceerd door Sony Computer Entertainment en in januari 2014 verscheen M.R. Carey’s roman The Girl With All the Gifts. Twee verhalen over een zombie-apocalyps die gebruik maken van het idee dat de zombieplaag veroorzaakt wordt door een op de mensen overgesprongen variant van ophiocordyceps unilateralis.

De sporen van deze schimmelsoort infecteren mieren en nemen het zenuwstelsel van de geïnfecteerde mier over. De mier wordt gedwongen om naar een hooggelegen blad te klimmen en zich daaraan vast te klampen. De mier blijft stokstijf staan terwijl de schimmel zich een weg baant door het lichaam van de mier en uiteindelijk uit de kop breekt met het fruitlichaam en zijn sporen verspreidt. Een gruwelijke levenscyclus die natuurlijk tot de verbeelding spreekt en er om vraagt om gecombineerd te worden met het zo populaire zombie-apocalyps-subgenre. Het is eigenlijk vreemd dat dit idee niet eerder naar boven is gekomen. Er zijn, sinds de ontdekking van ophiocordyceps unilateralis in 1859, meerdere verhalen verschenen waarin een schimmel mensen beïnvloed. In 1905 schreef William Hope Hodgson een kort verhaal, The Voice in the Night, waar dergelijke schimmels een rol in spelen. Sindsdien was deze schimmel inspiratie voor onder andere verhalen zoals Larry Nivens Night On Mispec Moor, stripverhalen zoals Swamp Thing Annual in 1988, een aflevering van de X-Files en een aantal Pokémonverhalen. Maar het gebruiken als een verklaring voor een zombie-apocalyps blijft uit tot 2013-2014. De tijd was blijkbaar rijp voor het idee. Toch is dat ook niet helemaal toevallig. Zowel Bruce Straley en Neil Druckmann, de bedenkers van The Last of Us, en M.R. Carey werden schijnbaar geïnspireerd door een in 2006 verschenen aflevering van Planet Earth.

De overeenkomsten tussen The Last of Us en The Girl With All the Gifts gaan verder dan alleen hun schimmelige zombies. Beide verhalen hebben een belangrijke rol voor een meisje, Ellie in The Last of Us, Melanie in The Girl With All the Gifts, dat een mate van immuniteit heeft voor de schimmelinfectie. Beide gaan over een reis door een verlaten en overwoekerd post-apocalyptisch landschap. In beide verhalen is een grote rol weggelegd voor het ontstaan van een ouder-kind relatie. Beide eindigen met een beslissing over het lot van de mensheid. Gezien die overeenkomsten leek het mij interessant om deze twee verhalen naast elkaar te leggen.

Er zijn uiteraard ook veel verschillen. Melanie is een meisje van tien en Ellie is veertien. Die paar jaar maakt een duidelijk verschil in de ontwikkeling van de ouder-kind band die tijdens het verhaal groeit. Melanie heeft, zo wordt aangenomen aan het begin van de roman, een gedeeltelijke immuniteit. Ze is in feite een cordycepszombie wiens cognitieve vermogens niet verpletterd zijn door de schimmelinfectie. Ellie heeft daarentegen volledige immuniteit. De schimmel weet geen enkele grip op haar te krijgen en ze blijft volledig menselijk. The Last of Us draait om de groeiende band tussen Ellie en Joel, de man die wordt ingehuurd om haar veilig naar haar bestemming te brengen: een vader-dochter band dus. In The Girl With All The Gifts gaat het om de band tussen Melanie en Helen Justinau, een van haar verzorgers op de militaire basis waar zij en andere zombie-kinderen worden vastgehouden: een moeder-dochter band. Een ander interessant verschil is dat de twee paren ongeveer de omgekeerde reis maken. Melanie en Helen Justinau ontvluchten een afgelegen basis waar gezocht wordt naar een middel tegen de infectie. Ze proberen zich een weg door post-apocalyptisch Engeland te banen naar een door de regering opgezette quarantainezone. Ellie en Joel glippen uit de door de regering opgezette quarantainezone en reizen door de voormalige Verenigde Staten naar een afgelegen onderzoekslaboratorium opgezet door een opstandige factie, de Fireflies.

Het gruwelijke van cordyceps, afgezien natuurlijk van het idee dat de schimmel het zenuwstelsel van zijn slachtoffer kaapt, het gedrag bepaalt en uiteindelijk uit de kop breekt voor verdere verspreiding, is dat het een cyclus is. Dat is natuurlijk ten gunste van de parasiet. Zonder mierenpopulatie geen verspreiding. In The Last of Us krijg je het gevoel dat, sinds de uitbraak, de mensheid ook gevangen zit in die cyclus. De infected (zoals de cordycepszombies in het spel genoemd worden) worden minder bovennatuurlijke attributen toegekend dan de hungries (de The Girl With All The Gifts variant). Hoe langer een infected weet te overleven hoe vreemder hij of zij wordt. De recentelijk geïnfecteerde runners veranderen als het vruchtlichaam door de oogkassen breekt in blinde clickers die met echolocatie hun prooi zoeken. Weet een clicker te overleven wordt deze een bloater, wiens hele lichaam is bedekt met vruchtlichamen. Dit uiteraard ook om meerdere vijandtypes te hebben. Het blijft uiteraard een computerspel. Een infected die geen voedsel (en we nemen aan water) kan vinden zal sterven en dienen als voedsel voor de schimmel die ontspruit en alsnog zijn sporen kan verspreiden. De sporen verspreiden zich niet ver. Hierdoor krijgt de menselijke populatie ruimte om een mate van stabiliteit te verkrijgen. De schimmel hoeft alleen te wachten tot er weer eens een mens het niet kan laten om een ruïne te verkennen, op een onbewaakt moment sporen inademt of gebeten wordt door een infected en de cyclus weer opnieuw begint. Deze cyclus is niet ten gunste van de mensheid en de resultaten van de eerste uitbraak waren rampzalig, apocalyptisch zelfs. Een beschaving zoals die wij kennen zou, tenzij er een middel tegen infectie wordt gevonden, niet meer mogelijk zijn in de wereld van The Last of Us. Dit is niet zo vreemd uiteraard, aangezien het bij dergelijke computerspellen altijd het doel is om er een serie van te kunnen maken Dus het is een wereldbouwdoel om een ietwat stabiele situatie te creëren.

De hungries van The Girl With All The Gifts daarentegen komen een stuk bovennatuurlijker over. Ze zijn sneller, sterker en hebben meer uithoudingsvermogen dan een mens. Ze hoeven geen water te drinken en slechts weinig voedsel te eten, en dan alleen proteïne. Uiteindelijk barst het vruchtlichaam uit de borstkast van de hungry en groeit meters de lucht in. Mycelium overwoekert de omgeving rondom de hungry en het vruchtlichaam laat bollen met sporen vallen die wachten op een ecologische trigger, namelijk vuur, alvorens ze hun sporen verspreiden. Als deze bollen barsten en de sporen in de atmosfeer komen, zo wordt ons verteld, zal dat het einde van de mensheid betekenen. De sporen zullen zich verspreiden over de hele wereld. Niemand zou kunnen ontsnappen. Het is dus geen cyclus, maar een parasiet met een zelfvernietigingsknop, immers: geen mensen, geen hungries, geen cordyceps. Behalve natuurlijk kinderen zoals Melanie die geen immuniteit blijken te hebben maar tweede generatie hungries zijn die een symbiotische band hebben met de schimmel. Carey zet zijn wereld, zijn cordycepsschimmel zo in elkaar dat er geen cyclus is en hij doet dat voor een hele specifieke reden.

Maar voordat ik daar op doorga, wil ik het hebben over een ander interessante overeenkomst en verschil tussen deze twee verhalen. Beide verhalen bevatten een vrijwel identieke scene, maar de plaatsing van die scene is compleet anders en dat heeft een groot effect op de spanningsboog. In de scene staat de dochterfiguur op het punt om ontleed te worden (en in beide gevallen draait het expliciet om de hersenen) door wetenschappers in de hoop de bron van de immuniteit te achterhalen. Zodra de ouderfiguur hier achter komt zetten ze alles op alles om de ontleding te voorkomen. In The Girl With All the Gifts zit deze scene op ongeveer een kwart van het verhaal. Dokter Cadwell, wanhopig om voortgang te boeken in haar onderzoek, besluit Melanie te ontleden. Helen Justinau komt hier achter en besluit dit koste wat kost te voorkomen. Tijdens de confrontatie tussen Justinau en Cadwell wordt de basis aangevallen door een andere groep overlevenden, moeten Justinau, Cadwell en Melanie zien te ontsnappen en begint, samen met Sergeant Park en soldaat Gallagher hun tocht door post-apocalyptisch Engeland.

In The Last of Us zit deze scene aan het einde. Na een tocht van een jaar bereiken Joel en Ellie eindelijk de basis van de Fireflies. Joel laat Ellie achter om testen te ondergaan. Als hij er achter komt dat de Fireflies Ellie willen ontleden om een geneesmiddel te vinden moet hij een beslissing nemen: is de toekomst van de mensheid het leven van Ellie waard? Het antwoord is, uiteraard, nee. In het jaar dat ze samen hebben doorgebracht is Ellie in iedere zin zijn adoptiefdochter geworden. Uiteraard weet hij Ellie te redden. Als Ellie hem later vraagt waarom de Fireflies haar niet meer nodig hebben, liegt Joel en zegt dat er meerdere mensen met dezelfde immuniteit zijn. Hij wil niet dat het gewicht van de toekomst van de mensheid op de schouders van zijn dochter komt te liggen. De scene vormt een emotioneel en dramatisch einde voor het verhaal.

Deze scene is belangrijk in beide verhalen want het is de climax van de groeiende dochter-ouder relatie. Het feit dat deze scene in The Girl With All The Gifts vroeg in het verhaal zit, haalt de emotionele angel eruit. De spanning die het verhaal in het begin heeft draait om Melanie die in onmenselijke omstandigheden gevangen wordt gehouden en de droom heeft dat mevrouw Justinau haar genegenheid toont. Dit maakt het begin van The Girl With All The Gifts een fantastisch deel om te lezen. Echter, door de climax van die groeiende moeder-dochter band zo vroeg in het begin te plaatsen, wordt die spanningsboog beëindigd en maakt het plaats voor de standaard vraag of ze het zullen overleven in de post-apocalyptische wildernis. Het helpt daarbij niet dat Gallagher net zo goed een bord met ‘ik ga als eerste dood’ om zijn nek had kunnen hebben en dat Melanie, omdat ze een hungry is en andere hungries haar negeren, eigenlijk weinig risico loopt. Afgezien van Justinau hebben de andere personages in het begin van hun reis een negatieve houding tegenover Melanie. Die spanning neemt echter af naarmate het verhaal vordert en ze het vertrouwen van Parks en Gallagher weet te winnen. De spanning zou voort kunnen komen uit de vraag of dit zombiemeisje wel een plek zou kunnen hebben in de menselijke samenleving maar dat is niet waar Carey naar toe werkt. Ook het conflict tussen Melanie en Justinau aan de ene kant en Doctor Cadwel aan de andere kant, brengt niet veel spanning teweeg aangezien Cadwel door verwondingen die ze vroeg in het verhaal opdoet, stervende is en ze daardoor haar machtspositie verliest. Carey offert iedere vorm van spanning op omdat hij toewerkt naar een specifieke scene, naar die keuze over het lot van de mensheid. Zoals gezegd blijkt dat Melanie een tweede generatie hungry is met een symbiotische band met de cordycepsschimmel. Er is er geen parasiet-gastlichaam-cyclus maar alleen totale vernietiging van de mensheid, met uitzondering van kinderen zoals Melanie. Dit komt omdat Carey obsessief werkt naar een doos-van-Pandora-moment.

De referenties naar de Pandora-mythe worden je in dit boek op niet al te subtiele wijze om de oren gegooid. Zelfs de titel The Girl With All The Gifts is een Pandora-referentie. Pandora betekent immers letterlijk ‘alle geschenken’. Het hele boek werkt toe naar het moment dat Melanie een bos van Cordyscepspaddestoelen in brand zet en daarmee bewust de sporen los laat. Ze opent de doos, verdoemd de mensheid, maar er is hoop in Melanie en kinderen zoals zij die achterblijven. Justinau’s leven wordt gespaard. Ze zal de rest van haar leven slijten in een rijdend laboratorium of in een hermetisch afgesloten pak terwijl ze les geeft aan de kinderen die de wereld erven. Dit is een bewuste spiegeling van de verhoudingen aan het begin van het boek. Echter, met beperkte middelen, beperkte hoeveelheid fungicide, met een woning die langzaam afbreekt, zal Justinau op een gegeven moment geïnfecteerd worden. Of dat nu morgen is of over een paar jaar maakt niet uit. Melanie heeft haar adoptiemoeder alleen een uitstel van executie gegeven. De beschaving gaat niet opnieuw opgebouwd worden omdat de fysiologie van de resterende mensheid zich daar niet voor leent. Beschaving zoals wij die kennen is immers gebaseerd op het produceren van koolhydraten (graan, rijst, mais, aardappels) en niet proteïnen. Carey zet zijn wereldbouw in om een enkel moment mogelijk te maken en hij brengt daarmee de geloofwaardigheid van zijn wereld in het geding. Mijn suspension-of-disbelief kon het einde van dit boek niet overleven in ieder geval, hoezeer ik de Pandora-thematiek ook kan waarderen.

Dus ik kom op een voor mij onverwachte conclusie in deze vergelijking tussen The Last of Us en The Girl With All The Gifts. Ik ben van mening dat iemand die interesse heeft in de ontwikkelingen binnen speculatieve fictie, computerspellen in de gaten moet houden. De ontwikkelingen die in dat medium plaats vinden zullen een belangrijke invloed hebben op speculatieve fictie in het algemeen. Ik geef echter grif toe dat het verhaal en de wereldbouw in computerspellen heel vaak ondergeschikt zijn aan de speltechnische aspecten. Er zijn daardoor zeker aspecten van The Last of Us die ik minder goed vind, zoals het cliché van de post-apocalyptische kannibalen dat toch weer de kop op steekt. Maar in dit geval kan ik oprecht zeggen: het computerspel is beter.

The Girl With All The Gifts is in 2016 verfilmd en in 2017 heeft M.R. Carey heeft een prequel uitgebracht, The Boy on the Bridge. Het verhaal van Joel en Ellie is in verder uitgediept in 2014 met een op zich zelf staande uitbreiding genaamd The Last of Us: Left Behind. Dit jaar (2019) zal het verhaal van Ellie verder gaan in The Last of Us II.

Eerder verschenen in HSF (2019/1).

Dit wil ik SFF kwijt – HSF (2019/1)

Klaag en gezeur: Dit wil ik SFF kwijt – John van Duin

Op sociale media wordt zoals bekend veel geklaagd, sommige groepen en kanalen zijn er bijna een synoniem voor. In de wereld van sciencefiction, fantasy en horror is het niet anders. Ik zie series en films zo enorm worden afgekraakt dat het wel lijkt of er helemaal niets goed wordt gemaakt. Dat is natuurlijk grote onzin. Er wordt geweldige SFF gemaakt! Het moet maar eens klaar zijn met al dat gezeur.

Een terugblik op 2018. Al dan niet samen met mijn vrouw zie ik ongeveer alles wat los en vast zit als het gaat om (streaming, wie geeft me een Nederlands woord) SFF- en horrorseries. Met Netflix, Videoland, Prime TV en Ziggo Movies en Series kom ik een heel eind. En natuurlijk ben ook ik daar kritisch in. Als iets niet boeit, stop ik heus wel met kijken, wees maar niet bang. Tenzij ik het wil zien om er goed over mee te kunnen praten. En ik ben ook niet altijd de doelgroep denk ik dan. Neem nu Colony, het zoveelste buitenaardse-invasieverhaal dat met zo’n laag budget is gemaakt dat je het nauwelijks sciencefiction kan noemen. De verhaallijn is niet om over naar huis te schrijven. Toch maar vorige maand ook het tweede seizoen afgekeken, ik bleef nieuwsgierig. Ter compensatie nog maar een keer naar de geweldige series The Expanse en Killjoys gekeken. Gelukkig is mijn vrouw ook een kettingkijker als het gaat om SF en fantasy, maar dan moet het wel echt goed zijn. Zo zagen we in de afgelopen maanden The Handmaid’s Tale, Tidelands, Travelers, een tijdje geleden alweer Glitch en Dark. En, nou vooruit, het nieuwste seizoen van Outlander. Ik offerde mij dan maar op voor deze vrouwenserie (thuis noem ik dat net even anders maar laat ik het netjes houden). Laat ik het zo zeggen, ik heb tijdens het kijken weer heel wat ‘glory’ behaald in een van mijn mobiele spelletjes.

Voor series als het geweldige Z-Nation en The Walking Dead kan ik haar helaas niet warm laten worden, zo ook niet voor Game of Thrones die ik nog een keer wil gaan zien voordat het laatste seizoen zich aandient in april. Zelfs niet als ik op haar naam een GoT-poster laat komen. De Marvel- en DCC-series en -films zijn aan ons allebei niet besteed. Bij 12 Monkeys ben ik zelf afgehaakt, ergens halverwege het tweede seizoen. Over Lost in Space begin ik maar helemaal niet, zo beroerd, en ook Stranger Things komt bij ons niet binnen. Hoe het wel moet hebben de makers van Altered Carbon goed begrepen: die serie heb ik al drie keer gezien. Star Trek Discovery vinden we allebei geweldig. De eerste vrouwelijke Doctor Who heb ik dan weer alleen gekeken, maar de niet al te beste verhalen deden me helaas na een paar afleveringen afhaken. Maar goed, het is ook een kinderserie (duikt weg). Ze zijn opgenomen dus wie weet waag ik nog een poging. Ook de laatste Star Warsfilm op Netflix keek ik solo, maar ik viel er bij in slaap. Verder ging ik in m’n eentje op in The man in the High Castle, Electric Dreams (Black Mirror dan weer wel samen gekeken), Fear the Walking Dead. Daarnaast kijken we graag films, waarvan ook een fiks SFF- en horroraanbod is via de streamingskanalen. Annihilation, Arrival, Anon, Extinction, Mute, What happened to Monday, Bird Box, te veel om op te noemen.

Er is zoveel aanbod, ik heb nog lang niet alles genoemd wat we in 2018 samen of alleen hebben gekeken (maak je niet ongerust, dat zal ik ook niet doen). Dat is toch geweldig! Onze SFF- en horrorgenen worden goed gemanipuleerd door die stortvloed aan genreseries en -films. Wees daar ook eens blij over, wil ik de klagers op sociale media meegeven. Laten we met z’n allen waarderen wat we hebben en krijgen en als je het niet bevalt, druk je gewoon op de stopknop in plaats van er oeverloos over te zeuren. En dat geldt ook voor Star Wars en Star Trek. En we weten nu wel dat het belachelijk is dat Firefly indertijd gestopt is en dat er geen remake van Babylon 5 komt. Afgesproken? Afgesproken.

Eerder verschenen in HSF (2019/1).

Eurocon 2018 – HSF (2019/1)

Wereldse SF in Frankrijk: Eurocon 2018 – Alice Jouanno

Een kleinschalige internationale ontmoeting van fans en schrijvers, overgoten met een prettig lokaal sausje. Dat was Eurocon 2018 in Amiens. Zoals de naam al zegt een Europese sciencefictionconventie, die voor het eerst plaatsvond in 1972. Afgelopen jaar vond de con voor de vierde keer plaats in Frankrijk, na edities in 1974, 1987 en 1990.

Het organiserende land wordt steeds toegewezen via stemming door de European Science Fiction Society. Een verschil met andere conventies is dat de Eurocon meestal is gekoppeld aan een lokaal evenement. Deze keer was dat niet anders. Naast het Eurocon-programma met internationale sprekers, waren er Franstalige activiteiten van de jaarlijkse Franse SF-con Nemo. Het is en blijft Frankrijk dus de helft van de programmaonderdelen was exclusief in het Frans. Een aantal sprekers werd met wisselend succes live door tolken vertaald: van Frans naar Engels, Engels naar Frans, Russisch naar Frans en vervolgens naar Engels. Bij een van de panels had dit tot hilarische gevolg dat er meer tolken dan sprekers achter de tafel zaten, waaronder een bijzondere tweetrapsraket door twee tolken voor Russische schrijver Svyatoslav Loginov. Maar dan heb je ook wat als je vier sprekers met zulke verschillende achtergronden en zonder gemeenschappelijke taal bij elkaar brengt in een discussie. Al het heen-en-weer vertalen had wel tot gevolg dat er ruimte was voor slechts een paar vragen. Ik heb de luxe om vloeiend Engels en Frans te spreken en te verstaan, dus voor mij was dit alles in de meeste gevallen veel minder hinderlijk dan voor de meerderheid van de congangers. Behalve toen de livevertaling te slecht voor woorden was, maar dat was een uitzondering.

Het conprogramma was drie van de vier dagen erg vol en werd meerdere malen per dag aangepast via niet altijd even duidelijke aankondigingen en notitiebriefjes. De betrouwbaarste bron waren de sprekers zelf, dat kan gelukkig gewoon bij zo’n kleine con met 415 deelnemers. Er waren veel gastsprekers, bijna te veel en vaak tegelijk. Daardoor vonden ook hele goeie sprekers soms een veel te lege zaal. Dit leverde uiteraard knusse gezellige lezingen op, waar je vertrok met het gevoel een goed gesprek te hebben gehad. Gelukkig was er in veel gevallen goede solidariteit tussen schrijvers en werden mensen vriendelijk aangemoedigd om zich van de ene naar de ander lezing te verplaatsen.

De locatie was prettig qua grootte en indeling, maar slecht geventileerd. Zeker vanaf de tweede dag toen vanwege het warme weer alle deuren permanent open bleven. Daardoor kreeg je geluidsoverlast vanuit de naastgelegen zalen. Op de laatste dag was het in sommige zalen niet meer te doen en hebben we stoelen naar buiten gesjouwd. Ook daar was het te warm maar we konden in ieder geval beter ademen, ondanks het voorbijrazende verkeer.

Amiens is een typisch Franse stad dus de meesten zullen hier wel een beeld bij hebben. Je kan er goed eten. ‘Chroma’, de lichtshow van de kathedraal (gratis elke avond in de zomer en in december) is zeer de moeite waard. Het huis van Jules Verne is leuk, maar niet ‘je-moet-hiervoor-echt-speciaal-naar-Amiens-toe’ indrukwekkend.

Zoals gewoonlijk op Eurocon waren er overdag meerdere fantafels waar toekomstige Euroconlocaties voorgesteld werden. Samen met Paul van Oven hebben we als NCSF-bestuursleden promotiemateriaal voor Eurocon 2024 in Rotterdam uitgedeeld, waar zeer enthousiast op is gereageerd.

Ook ’s avonds was er entertainment, van een bijzonder mooie surrealistische tentoonstelling over het dystopische theaterstuk ‘Encore Carthage’ van Jean-Luc Lagarce, tot het kijken van ‘2001 – A Space Odyssey’ in de bioscoop van de universiteit. Volgens gebruikelijke Franse traditie werd er vaak uitgebreid gezamenlijk gegeten.

De laatste dag was vreemd leeg in vergelijking met de eerste drie dagen. Er ging een en ander mis in de planning en veel sprekers moesten al naar het vliegveld, maar dit bood wel de mogelijkheid om vroeg te vertrekken als je de volgende dag weer op tijd aan het werk moest.

Een aantal programmaonderdelen bracht iedereen bij elkaar maar er heerste vaak wel het gevoel dat je langs elkaar heen met afzonderlijke events bezig was. Sommige mensen hebben elkaar in vier dagen niet gesproken. Er werd veel in groepjes gedaan. Gezellig, maar ik miste wel een beetje cohesie. Dit kwam grotendeels door de taalbarrière tussen alleen Franstaligen en bezoekers die juist geen woord Frans konden. De Franstaligen deden dappere pogingen tot toenadering, maar je kon wel merken dat Fransen over het algemeen niet de meest internationaal gerichte SF-fans zijn. Wat overigens het programma des te bijzonderder maakte. Dat er zoveel internationale sprekers waren was prettig voor zowel de Fransen als de niet-Franstaligen, zeker als het gaat om de meertalige sprekers. Zo gaf schrijver Yann-Cedric Agbodan-Aoli uit Ivoorkust twee keer een lezing over Afrofuturism: in het Frans en in het Engels. Zijn boeken zijn voorlopig nog alleen in het Frans beschikbaar maar zijn zeker een aanrader. Ik kon de mooie plot en strakke karakters van Nouvel Horizon zeer waarderen.

Ketty Stewart, Franstalige schrijfster van Noir sur Blanc -geen SF maar wel de moeite waard- was ook stralend aanwezig. In een panel vertelde ze nog nooit in Afrika te zijn geweest maar dat, doordat ze zwart is, zelfs professionele mensen aannemen dat ze in staat is om elk gesprek over Afrika in het algemeen en Afrikaanse literatuur in het bijzonder te leiden. Ze was onder andere redacteur van twee nummers van het Franse SF-magazine Galaxies, een over Afrikaanse SF en de ander over Afrika in SF.

Schrijver en onderzoeker Geoff Ryman gaf een lezing over de African Speculative Fiction Society waar hij veel mee samenwerkt. Een Engelstalig netwerk dat zeer actief is op Facebook (African Science Fiction and Fantasy reading group). Ik vond zijn opvatting over de con treffend: “It’s like being at a con twenty years ago in America, there are nearly exclusively books for sale and 90% of people are older white men and I say this as an older white man”.

Kawthar Ayed, docent aan de Tunis Universiteit, gaf een academische maar uiterst interessante lezing over fantastische literatuur in de Arabische wereld. “These stories have always been a part of us all”. Schrijfster Shweta Taneja nam ons uitgebreid mee in de bijzondere relatie tussen Indiase volksverhalen en fantasy en horror. Alle aanwezigen vertrokken met een nog langere te-lezen-lijst dan toen ze binnenkwamen. Ik verliet beide lezingen met een groter besef van de invloed van religieuze ontwikkelingen op imaginaire literatuur.

Algerijnse schrijver en vertaler Faycel Lahmeur had een lezing voorbereid waar maar drie mensen kwamen. Het werd een presentatie gevolgd door een van de leukste gesprekken die ik gedurende die vier dagen meegemaakt heb, met als aanknopingspunt ‘als ik nou met een Engelse titel in het programma had gestaan’.

De twee ‘grootste’ internationale gasten waren Ian Watson en Gillian Pollack. Bij de lezing van Ian Watson was een te kleine zaal ingepland. De zaal was bomvol. Het was alleen vol te houden doordat de lezing zo boeiend was. Gillian Pollack stond meerdere malen op het podium maar was het interessantste bij haar lezing over de middeleeuwen en SF. “These are not the middle ages you are looking for.”

Moussa Ould Ebnou kwam met interessante ideeën die hij ook nog eens goed kon uitleggen in zijn lezing, maar hij kon in de panels vernieuwende inzichten met moeite tot zich nemen. Dit gebrek aan connectie tussen schrijvers uit verschillende hoeken is natuurlijk een probleem van alle tijden en landen. Eurocon was een mooie poging om iets bij te dragen aan de verbreding van ieders denkraam. Ik wil geloven dat het bij de meeste gelukt is en dat ze in ieder geval aan het denken zijn gezet.

Er waren nog veel meer sprekers, zo veel dat je onmogelijk iedereen kon horen, ook als je alleen de Franstalige of alleen de Engelstalige programmaonderdelen mee wilde maken. Het was voor mij en andere meertaligen niet te doen om te kiezen. Maar ja, je gaat ook niet klagen dat je te veel con krijgt voor je geld.

Dit jaar kun je naar Eurocon tijdens TitanCon Belfast van 22 tot 24 augustus, het weekend na de WorldCon: http://www.titancon.com/2019. In 2020 kun je terecht in Rikan in Kroatië: https://futuricon.eu. In 2024 Eurocon in Nederland? Kijk op https://eurocon2024.ncsf.nl/.

Eerder verschenen in HSF (2019/1).

Quarantaine – Interview met Erik Betten – HSF (2019/1)

Erik Betten, schrijver van Quarantaine:

“Ik heb bewust geprobeerd niet te veel van mezelf in één specifiek karakter te leggen”

Fotograaf: Ineke Oostveen

Eerder dit jaar verscheen ‘Quarantaine’, de eerste roman van Erik Betten, bij Luitingh-Sijthoff. Naar aanleiding van zijn korte verhaal ‘Na de vloed’ waarmee hij de Harland Awards NCSF-premie won, hadden we in 2016 al een interview bij hem afgenomen (hier te lezen) maar het was nu natuurlijk weer tijd om hem vragen te stellen over zijn succesvolle debuutroman.

Quarantaine is het spannende debuut van Erik Betten. Een actuele thriller over een dodelijke bacterie – en een overheid die ondenkbare maatregelen neemt. Groningen, oktober. Een oeroude bacterie vindt via een gaswinningspunt haar weg naar de oppervlakte. In luttele dagen zwermen de halfdode, besmette slachtoffers wezenloos uit over Noord-Nederland. Bang voor verdere verspreiding besluit de overheid de provincies af te sluiten. Het Gronings-Friese Kamerlid Homme Olivier, die zich jarenlang heeft ingezet voor de lokale bevolking en haar problemen met de gaswinning, wordt naar voren geschoven als woordvoerder. Aan hem de taak om de kalmte te bewaren terwijl er naar een oplossing wordt gezocht. Maar als de overheid vervolgens het leger inzet om de vluchtelingen uit het gebied tegen te houden, lijkt Homme juist als zondebok te worden gebruikt. Als hij kort daarna een berichtje ontvangt dat zijn vrouw in het gebied blijft om te helpen, besluit Homme zijn taken in Den Haag achter te laten om haar te gaan zoeken. Met gevaar voor eigen leven trotseert hij het door de bacterie geteisterde noorden, op zoek naar iets wat misschien niet meer te redden valt…

Heb je persoonlijke ervaring met het leger?

“Nee, geen enkele. Wel heb ik wat militairen in mijn kennissenkring en eentje heeft het verhaal vooraf doorgelezen en tips gegeven. Daar was ik erg blij mee. Hij kon zich gelukkig best wat voorstellen bij de moeilijke keuzes die de militairen in mijn boek moeten maken.”

Waar komt je inspiratie vandaan?

“De inspiratie voor Quarantaine kwam uit een merkwaardig nieuwsbericht uit de VS over mensen bij een meer die bang waren voor de bacteriën die daar door fracking in terechtkwamen. De link met Groningen was zo gelegd en alles wat er verder in het boek gebeurt, raakt aan maatschappelijke kwesties die me bezighouden. Zo gaat het meestal, trouwens. Hoe bizar het verhaal ook wordt, het is bij mij uiteindelijk toch altijd een reflectie op onze huidige samenleving.”

Welk karakter ligt het dichtst bij jezelf en welke vond je juist moeilijk om overtuigend te schrijven?

“Ik heb bewust geprobeerd niet te veel van mezelf in één specifiek karakter te leggen. Ik deel natuurlijk wel veel met de hoofdpersoon Homme Olivier. Dat is ook een blanke man van in de veertig uit Noord-Nederland. En we zijn allebei nog met een verpleegkundige getrouwd ook. Maar er zijn ook karaktertrekken van Homme waarvan ik hoop dat ze bij mij niet zo sterk aanwezig zijn. Ik denk dat Homme me juist daarom ook het meeste moeite heeft gekost. Ik wilde er geen ijdele, opportunistische politicus van maken, maar ook geen held die in elke situatie zou doen wat ik persoonlijk de beste keuze zou vinden.”

In welke delen van de wereldbouw (politiek, medisch, media, militair, dorps) heb je je moeten verdiepen voor dit verhaal en welke komen rechtstreeks uit persoonlijke ervaring?

“Bij het meeste kon ik gelukkig putten uit eigen ervaring of waarneming. Dat leek me, zeker bij een debuut, ook het verstandigste. Write what you know. Ik ben jaren politiek verslaggever geweest dus dat hielp me wel bij het politieke deel. En veel van wat er in Hilversum gebeurt is een uitvergroting van wat ik in mijn jaren bij de NOS heb meegemaakt. Voor het specifiek bacteriologische deel heb ik me wel laten bijpraten en rondleiden door een microbioloog in het UMCG in Groningen. Als noorderling hoefde ik voor het uitzoeken van het decor van de actie in Friesland en Groningen verder niet heel veel extra moeite te doen.”

Sluit Quarantaine aan bij jouw verwachting van hoe Nederland zou omgaan met een crisis of zijn er elementen die je in je werk bewust genegeerd hebt?

“Het blijft een roman, dus het bedenken van een zo aantrekkelijk mogelijk plot heeft voorop gestaan. Maar ik denk dat een plot pas echt pakkend wordt als je erin kunt geloven, dus het heeft toch ook iets van een gedachte-experiment voor zo’n extreme situatie. Ik hoop wel dat we als gemeenschap tot een betere respons zouden kunnen komen dan ik heb beschreven in het boek. Maar ik durf daar niet op te rekenen.”

Ben je tevreden over je einde?

“Ik hoop maar dat je doelt op het slot van de roman en ja, volgens mij komen daar de verschillende verhaallijnen wel op een prettige, logische en toch verrassende manier samen.”

Was je schrijfproces voor dit boek anders dan voor je korte verhalen?

“Absoluut. Een kort verhaal heeft weliswaar een structuur, maar je kunt het je veroorloven om een eerste versie zonder plan te schrijven en het resultaat als een soort grondstof voor je uiteindelijke verhaal te gebruiken. Als je dat bij een roman doet, ben je wel erg met je krachten aan het smijten. Dus voordat ik de eerste versie van Quarantaine schreef, had ik een planning op hoofdstukniveau uitgewerkt. Daar ben ik wel wat van afgeweken als het verhaal erom vroeg, maar ik denk dat tachtig tot negentig procent van het boek nog te herkennen is in die eerste planning.”

Over welke hoofdstuk ben je het meest tevreden?

“Dat is lastig om te zeggen. Sommige hoofdstukken zijn me bijgebleven omdat ze relatief makkelijk tot stand kwamen, compleet met passende beeldspraak en dialogen. Daar zijn passages bij die ik met enige verwondering kan teruglezen, bijna alsof ze door een ander zijn geschreven. Bijvoorbeeld het hoofdstuk waarin de journaliste Karin Werkman met de nieuwe premier botst. Maar er zijn ook hoofdstukken die ik zo intensief heb geredigeerd, net zolang tot ik ze goed vond, dat ik daar juist een soort ambachtelijke tevredenheid bij voel. De actiescenes in het eerste deel van het boek horen daarbij.”

Je gebruikt voor de ‘zombies’ de omschrijving dodelingen, smoorders en mantelmensen. De eerste is duidelijk en de laatste uitgelegd. Hoe kom je bij smoorders?

“Typerend voor deze besmette gevallen is dat ze nog onbesmette mensen in een soort omarming vastklemmen, tot ze niet meer kunnen ademen. Vandaar.”

Wat heb je met blauwe overalls?

“Haha, geen idee. Ik ben me er niet van bewust dat ik zoveel blauwe overalls in mijn boek heb opgevoerd, maar blijkbaar zijn dat er meer dan gemiddeld.”

Wat vind je van het actuele Nederlandstalige aanbod aan fantastische boeken?

“Voor een echte liefhebber is er nooit genoeg, natuurlijk. Ik zou het geweldig vinden als er in Nederland of Vlaanderen een N.K. Jemisin opstaat om het genre op te schudden. Engelstalige schrijvers lees ik zelf in het Engels, maar ik krijg wel mee dat het hier steeds lastiger wordt om vertalingen van echt grote auteurs op een commerciële basis uit te blijven geven. Dat is een negatieve ontwikkeling, want je leert ook schrijven door veel te lezen. En daar heb je de beste voorbeelden bij nodig.”

Zien we de karakters in een volgend verhaal terug? Waar ben je momenteel mee bezig?

“De roman waar ik nu aan werk, is een thriller die zich afspeelt in het parallelle Nederland dat ook in Quarantaine voorkomt, maar dan iets eerder in de tijd. De hoofdpersonen zijn nieuw, maar ik sluit een cameo van bepaalde figuren uit Quarantaine niet uit.”

We kijken er naar uit!

Alice Jouanno, met medewerking van Luitingh-Sijthoff.

Everlife – Interview met Gena Showalter

De Nederlandse vertaling van Everlife (Eeuwige Leven), slotboek van een trilogie, verscheen eerder dit jaar bij HarperCollins Young Adult. We kregen de gelegenheid auteur Gena Showalter een aantal vragen te sturen. Hieronder ons mail-interview, in het oorspronkelijke Engels.

Q: Everlife is the third and last book in the eponymous trilogy. Are you done with Troika and Myriad now or can we expect to see more of this universe in future works?

GS:  For now, I must say goodbye to the Everlife world.  With Ten and Killian on the road to happily ever after, it’s time to turn my attention to a new series.  The Forest of Good and Evil is a mix of fantasy and paranormal romance.  The first book—THE EVIL QUEEN—is a modern retelling of Little Snow White, told from the viewpoint of a teenage evil queen.  We see her life unfold as she morphs into Snow White’s greatest enemy…and crushes on Prince Charming.  This book is fast becoming one of my favorites.  There’s a creepy forest filled with all kinds of odd and fantastical things, magic, myths, prophecies, laughs, tragedies, and love.  I am loving it!

Q: How was writing the closing book of the trilogy different from writing the first two?

GS:  For Firstlife—book one—I focused on building the Everlife world as a whole.  For Lifeblood—book two—I focused on building one of the realms (Troika).  For Everlife—book three—I turned my focus to building Myriad, and tying up all the loose ends.

Q: What did you eventually leave out of the final product or drastically change during the writing process?

GS:  From the time I had the first kernel of an idea (two afterlife realms warring for souls) to the final book, the Everlife series went through a lot of changes.  Originally, I considered making the afterlife realms secret from mortals, the fight for souls a mystery.  I also considered having Ten choose Myriad, and taking the realm to trial.  I still wonder about what could have been, if I’d gone a different way.

Q: Did you wish you could go back and change parts of the earlier books when writing the conclusion?

GS:  If I could, I would tinker with my stories forever.

Q: What character did you have the most difficulty writing and why?

GS: In the beginning, I struggled with Ten and her indecision.  In the end, I struggled with Killian, and his betrayal.  If I could go back, I’d probably make Ten pick a realm much earlier, and I would add scenes from Killian’s point of view, to show readers the struggle he battled on a daily basis.

Q: Do the characters from your different series influence each other when you are writing? Are there secret crossovers?

GS:  I love secret crossovers!  In my upcoming adult paranormal/fantasy romance series—Gods of War—the heroine is from a fictional town I made up for a completely different series of books (Original Heartbreakers.).  I also love to sneak in mentions of other authors.

Q: Which of your works would you recommend next to those who read this series first and loved it?

GS:  If you read and loved the Everlife series, I would suggest you pick up The White Rabbit Chronicles next.  Both series are paranormal romances with a sassy, kick-butt heroine and the bad boy hero she brings to his knees.

Alice Jouanno, met medewerking van HarperCollins Holland.

Fedcon 2018 – Jan J. Scholte


Maandagavond komen wij moe en meer dan voldaan thuis. Onze poes is blij dat ik terug ben. Vier dagen Duitsland. Het was, zo is achteraf geconstateerd, mijn elfde keer (verwacht hieronder geen objectieve mening van mij.) Het virus heeft mij gegrepen. Welk virus? Het FedCon virus.

De FedCon (kort voor Federation Convention) is, sinds een bescheiden begin in 1992, uitgegroeid tot de grootste sciencefictionconventie van Europa. En naar mijn idee behoort het tot de beste waar ik ooit ben geweest.

Het festijn vond de afgelopen twee jaar plaats in Bonn. Daarvoor in Düsseldorf en nog verder terug in de tijd ook in Fulda, München en Augsburg. Constante factor is de locatie: het Maritim Hotel. Het ‘we zijn er weer’ gevoel grijpt mij bij de aanblik van het hotel en de wapperende FedCon-vlaggen.

De allereerste conventie had één gast, namelijk Walter Koenig (Pavel Chekov – Star Trek). Inmiddels is het aantal bezoekers en gasten toegenomen. In vier volgepakte dagen komen een paar duizend fans bij elkaar om panels en workshops bij te wonen, kostuum-, film- en modelwedstrijden te zien, foto’s en selfies te maken van elkaar en met gasten, handtekeningen te verkrijgen, tentoonstellingen te bekijken, de dealersruimte leeg te kopen en om, als er nog energie over is, feest te vieren.

De 27ste FedCon, van 18 mei tot en met 21 mei, had meer dan 30 gasten (acteurs, schrijvers, wetenschappers, een beeldhouwer, een astronaut en een aantal mensen van ESA). Acteurs uit verschillende series en films, onder andere: Star Trek: The Next Generation, Star Trek: Voyager, Star Trek: Discovery, Battlestar Galactica, Stargate, Spaceballs, en Gremlins. Persoonlijke hoogte punten op het gebied van panels waren de ontbijtshow van Jonathan Frakes (William T. Riker – Star Trek: The Next Generation) en Brent Spiner (Data – Star Trek: The Next Generation) waar smakelijk kon worden gelachen, Jason Isaacs (Captein Lorca – Star Trek: Discovery) is een goede entertainer en Daphne Zuniga (Prinses Vespa – Spaceballs) heeft interessante verhalen over haar carrière, Brian Muir (beeldhouwer onder andere voor Star Wars) een schat aan informatie over zijn artistieke projecten voor diverse films en series.

Trouwens, als je je afvraagt of de voertaal op de conventie Duits is: nee, het merendeel van de gasten, vooral de acteurs, spreken tijdens de panels Engels. Ook de Nieuw-Zeelandse mistress of ceremonies Lori Dungey (Mrs. Bracegirdle – The Lord of the Rings) praat de panels met vakkundige humor aan elkaar.

Er lopen veel, en dan bedoel ik veel, mensen rond in kostuums. Cosplay in alle soorten en maten. Van de Star Trek uniformen tot levensgrote Transformers, die zeer indrukwekkend zijn.
Twee grote zalen gevuld met verkopers van prullaria, T-shirts, boeken, speelgoed, tot zelfgemaakte beelden van metalen onderdelen. Het geld verdwijnt altijd sneller dan het erbij komt.
In het hotel zijn enkele restaurants en een aantal standjes met voedsel. Minpunt is dat hier jaar op jaar weinig variatie in is. Al blijft het ijs altijd lekker. Gelukkig zijn er in de omgeving op loopafstand ook restaurants te vinden en is het maar een korte reis naar Bonn waar meer dan voldoende gelegenheden zijn voor een afwisselende maaltijd.

Zoals het voor zoveel zaken geldt zijn degenen met wie je ergens bent toch wel enigszins van invloed op de sfeer en de beleving. In mijn eentje vermaakte ik mij prima, maar inmiddels is de groep uitgegroeid tot acht en vermaak ik mij nog meer. Samen reizen, samen eten en voor de rest kennen wij elkaar goed genoeg om iedereen zijn eigen gang te laten gaan. In de handtekeningenrijen en fotorijen is er altijd wel tijd voor een praatje met wachtenden voor of achter mij. Ook goed voor oefening van de Duitse taalvaardigheid.

Een feest van herkenning als tijdens de openingsceremonie de gasten het podium opkomen onder aanhoudend en aanzwellend applaus van het publiek. Ook zo bij de sluitingsceremonie. De laatste minuten om de helden van het witte doek te zien en horen. Als de muziek start, Raise Your Glass van Pink, is het einde echt aangekomen. Als de laatste gast van het podium is verdwenen stromen ook de bezoekers de grote zaal uit.

De eerste vraag als ik terug ben op mijn werk is tot nu toe ieder jaar: ‘En was jij ook verkleed?’ Het antwoord is nee, maar dat sluit niet uit dat het in de toekomst kan veranderen.

Verslag van Jan Johannes Scholte.

Meer informatie: www.fedcon.de/en
Een impressie: https://youtu.be/g6qbkI-g6-U

 

Uit de oude doos – HSF (2018/X)

Onze vereniging bestaat al meer dan een half eeuw. Met dank aan een aantal leden zijn veel foto’s van de beginjaren gedigitaliseerd. Hier een selectie die laat zien dat we al heel lang van een feestje houden. Veel NCSF-leden waren aanwezig bij zowel Worldcon 28 (1970, Heicon, Heidelberg, Duitsland) als bij de allereerste Eurocon (1972, Trieste, Italië).

Op de website zijn al meer historische foto’s te vinden en worden er wekelijks nieuwe geplaatst in geschiedenisberichten. Gezien de grootte van het archief, en het feit dat er nog steeds foto’s gemaakt worden bij evenementen, blijft dit vermoedelijk eindeloos doorgaan!

Foto 1: Eurocon 1 gasten.

Foto 2: Thomas Mielke, Annemarie van Ewyck en Leo Kindt.

Foto 3: Paul van Oven, Peter Coene, Frits Ferwerda.

Foto 4: Cosplay op de Worldcon van 1970.

Foto’s van Leo Kindt en Peter Coene.

Eerder verschenen in het proefnummer van HSF (2018/X).

What happened to Monday – HSF (2018/X)

Regie: Tommy Wirkola – Speelduur: 123 minuten – Jaar: 2017

In deze dystopische film speelt Noomi Rapace de rol van een eeneiige zevenling. In het jaar 2073 is overbevolking zo’n groot probleem geworden dat in Groot-Brittannië een eenkindbeleid is ingevoerd. Iedereen die meer dan één kind gekregen heeft, of gaat krijgen, krijgt te maken met het Child Allocation Bureau. Het officiële verhaal van de overheid is dat de kinderen daar ingevroren worden zodat ze in de toekomst, als alle problemen zijn opgelost, weer ontdooid kunnen worden. Wanneer Karen Settman sterft tijdens de geboorte van haar eeneiige zevenling besluit opa Settman de meisjes te behoeden voor het invriezen. Hij laat ze in het geheim opgroeien in zijn zolderappartement en geeft elk van de meisjes een andere naam naar de dag van de week. De meisjes mogen vervolgens alleen naar buiten op de dag van de week waar zij naar vernoemd zijn. Binnen in het appartement mogen zij hun eigen identiteit ontwikkelen, buiten vormen zij met zijn zevenen samen één vrouw, Karen Settman (genoemd naar hun moeder). Het verhaal van de film begint echt als Monday op maandag aan het einde van de dag niet meer thuiskomt. Wat is er met haar gebeurd en wat betekent dit voor de overgebleven zes zussen?

Natuurlijk is dit niet de eerste film die met deze thematiek speelt. Een van de eerste sciencefictionklassiekers die ik gezien heb is Soylent Green. Ook in deze film komt een dystopisch toekomstbeeld naar voren waarbij overbevolking een belangrijke rol speelt. Waar Soylent Green uitgebreid aandacht besteedt aan wereldbouw, is dit in deze film niet het geval. Er worden een hoop losse ideeën geïntroduceerd waar vervolgens weinig tot niks mee gedaan wordt. Een voorbeeld hiervan is het idee dat er veel meer meerlingen geboren worden doordat er genetisch gemanipuleerd voedsel gegeten wordt. Dit voedsel is toegelaten omdat anders niet meer iedereen te eten heeft. Dit maakt het eenkindbeleid dus nog erger omdat niet alleen broertjes en zusjes ingevroren worden, maar ouders ook moeten kiezen uit de baby’s van hun pasgeboren meerling. Met dit hele, hartverscheurende, idee wordt verder niks gedaan. Het overbevolkte Londen is een aantal keer mooi in beeld, maar is niets meer dan achtergronddecor. Het merendeel van de film speelt zich af in het appartement of in kantoorgebouwen. Deze zien er nog steeds uit alsof het 2017 is. Ook qua kledingstijl lijkt er in de toekomst weinig veranderd, hoewel het natuurlijk zo kan zijn dat het verleden weer hip geworden is.

Mijn belangrijkste kritiek op deze film is echter de flinterdunne plot. Acties van de karakters lijken niet echt doordacht en de motivatie voor de acties komt slecht uit de verf. Hierdoor blijft de conclusie van de film onbevredigend. Er wordt een groot probleem geschetst rond overbevolking waar uit alle macht wat aan gedaan moet worden. Tegen het einde van de film lijkt vergeten te zijn hoe groot dit probleem is. Dit is zo’n film waarbij het idee beter klinkt dan de uitvoering uiteindelijk is. Ik adviseer daarom om deze links te laten liggen en gewoon Soylent Green nog een keer te kijken. 

Deze recensie, door Marlies Scholte Hoeksema, is eerder verschenen in het proefnummer van HSF (2018/X).

Star Trek Discovery – HSF (2018/X)

To boldly go where 5 series and 13 movies have gone before – Marlies Scholte Hoeksema

Op 24 september 2017 was het dan na jaren wachten eindelijk zover: de eerste twee afleveringen van de zesde Star Trek-serie gingen in première op CBS. Een dag later konden wij in Nederland via Netflix ook meegenieten.

‘The Vulcan Hello’ en ‘Battle of the Binary Stars’ brengen ons een nieuwe versie van een bekend universum. De afleveringen introduceren een nieuwe bemanning, een nieuwe captain die het einde van de tweede aflevering niet haalt en het hoofdkarakter Michael Burnham. Vernieuwend is dat de hoofdrol niet bij de captain ligt maar bij de first officer, die aan het einde van de tweede aflevering niet alsnog een promotie krijgt maar in de gevangenis eindigt. De serie bestaat uit 15 afleveringen. Dat is minder dan wij gewend zijn van eerdere Star Trek-series. Het seizoen is gesplitst in twee delen met de negende aflevering, ‘Into the Forest I Go’ als effectieve cliffhanger. Inmiddels zijn alle afleveringen van het eerste seizoen beschikbaar via Netflix.

Het verhaal van de serie speelt vlak voor The Original Series. Dat betekent voor de echte fan even slikken. Spock blijkt bijvoorbeeld opeens een menselijke zus te hebben waar we het bestaan nu pas van ontdekken. Voor de nieuwe kijkers zal dat allemaal weinig uitmaken. De serie is geweldig op het gebied van cinematografie en special effects. De stijl is een mengeling van een zwaar opgepoetste versie van The Original Series, de nieuwe J.J. Abrams-stijl films en Star Wars. Dat werkt soms goed. Het nieuwe schip ziet er zeer gelikt uit. Soms werkt het helemaal niet, bijvoorbeeld bij het, naar mijn mening, verschrikkelijke uiterlijk van de nieuwe Klingons.

De belangrijkste kritiek is de onevenwichtige, en elkaar tegensprekende, verhaallijnen. Er zijn tijdens de productie van de serie veel problemen geweest en dat is helaas te merken. Pas in de tweede helft van de serie lijkt iedereen echt op elkaar ingespeeld te raken. Over de verhaallijn zelf zal ik verder niks meer zeggen voor diegenen die nog moeten kijken. Wel is het jammer dat, ondanks het feit dat deze serie vol acties met echte consequenties zit (iets waar Star Trek nooit zo van hield), dat geen echte impact op de karakters, en de kijkers, lijkt te hebben. Gelukkig komt er een tweede seizoen waarin dit goed gemaakt kan worden.

Concluderend: een aardige poging om Star Trek nieuw leven in te blazen. Net als eerdere Star Trek-series is het meer Science Fantasy dan Science Fiction en de verhaallijnen moeten consequenter worden. Als je nog niet gekeken hebt is er in ieder geval één reden om het wel te doen: het karakter Saru. Weer eens een echte alien. Alleen jammer dat het een nieuw ras is waar we nog niet eerder van gehoord hadden. Misschien ontdekken we volgend seizoen waarom dat is. 

Eerder verschenen in het proefnummer van HSF (2018/X).