Oorlogje spelen – Waarom geen SFFH-spellen in SFFH-werken? – HSF 2022/1

Waar vele moderne boordspellen wel iets hebben van een fantastische thema, van magie tot ruimtevaart, is het interessant om te constateren dat deze beweging niet wederzijds is.  Want zeg nou zelf: poker op de Enterprise? Hebben we in honderden jaren geen beter kaartspel uitgevonden?

Bij altijd al populaire spellensoorten, uitgezonderd educatieve spellen, komen steeds dezelfde elementen naar voren. Gokken, liegen en vooral veroveren: kennelijk fundamentele menselijke eigenschappen die in elke beschaving te herkennen zijn. Dat zegt misschien iets over de mensheid, maar je kunt het ook anders bekijken: beter nep dan echt. Is het niet beter om met figuurtjes strategie te beoefenen dan met mensen van vlees en bloed? Het antwoord is zowel de oorsprong van vele spellen als waar SFFH-werken waarin een spel centraal staat over gaan. Slaan we erin door waardoor het spel weer echt wordt, of wordt het juist een volledig alternatief voor oorlog? Oorlog is voor degenen die erin vechten geen spel maar wanneer wordt een spel oorlog? Als er entiteiten doodgaan? Of als het zo ervaren wordt door de spelers?

Los van werken die echt over die vervaging gaan, is de vraag waarom spellen van belang zijn in veel verhalen die er niet omheen draaien. Een spel is eigenlijk altijd een gevecht. Ja, zelfs van die leuke moderne coöperatieve spellen waar ik ontzettend van houd en waar je tegen het spel zelf vecht. Voor mensen die slecht tegen hun verlies kunnen, is elk onschuldig spelletje bloedserieus. En als je een verhaal vertelt, is het laten zien van de reacties van je karakters in bepaalde situaties essentieel om die karakters geloofwaardig neer te zetten. Dus ja, je kan ze gewoon laten vechten, maar net als in het echte leven hoeft er bij onenigheid niet altijd geslagen te worden. En dan volstaat een algemeen bekend spel vaak wel om te laten zien hoe iemand met strategie en tegenslag omgaat. Hoe mensen een spelletje spelen, kan net als in het echt meer over hun persoonlijkheid zeggen dan ze zelf doorhebben.

Als je een spel op deze manier gebruikt om eigenschappen van je karakters in beeld te brengen, en het spel aan zich verder geen belangrijke rol laat spelen maar het bij wereldbouw probeert te laten, heb je snel het probleem dat er een heel hoofdstuk of aflevering over het uitleggen van de regels gaat. En vaak raak je dan de helft van je lezers of kijkers kwijt. In bordspelsessies met vrienden heeft immers ook niet iedereen hetzelfde aan uitleg nodig. Sommigen mensen moeten gewoon spelen of zien spelen, wat bij een fictief spel in een fictieve wereld bijzonder moeilijk is. Als je er te weinig over uitlegt, zegt het mensen niks en kan je het beter weg laten. Dus ja dan valt je toch snel terug op oude bekende spellen: met kaarten bluffen, dobbelstenen gooien of oorlogje spelen.

Vanuit een vertelstandpunt is het logisch om te gaan voor algemeen bekende spellen in SFFH. Wereldbouw is al moeilijk genoeg. Wat bekende blokjes even wat anders neerzetten is vaak al voldoende. Schaken lijkt een populaire optie waar een nieuw sausje overheen wordt gegooid. Door magie levend in de Harry Potter-reeks, geëvolueerd tot een driedelig boord in de Star Trek-wereld. Een algemeen bekend spel kan namelijk ook dienen als herkenningselement in een onbekende wereld, wat belangrijk kan zijn in het vervreemdend schrijven wat SFFH vaak is.

Algemeen bekende spellen ook omdat je simpelweg de regels dan niet uit hoeft te leggen. Natuurlijk kan niet iedereen schaken en kent niet iedereen alle regels van blackjack, maar mensen herkennen het wel en snappen over het algemeen genoeg van de basis zodat er een referentiekader is. Een kort stukje uitleg tussen karakters (waarvan de ene het spel nog niet kan bijvoorbeeld) is dan genoeg om de relevantie van het spel geloofwaardig neer te zetten.

De inzet van algemeen bekende spellen in SSFH-werken is dus vaak genoeg een kwestie van gemak. Maar niet alleen. Want slagveld spellen als schaken zijn niet voor niks al zo lang populair, en je kan inderdaad verwachten dat ze dat waarschijnlijk voor altijd zullen blijven.

Gelukkig zijn er in onze wereld steeds meer spelletjes met een HSF-jasje, en steeds meer fantastisch ingewikkelde conceptspellen die zelf heerlijk doorslaan in het vertellen van een verhaal, zoals Time Stories. Dan maar standaardspellen herkennen in SFFH, en buitengewone SFFH-spellen in de gewone wereld spelen.

Dit artikel, door Alice Jouanno, is eerder verschenen in HSF (2022/1).

Mensen/Spellen – Verbeelding is van alle tijden – HSF 2022/1

Niets overstijgt tijd en ruimte zoals spellen dat doen. Al sinds mensenheugenis verzinnen we allerlei manieren om tijd met elkaar door te brengen. Van bordspellen tot dobbelen, van touwtje springen tot hinkelen, in de echte wereld of fictief, er is niets menselijker dan spelen en spellen creëren. Het zal je misschien niet verbazen dat de wortels van sommige moderne spellen duizenden jaren oud zijn. Evenzo kun je er zeker van zijn dat we over een paar millennia nog steeds grotendeels dezelfde spellen verzinnen én spelen.

Als er een prijs voor het eerst bekende bordspel ter wereld bestond, zouden er twee spellen voor in aanmerking komen: het oud-Egyptische ‘senet’, en het Soemerische ‘spel van twintig vierkanten’. Deze spellen zijn beide meer dan vier millennia oud en werden door alle lagen van de bevolking gespeeld, van Nefertari en Toetanchamon tot Hankh van hier tegenover en Sja de bakker. De volledige spelregels zijn verloren gegaan, maar dat heeft ons er niet van weerhouden om nieuwe te maken zodat we deze spellen kunnen blijven spelen.

Want ook dat lijkt ons in het bloed te zitten: nieuwe varianten van het oude vertrouwde verzinnen. Zelfs in sciencefiction zie je dit concept terug. Dejarik – holo-chess – uit Star Wars lijkt met zijn tweedelig bord en twee sets van vier of vijf pionnen niet alleen op ons moderne schaken, maar ook op het Egyptische strategiespel senet.

Senet bestaat namelijk uit een rechthoekig bord van drie kolommen met elks tien vlakken, en twee sets van vijf pionnen. De uitgebreide versies hebben zelfs een uitschuifbakje voor de spelstukken die niet zou misstaan in Lando’s bescheiden stulpje op Cloud City.

Het spel van twintig vierkanten kennen we uit de Neo-Soemerische derde dynastie van Ur (het huidige Irak). Dit spelbord heeft een speelsere vorm. Ook in veel sciencefiction terug te zien, zijn spelborden die andere vormen hebben dan het standaard vierkante of rechthoekige kader. Kadis-kot uit Star Trek: Voyager doet met zijn zeshoekige bord en speelstukken niet onder voor het spel van twintig vierkanten. Al zouden fictieve spellen uit de SF-werelden die we kennen wel wat meer patronen mogen gebruiken zoals bij het Ur-spel. Staat toch veel gezelliger?

Dat niets menselijk ons, onze voorouders en onze nazaten vreemd is of gaat zijn, blijkt ook uit het oud-Griekse drankspel ‘kottabos’. Het laatste restje wijn uit je drankbokaal naar een doelwit gooien terwijl je de naam van je geliefde roept: een spel dat moeilijker wordt naarmate de avond vordert omdat, nou ja, réstjes wijn dus – dat klinkt toch alsof het gisteren verzonnen had kunnen zijn in plaats van 2.500 jaar geleden? Drankspellen lijken bij uitstek ook een tijdverdrijf dat op zijn plaats is op een generatieschip.

Die nieuwsgierigheid naar hoe onze voorouders speelden is een traditie die wordt voortgezet in SFFH. Het is misschien niet de precieze intentie van de fictieve spelvarianten die we in het fantastische genre tegenkomen, maar bouwt desondanks voort op die grote menselijke belangstelling voor wat er achter ons ligt.

Denk dus aan ons, mensen van vier millennia in de toekomst, wanneer jullie die gereconstrueerde versie van mens-erger-je-niet tevoorschijn halen.

Dit artikel, door Sonja Boschman, is eerder verschenen in HSF (2022/1).

Essay: SF in Nederland – Wat verloren is kan veroverd worden – HSF 2022/1

Sciencefiction is verloren in Nederland (maar kan heroverd worden)

Als Nederlandse sciencefictionschrijver ben ik 95% van mijn dag kwijt aan knarsetanden, mijn kleren scheuren en as over mijn hoofd strooien terwijl ik door het Rijsterborgherpark struin en jammer: ‘Waarom wordt SF hier nou zo weinig gelezen?’ Sinds ik mijn pijlers richtte op dit mooiste en beste aller genres, heb ik die vraag vaak gesteld aan collega’s. Frustrerend genoeg waren de antwoorden vaak een beetje vaag of kon je al ruiken dat het maar het halve verhaal was – kennelijk weet niemand écht hoe het precies zit.

Eerst de feiten dan maar. Sciencefiction doet het in Nederland geweldig. In de bioscoop. En op Netflix. Eén op de vier films die verschijnt, stel ik even met de natte vinger, is SF. Ja, ook superheldenfilms zijn dat vaak, of denk je dat Spider-Man in een nanokostuum of Ant-Man die de quantumwereld doorkruist onder historisch drama valt? Kennelijk zijn mensen zót op ruimteschepen en high tech op het scherm, maar zeggen diezelfde lieden ‘nee, dank je’ als ze de boekenzaak in stappen. Of zijn dit soms hele andere groepen? Is er een denkbeeldig Venndiagram te tekenen waarin Primekijkers en Boekenlezers elkaar precies niet raken? De statistieken lijken het inderdaad te bevestigen, en dat is zonde. Hoewel niet elke Star Wars-fan een lezer zal zijn, is SF, met alle respect, fucking nerdy. Nerds zijn nieuwsgierig en leergierig en hongeren naar kennis over hun obsessie. Dít zijn de mensen die weten wat korstmossen zijn en je graag komen vertellen waar Lagrangepunten liggen. De overlap zou er dus wel degelijk moeten zijn, is er echter maar matig, en vertaalt zich dus niet in klinkende winsten en royale contracten voor de sappelende genreschrijver ’s-Neerlands.

Momentje, ik schreeuw even heel hard in deze holle regenton.

 

Achter de feiten

Een nuttige vraag om eerst te stellen: is het ooit anders geweest? Het antwoord daarop is já! In pakweg de zestiger tot en met de tachtiger jaren van de twintigste eeuw werd hier vrolijk en volop sciencefiction uitgegeven. Vertaalde werken, dat wel, maar die waren er in overvloed – met name Amerikaans werk en zeker niet alleen de geijkte namen die ook nu nog, terecht of soms ook onterecht, resoneren. Naast Clarke, Heinlein en De Schrijver Wiens Achternaam Met Een A Begint waren er ook meer dan genoeg collecties en romans te vinden van uitstekend auteurs als Eric Frank Russell, Ray Bradbury, Jack Vance, Frederick Pohl, Philip K. Dick, Norman Spinrad en R.A. Lafferty. Uitgevers Meulenhoff en Bruna beconcurreerden elkaar met meer dan complete portefeuilles alsof het een lieve lust was. Sic transit gloria mundi.

Maar een intrinsiek aspect van SF is dat het overpeinzingen zijn over de toekomst, gezien vanuit het perspectief van vandaag. Anders gesteld, zelfs SF is een momentopname die uit de mode kan raken of ouderwets worden. Kwam het klad er op den duur in? Op een hype volgt bijna altijd een crash. Misschien sloop er in de loop der decennia toch wat metaalmoeheid in, waardoor het genre aan relevantie inboette en het bredere publiek – begrijpelijk – de schouders ophaalde? Dat is achteraf moeilijk in te schatten: alles uit die tijd leest als een kijkje in het verleden, of beter gezegd hoe het verleden keek naar de toekomst.

Illustratief vond ik een oorspronkelijk Nederlandse verhalenbundel die ik onlangs las, uit 1971, naar aanleiding van een tweelandelijke wedstrijd (Nederland en België) gehouden door omroepstichtingen NOS en BRT en uitgegeven door Bruna. In het parlance van de jaarlijkse Ganymedesbundel: dat zou een mooie staalkaart op moeten leveren van het schrijfwerk in die periode. Het niveau was echter bedroevend. Op een enkele uitschieter na (een jonge Eddy C. Bertin deed mee, won geheel ten onrechte niet) was de creatieve kwaliteit ronduit pover. De bundel stond vol met ook in die tijd al uitgekauwde thema’s en plotjes, met minstens drie verhalen waarvan de clou was ‘het speelde zich eigenlijk op aarde af en deze mensen waren Adam en Eva/de Egyptenaren!’ Als dit de winnende verhalen van een landelijke wedstrijd waren, begrijp ik waarom het algemene leespubliek de schouders ophaalde en massaal besloot dat sciencefiction niet relevant meer was.

Een tikje oneerlijk om de output van liefhebbers aan te dragen als de oorzaak van de teloorgang van SF, natuurlijk. Werden er door Nederlandse professionals in die tijd dan wél kwaliteitsgenrewerken geschreven? Op zich wel: Tonke Dragt en Felix Thijssen springen eruit. Het was echter duidelijk niet genoeg voor het genre om in eigen taal wortel te schieten.

 

Engels vs. Nederlands

Soms wordt als argument aangedragen dat wij verdomd goed Engels kunnen en daarom liever het bronmateriaal lezen dan een vertaalde versie. Ik herken dit. Ik lees ook liever het oorspronkelijke werk, om zo dicht mogelijk bij de schrijver te blijven. (Dit gaat uiteraard enkel op voor Engelstalige en hooguit Duitse boeken. De Witcher-serie van de Poolse Andrzej Sapkowski lees ik lekker in het Nederlands.) Op beurzen en festivals heeft iedere vakgenoot wel ervaring met voorbijgangers die zichzelf hebben wijsgemaakt dat Nederlands ‘niet lekker leest’ en enkel Engelse werken kopen.

Nu denk je misschien: hoe kan dit een verklaring voor de noodlijdende staat van het genre in Nederland zijn? Die ontwikkeling gebeurde toch in een tijd dat het nog helemaal geen sinecure was om aan Engelstalige boeken te komen? Dat klopt deels. Er was destijds nog geen internet, de boekhandels (en dus de uitgevers) waren poortwachters en niet iedereen kon even een tripje naar de American Book Store in Amsterdam maken. Toch waren er manieren om aan Engelstalig werk te komen, en eerder dan je wellicht denkt. Na de Tweede Wereldoorlog bleven er veel meegenomen boekjes van Amerikaanse soldaten achter, die zeker in de grotere steden voor een kwartje te koop waren. Dat ging er bij jonge lezers wel in, en zo leerden ze bovendien Engels. Onze taligheid kan dus best een factor zijn geweest in die tijd – hoewel het die vandaag de dag nog veel sterker is.

Een andere, niet te onderschatte is de algehele ontlezing in Nederland. Dan hebben we het niet over het (zorgelijk!) zelfs oprukken van analfabetisme, maar het feit dat steeds minder mensen boeken lezen. Wat leidt tot allerlei ellendigheden, bijvoorbeeld dat het voor boekhandels alleen nog maar rendabel is om het equivalent van de kiloknaller aan te bieden: bewezen succesnummers of door ghost writers geschreven biografieën van BN’ers. Klink ik zuur? Is dit te zuur? Moet ik iets minder zuur zijn? Weet je wat, ik sluit dit hoofdstuk snel af, niemand wordt hier blij van.

 

Plottwist

Een perspectiefwisseling is misschien nuttig hier. Het genre is veel groter dan alleen de ‘hardcore’ SF zoals wij die beminnen. Literaire SF ligt wel degelijk in de winkel, en kruisbestuivingen van allerlei pluimage. Het is aan de lezer en schrijver om dat cool te vinden of daar de neus voor op te halen. Maar het genre is er, het leeft en het zou slim zijn om het in al zijn facetten te omarmen.

Een lichtpuntje in dit hele verhaal is dat er een nieuwe garde aan SF-schrijvers is opgestaan in de afgelopen tien jaar, die (naast de oude rotten) met allerlei initiatieven aan de weg timmert om het genre weer groot te maken. Dit zal niet uit één hoek kunnen komen, maar samenwerking vereisen tussen schrijvers, uitgevers, lezers en boekhandels. We kunnen bovendien leren van de fouten van het verleden: niet meer nabootsen wat in de Angelsaksische wereld gebeurt, maar het genre een Nederlands tintje geven, het smoel geven met thema’s en insteken die voor óns relevant zijn. Dit proces is al gaande. Ik heb goede hoop dat sciencefiction over tien jaar weer helemaal terug is – niet alleen bij mensen thuis op hun scherm, maar ook in hun boekenkast.

 

Roderick Leeuwenhart

 

Bio:

Roderick Leeuwenhart is de schrijver van SF-romans De Heren XVII (Quasis, 2021) en Sterrenlichaam (nog ongepubliceerd in Nederland, wel verschenen in China). Hij is Harland Award-winnaar, knuffelt thuis graag met zijn ratten en is bezig met een langlopend project waarin hij zijn hersens langzaam laat vervangen door korstmossen.

 

De rol van uitgevers

Omdat mijn overzicht op de zaak ook maar beperkt is, stel ik de vraag aan Tais Teng – grootmeester in het SF-genre in ons kikkerlandje en dus iemand die er wellicht zicht op heeft. Waarom denkt hij dat SF wegkwijnde in ons land? Dixit Teng:

‘Hoewel uitgevers als Meulenhoff en Bruna prima bezig waren, gold dat niet voor een stel anderen. Die zagen SF-boeken enkel als verdienmodel en brachten pulpverhalen uit de veertiger en vijftiger jaren uit. Captain Future En De Keizer Van Het Heelal om een gruwelijk voorbeeld neer te zetten. Dat was vast heel goedkoop in de aanschaf, maar had niets met SF te maken. Goede SF is zich juist heel erg bewust van het heden en borduurt daar op voort: hightech surfers op de omslaande tsunamigolf der vooruitgang.

Een tweede punt was dat de vertalingen soms abominabel waren, zo slecht dat ik ze in het Engels terug moest vertalen om te begrijpen waar het verhaal eigenlijk over ging. Ik herinner een gruwelijke misvertaling uit Clifford D. Simak’s City: “Ze zaten op vet te kauwen.” In het Engels: “They sat chewing the fat.” Oftewel, ze zaten wat te ouwehoeren.

SF-lezers beginnen vaak vrij jong (10-12 jaar) en zijn over het algemeen redelijk intellectueel. Na verloop van tijd leren een heleboel van ons Engels te lezen en kopen boeken alleen nog in de oorspronkelijke taal. Als uitgevers de moeite nemen om op Nederlands talent in te zetten, hoeft dat niet te gebeuren.’

Dit essay is eerder verschenen in HSF (2022/1).

Toekomsttroost – In gesprek met Auke Hulst – HSF 2022/1

Auke Hulst nieuwste boek heeft niet alleen indruk gemaakt bij liefhebbers van fantastiek. De Mistukoshi Troostbaby Company (hierna DMTC) is dan ook de genomineerd voor de Libris literatuurprijs 2022. Voorzitter van de jury dit jaar is Ahmed Aboutaleb, burgemeester van Rotterdam. Op maandag 9 mei maakt hij de winnaar bekend in Felix Meritis, met een Hommage-show voor de zes genomineerde auteurs die via livestream te volgen zal zijn. De bekendmaking van de winnaar wordt live uitgezonden in Nieuwsuur op NPO2.

Hiermee kunnen we toch officieel stellen dat Auke een SF-roman succesvol naar het bredere literair publiek heeft weten te brengen. Over het wantrouwen tussen genrefictie en literatuur, lees je in dit nummer meer. Auke zou graag de afstand zien verminderen en daar lijkt DMTC zeker een bijdrage aan te leveren. Wat zegt hij er zelf over?

 

Hoe lang heb je gedaan over het schrijven van DMTC? Is het idee eerst lang blijven broeden?

Het feitelijke schrijven van het boek heeft drie jaar gekost. Een jaar langer dan ik voorzien had, omdat het steeds dikker werd, en misschien ook omdat het emotioneel zwaarder was dan gedacht. Hoewel ik best wist dat het niet gemakkelijk zou zijn, want de kern van het boek is een persoonlijke ervaring waar ik lang mee geworsteld heb: het verlies van een ongeboren kind. Dat was lang geleden, en dit boek heeft bijna een decennium in mijn hoofd liggen gisten voor ik eraan toe was om eraan te beginnen.

 

Wat hoop je dat mensen uit DMTC halen?

Het boek gaat uiteindelijk over schuld, schaamte en het onvermogen je bij de loop van de geschiedenis neer te leggen. Dat is in De Mitsukoshi Troostbaby Company op twee manieren uitgewerkt: een net-niet-vader die alsnog een kind in de vorm van een robotmeisje ‘koopt’, en een verhaal-in-een-verhaal geschreven door diezelfde vader. Dat is een tijdreisverhaal waarin het alter ego van de vader keer op keer terugreist in de tijd om te proberen de geschiedenis te veranderen en tot een betere uitkomst te komen. Je zou kunnen zeggen dat de les is dat je met verzet tegen het verleden niets ongedaan kan maken. Sterker: dat je met dat verzet in het heden meer schade aanricht dan je zou willen.

 

In hoeverre is het verhaal geworden zoals je het eerst had bedacht? 

Ik werk behoorlijk intuïtief. Doordat zo’n boek jaren heeft liggen gisten kan dat ook: als ik begin heb ik al redelijk grip op de vorm en de toon. Een aantal kernscènes en kernthema’s hebben die zich al aangediend. Maar al schrijvende gebeurt er ondertussen van alles: nieuwe ingevingen, nieuwe inzichten, soms ook dingen die in het dagelijks leven voorvallen en zo’n boek binnendringen. Dat maakt een roman tot op zekere hoogte een onkenbaar, nauwelijks te temmen wezen.

In één opzicht heeft corona de inhoud beïnvloed: ik had een reisbeurs om naar Japan te gaan, een land dat een grote rol speelt in het boek, maar Japan ging net op slot voor ik ernaartoe kon. Ik kon nog wel naar Myanmar, waar indertijd – dit was vlak voor de militaire coup aldaar – mijn broer woonde, en waar ik nog heb kunnen rondreizen. De rol die Myanmar in het boek speelt is duidelijk groter geworden door die ervaring, terwijl ik qua Japan meer moest leunen op oude reisherinneringen en research op afstand, wat Japan iets minder prominent heeft gemaakt dan verwacht.

 

Heb je de hoofdstukken ook om en om geschreven, zo niet uitgewerkt? En schrijf je chronologisch of volg je je inspiratie vanuit een schets?

Niet om-en-om en ook niet chronologisch. Het is best wel all over the place. Dat heeft een voordeel: ik werk altijd aan stukken waarvoor ik op dat moment inspiratie heb, maar ook een nadeel: het blijft heel lang onduidelijk of alles goed in elkaar gaat passen en of ik niet aan een hopeloze mislukking bezig ben. Die angst blijft eigenlijk het hele proces, en zelfs na de publicatie. De goede recensies zijn dan vooral een opluchting.

 

Heb je zelf een Alexa, robotstofzuiger of andere smart home installaties?

Nee. Afgezien van de apparaten waarop ik werk – desktop, laptop, telefoon – is mijn huis behoorlijk analoog. Heel veel papieren boeken, een oude piano, wat gitaren, meubels. Ik sta enigszins wantrouwend tegenover de invasieve aspecten van moderne technologie. En dan vooral wat betreft de wijze waarop overheden en tech reuzen daarmee omgaan. Tegelijk moet ik toegeven dat ik best veel op sociale media zit, terwijl je die toch als ziektekiemen voor de samenleving kan beschouwen.

 

De vervaging tussen schrijver Auke (jij) en schrijver Auke (jij?) spiegelt de vervaging tussen de twee boeken (DMTC en het fictieve boek). In hoeverre heb je dat fictieve boek ook uitgewerkt in je hoofd, zo niet uitgeschreven?

Lastige vraag… Ik kan er dit over zeggen: Auke van der Hulst, de schrijver in het boek, is een alter ego, maar ook nét niet mij, vandaar dat ‘van der’. De schrijver in het boek-in-het-boek, die Kaj heet, is weer een alter ego van die Auke van der Hulst, dus nog weer een stap extra van me verwijderd. (Overigens heet mijn alter ego in Kinderen van het Ruige Land, de autobiografische roman over mijn jeugd op het Groningse platteland, Kai, met een i.) Die verwijdering geeft me net wat meer speelruimte om bepaalde dingen extremer te maken en op het scherpst van de snede te onderzoeken. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de manier waarop in het boek-in-het-boek het thema van zelfhaat wordt onderzocht. Nogal bloederig, namelijk.

Wat dat boek-in-het-boek betreft, vaak is het zo dat als er zoiets in een roman zit, je slechts fragmenten krijgt opgediend. Ik wilde het goed doen: gewoon het hele boek, en dan zo goed mogelijk, maar wel geschreven op een manier die nét niet helemaal de mijne is, maar de manier van de Auke in het boek, if that makes sense… Een boek-in-een-boek kan een trucje worden, en de enige manier om dat erg te vermijden is door het serieus als een boek op zich te benaderen… zonder te vergeten dat het met de omringende tekst in gesprek is.

 

Heeft een boek net zoveel invloed op de schrijver als de schrijver op zijn boek volgens jou? Dat lijkt met Auke uit het boek wel het geval te zijn. Ben jij ook heel dicht bij jezelf gekomen met het schrijven van de Auke in DMTC?

Als je jaren aan een roman werkt, zeker als het een heel persoonlijke roman is, lééf je in die wereld. Misschien nog wel meer dan in je eigen wereld. Het is onvermijdelijk dat zo’n boek grote invloed uitoefent op je gemoed en de manier waarop je naar de wereld om je heen kijkt. En soms is dat zwaar, zoals hier, want dit is een zwaar boek.

 

Heb je iets over jezelf geleerd door het schrijven van DMTC?

Er waren twijfels die steeds groter werden tijdens het schrijven. Vooral: kan ik het hoe dan ook maken om over iets zó persoonlijks – het verlies van een ongeboren kind – te schrijven? Want daar is ook iemand anders bij betrokken, die je zo’n boek uiteindelijk ongevraagd aandoet. Ik kreeg steeds meer moeite met het vampiristische van schrijven; met de wijze waarop je als schrijver dingen aan het leven onttrekt, inclusief het leven van anderen. Uiteindelijk is die worsteling het boek binnengeslopen. Het is óók een vraag waarmee de Auke in het boek zit. Ik heb vooral veel geleerd over schrijven zelf, de waarde ervan, en de prijs, en of ik bereid ben die te betalen.

 

Wat zijn de laatste vijf boeken die je gelezen hebt en zijn het aanraders? Waarom wel/niet?

Ik zit in een leesclub, waarmee we momenteel Dzjan van Andrej Platonov aan het lezen zijn. Tot dusver – hoewel een beetje stijf vertaald – erg goed en op een verdrietige manier geestig. Ik schrijf recensies voor NRC Handelsblad en in dat kader heb ik Tortilla Flat van John Steinbeck gelezen, wat erg goed geschreven is, maar ook een beetje dubieus in zijn portrettering van een armlastige minderheid. Ook voor de krant las ik Naar het paradijs van Hanya Yanagihara, een wat onevenwichtige baksteen die voor de helft – de beste helft – uit een dystopische sciencefictionroman bestaat. Net uitgelezen: Meisjesherinneringen van Annie Ernaux, de Franse grootmeesteres van de memoires. Uitmuntend. Al iets langer geleden, maar ik wil er graag lezers naartoe dirigeren, heb ik The Dispossessed van Ursula Le Guin herlezen. De eerste keer dat ik die politiek-filosofische SF-roman las, vond ik hem geweldig, maar ik waag te betwijfelen of ik er als veertienjarige veel van begrepen heb. Bij herlezing bleef het méér dan overeind. Een terechte klassieker. En extra interessant in de context van het hedendaagse debat over het failliet van het kapitalisme en de heropleving van het marxisme.

 

Wat is het eerste horror-/sciencefiction-/fantasy-boek dat je als kind gelezen hebt en wat je bijgebleven is?

Ik heb de SF min of meer bij toeval ontdekt. Ik was twaalf en had sinds kort een bibliotheekpas. In de dorpsbieb van Slochteren, provincie Groningen, heb ik twee willekeurige boeken uit de vrij kleine kast met SF getrokken – al denk ik nu dat het niet heel gek was dat ik dat deed, want ik was van jongs af al gefascineerd door sterrenkunde. Die boeken waren de Doodsstrijd-trilogie van Harry Harrison, musculaire ruimteavonturen rond de gokker-sjacheraar Jason DinAlt, en Robert Heinleins The Moon is a Harsh Mistress, dat vertaald is als De maan in opstand. Dat laatste boek deed het hem. Ontzettend vlot geschreven, in een hele eigen hard-boiled stijl, spannend, maar vooral ook: tjokvol ideeën over vrijheid, rechtvaardigheid, samenlevingsvormen en techniek. Voor wie het niet kent: het gaat over een strafkolonie op de maan waar ‘vrijgeboren’ kinderen ter wereld komen die niettemin gevangen zitten op die stofbol, deels omdat ze fysiek een leven op aarde niet aankunnen. Hoe kun je vrij zijn als je in een gevangenis woont? Er ontstaat een revolutionaire beweging die zich – met hulp van een “bewust” geworden mega-computer – teweerstelt tegen de Aardse onderdrukkers. Dat ik door zo’n boek kon ontsnappen aan mijn eigen niet erg prettige bestaan op het Groningse platteland én tegelijk juist de confrontatie aan kon gaan met essentiële levensvraagstukken opende me de ogen. Het was het begin van een levenslange leesliefde.

 

Schrijf je wat je zelf ook wil lezen of juist helemaal niet? Waarom is dat?

Dat is een hele moeilijke vraag. Ik ben erg gevoelig voor stijl, en ik denk dat mijn werk zich wel stilistisch onderscheidt. Maar verder… Ik schrijf in principe voor mezelf – probeer de gedachte aan lezers ook zoveel mogelijk buiten de deur te houden – met het doel bepaalde kernthema’s in mijn eigen leven op zoveel mogelijk manieren te onderzoeken. Maar als ik boeken van anderen lees, laat ik me juist graag verrassen door andere thema’s, andere vraagstukken. Dan wil ik in hún wereld stappen. Mijn eigen werk herlees ik zelden of nooit.

 

Wat is je routine? Vroege vogel of nachtuil? Schrijf je consequent en gedisciplineerd of in vlagen?

Geen routine. Vroeger schreef ik veel ’s nachts, maar dat is niet erg gezond, zeker niet als je aanleg hebt voor somberheid. Nu schrijf ik wanneer ik de geest krijg. Waardoor ik dus ook vaak zit te niksen. Wat dan niet echt niksen is, want op deep background draait de romanwereld gewoon door.

 

Wat is volgens jou de meerwaarde die SF levert aan (literaire) fictie?

Ik denk dat sciencefiction je nieuwe manieren aanreikt om vraagstukken te onderzoeken, waardoor je dichter bij antwoorden en inzichten kan komen dan met louter ‘realistische’ fictie. Het element van de experimentele testopstelling staat me aan. Hele originele technische ideeën zijn leuk en aardig, maar ze hebben voor mij pas waarde als ze functioneel zijn: als ze het mogelijk maken tot een thematische verdieping te komen. Ik gebruik in De Mitsukoshi Troostbaby Company een aantal gangbare sciencefiction-ideeën – de menselijke robot, het tijdreizen, de dystopische near-future alternate history – op een manier die, hopelijk, de verdieping van de thema’s bevordert. Ik hoef niet een innovatieprijs te winnen, ik wil elementen van de menselijke ervaring uitdiepen.

 

Waar werk je nu aan? Je hebt sciencefiction en fantasy geschreven, kunnen we ook een horrorroman verwachten zodat de HSF-drie-eenheid in je oeuvre vertegenwoordigd is?

Ik ben in de eerste fase van een historische roman, waar ik nog niet veel over kan zeggen, behalve dat tanden er een centrale rol in spelen, zowel metaforisch als in zéér tastbare zin. Goed mogelijk dat daar een vampiers-element in zal sluipen… Maar ho, ik heb al te veel gezegd.

 

Kan je ons iets vertellen wat je nog nooit in een interview gezegd heb omdat de juiste vraag nooit gesteld is?

Ik wil graag benadrukken dat sciencefiction, dat toch een wat koele en cerebrale reputatie heeft, ook hele emotionele literatuur kan opleveren. Een van de meest aangrijpende boeken die ik ooit gelezen heb is Flowers for Algernon van Daniel Keyes. En ik denk niet dat er een boek is waar ik een diepere emotionele band mee heb dan met Orson Scott Cards Ender’s Game. Daar doen Cards verder zeer twijfelachtige politieke denkbeelden weinig aan af.

 

Wil je nog iets kwijt?

Ik maak ook muziek. Find me on Spotify!

 

Dit interview is eerder verschenen in HSF (2022/1).

Resultaten SFFH/YA-lezersenquête

Van 17 tot en met 31 oktober 2022 konden lezers van sciencefiction, fantasy, horror of ‘fantastische’ YA (SFFH/YA) een uitgebreide vragenlijst invullen. 771 respondenten namen deel, 719 van hen vulden de enquête volledig in. Dit leverde 99 pagina’s aan antwoorden en inzichten op.

Inmiddels hebben de winnaars hun boekenpakket ontvangen en zijn de resultaten van de enquête verzameld en doorgenomen.

We geven jullie alvast enkele resultaten mee:
* 771 SSFH/YA- lezers namen deel.
* De boekhandel is met stip hét kanaal waar deze lezers hun informatie over nieuwe boeken vandaan halen (51%).
* Fantasy en YA-fantasy worden het meest gelezen.
* 29% van de respondenten leest uitsluitend in het Nederlands, 60,5% geeft aan zowel Nederlands als Engels te lezen. 27,3% van deze groep leest daarbij meer Engels dan Nederlands.
* Gemiddeld schaft men 10,7 boeken per jaar aan en besteedt men hier 155 euro aan.
* Paperbacks en hardcovers genieten de voorkeur, e-books worden opvallend weinig gekocht (11%).
* De flaptekst speelt een doorslaggevende rol bij de aankoop van een boek.
* 37% van de respondenten leest het liefst een trilogie.

Hier vind je een link naar een pdf. met een overzicht van de belangrijkste resultaten (9 pagina’s): Definitieve resultaten van de SFFHYA lezersenquête – PDF

Hier vind je een link naar een pdf. met daarin de antwoorden op álle vragen (44 pagina’s): Volledige resultaten – PDF

Data-analiste Sara Taverniers heeft daarnaast een extra analyse uitgevoerd op de eerste vraag: “Hoe blijf je op de hoogte van nieuwe SFFH/YA-boeken?” Ze concentreerde zich daarbij op de informatie die via de aanvullende open vragen kon worden vergaard en analyseerde deze naar geslacht, leeftijd en nationaliteit. Dit leverde 14 pagina’s aan bijkomende inzichten op. Je leest het artikel hier: Geografische spreiding respondenten en data-analyse eerste vraag: SFFH Lezersenquête analyse vraag 1

Wij roepen iedereen met een hart voor Nederlandstalige fantasy, sciencefiction, horror en ‘fantastische’ YA op om aan de slag te gaan met de door ons verzamelde antwoorden. Bespreek ze met vrienden en mede-genreliefhebbers, deel ze op sociale media, laat er je eigen analyses en inzichten op los, schrijf er een artikel over of gebruik ze om gave promotie-acties te bedenken. Heb je hiervoor meer informatie nodig? Wij helpen graag.

Isabelle Plomteux en Sigrid Lensink-Damen, voor De 40*

Overzicht van de belangrijkste resultaten (9 pagina’s): Definitieve resultaten van de SFFHYA lezersenquête – PDF

Antwoorden op álle vragen (44 pagina’s): Volledige resultaten – PDF

Geografische spreiding respondenten en data-analyse eerste vraag (14 pagina’s): SFFH Lezersenquête analyse vraag 1

*De 40 zijn veertig ‘fantastische’ auteurs, uitgevers en verenigingen die samen projecten opzetten rond promotie, onderzoek en talentontwikkeling binnen het Nederlandstalige fantastische genre.

Vertaling en presentatie van Heimwee naar het onbekende

Heimwee naar het onbekende
Dit najaar verschijnt Heimwee naar het onbekende, de Nederlandse vertaling van de verzamelde prozagedichten van Clark Ashton Smith (1893-1961).
Clark Ashton Smith zal bij de meeste liefhebbers van fantasy, horror en science fiction bekend zijn om de vele verhalen die in de jaren 30 verschenen in het tijdschrift Weird Tales. Hij was bevriend met H.P.Lovecraft en Robert E. Howard.
Zijn werk werd uitgegeven bij Arkham House, en later herdrukt door Ballantine. In Nederland verschenen in de jaren zeventig twee bundeltjes in de Bruna Fantasy en Horror reeks, en de bundel Zothique en andere verloren werelden bij Msf. In Nederland bleef het daarna helaas stil, maar in Amerika lijkt sprake van een kleine revival. Zijn verzameld werk en diverse bundels met brieven werden uitgegeven. En er verscheen een verzamelaarseditie met reproducties van zijn kunst- en beeldhouwwerken.

De verzamelde prozagedichten
Smith oogstte al jong lovende kritieken met zijn romantische poëzie. Hij werd wereldwijd bekend met zijn bizarre korte verhalen. In zijn prozagedichten versmelten die twee genres.
Prozagedichten zijn gedichten in prozavorm. Het zijn zeer korte verhalen, met veel aandacht voor beeldspraak, ritme, klank en symboliek. Clark Ashton Smith gebruikt deze teksten om als dichter meer vrijheid te vinden en hij legt ermee de basis voor zijn fantastische proza. Hij voert de lezer mee naar de verre en bizarre werelden die veel lezers alleen uit zijn langere proza kennen.
Geïnspireerd door Baudelair en Edgar Allen Poe vindt Smith zijn eigen stem en thema’s. Hij toont kosmische vergezichten en macabere, fascinerende werelden. Hij behandelt thema’s uit de Griekse mythologie en hij bezingt de liefde. En hij voorziet daarbij veel van zijn teksten van een nieuw perspectief of een ironische ondertoon. Hij is als dichter met zijn bloemrijke taal een kind van de romantiek, en in zijn prozagedichten vindt hij daarvoor een vrijere en zeer eigen vorm.

De Nederlandse uitgave
De prozagedichten verschijnen nu voor het eerst in het Nederlands, in een gebonden gelimiteerde uitgave die is gemodelleerd naar de eerste bundels van Smith die Uitgeverij Arkham House uitbracht. De bundel is vertaald en van een inleiding en annotaties voorzien door Frank Norbert Rieter. De uitgave is rijkelijk geïllustreerd door Tais Teng.

Voorproefje
Wie even zelf wil proeven van de teksten kan hier het prozagedicht ‘Een droom van Lethe’ lezen, met een illustratie van Tais Teng.

Presentatie – donderdag 3 november
De Nederlandse uitgave van de prozagedichten van Clark Ashton Smith wordt op 3 november ten doop gehouden in het sfeervolle Poëziecentrum Nederland. Het werk wordt ingeleid met een lezing, geïllustreerd met beeldmateriaal, tekstvoorbeelden en uiteraard de nodige onderhoudende anekdotes en saillante details.

Waar: Poëziecentrum Nederland,
Mariënburg 29
6511 PS Nijmegen
https://www.poeziecentrumnederland.nl/
Aanvang 19.00 u

Meer informatie over het project en de mogelijkheid om een bundel te bestellen: https://franknorbertrieter.nl/

Uitslag van de enquête ‘Noden van het SFFH-genre’

Isabelle Plomteux  kwam eerder dit jaar met een zeer uitgebreide vragenlijst naar het NCSF en vele andere Nederlandstalige belanghebbende organisaties. Het doel: het vaststellen van de behoeftes in het genre.

Hieronder de resultaten en begeleidende nota door Isabelle Plomteux & Sigrid Lensink-Damen.

In HSF 2022/1 nummer 277, verschijnt ook een interview met Isabelle.

“Op 16 februari stuurde ik drie vragenlijsten uit naar net geen 300 mogelijke respondenten, met de vraag om de lijst die op hen van toepassing was voor 2 maart in te vullen. Hier is met veel enthousiasme op gereageerd. In totaal namen 170 mensen deel: 125 schrijvers, 18 uitgevers en 27 andere belanghebbenden.

Met de hulp van Sigrid Lensink-Damen heb ik in deze nota een aantal resultaten bijeengebracht in globale overzichtstabellen. De antwoorden op alle andere vragen vind je terug in bijgevoegde rapporten, een per doelgroep. Samen bevatten ze meer dan 100 pagina’s aan informatie. Gedeeltelijke antwoorden zijn meegenomen indien Qualtrics (het enquêteprogramma waarmee de vragenlijsten waren opgesteld) aangaf dat meer dan de helft van de vragen was beantwoord. Vragenlijsten die voor een lager percentage waren ingevuld, werden verwijderd.

Allereerst, het antwoord op de vraag die de aanleiding was om de vragenlijsten op te stellen:

‘Heeft het SFFH-genre baat bij een nieuw overkoepelend initiatief?’

Klein woordje uitleg bij bovenstaande tabel: ijverige rekenaars zullen merken dat de aantallen overeenstemmen met de aantallen in de bijgevoegde rapporten, de percentages niet. Dit komt omdat Sigrid en ik er bij deze vraag der vragen voor gekozen hebben om de percentages te berekenen op het totaal aantal respondenten en niet op het aantal respondenten dat de vraag heeft beantwoord, zoals het programma heeft gedaan.

Over naar de meerkeuzevragen. Hierin onderzocht ik hoe zo’n nieuw iets zou moeten worden georganiseerd en wat het zou moeten gaan doen. Op een schaal van 1 tot 7 kon de respondent aangeven hoe belangrijk hij of zij de betreffende stelling vond.

Zowel voor schrijvers, uitgevers als andere belanghebbenden, kwam onder meer het volgende als belangrijk of heel belangrijk naar voren (de percentages zijn overgenomen uit de rapporten en samengeteld) :

Percentage dat de stelling aangaf als belangrijk of heel belangrijk  Bij de schrijvers Bij de uitgevers Bij de andere belanghebbenden
Het Nederlandstalige SFFH-aanbod onder de aandacht brengen van boekhandels, bibliotheken etc. 83,48%  80% 83,34%
Onderzoeken hoe we het aanbod in boekhandels en bibliotheken kunnen vergroten 86,08% 90% 61,11%
Het bredere Nederlandstalige lezerspubliek zo veel mogelijk laten kennismaken met het genre 83,48% 70% 77,78%

Ook de volgende stellingen scoorden hoog, zij het niet altijd bij de drie groepen:

Percentage dat de stelling aangaf als belangrijk of heel belangrijk Bij de schrijvers Bij de uitgevers Bij de andere belanghebbenden
Mij met SFFH-lezers in contact brengen 77,55% 66.67% 57,90%
Samenwerkingsverbanden binnen de Nederlandstalige SFFH stimuleren en helpen organiseren 58,26% 60% 83,33%
Verbindingen leggen met iedereen die actief is binnen de Nederlandstalige SFFH 57.39% 50% 94,44%

Deze stellingen hadden minder voorstanders, al zijn er ook hier verschillen tussen de drie groepen:

Percentage dat de stelling aangaf als belangrijk of heel belangrijk Bij de schrijvers Bij de uitgevers Bij de andere belanghebbenden
Verbindingen leggen met andere genres binnen de Nederlandstalige literatuur 32,17% 40% 61,11%
Samenwerkingsverbanden met andere genres binnen de Nederlandstalige literatuur stimuleren en helpen organiseren 31,31% 30% 50%
Verbindingen leggen met anderstalige SFFH 39,13% 40% 38,89%

Daarnaast kenden ook de open vragen succes. Er werden enthousiaste ideeën neergepend. Promotie, verbinding en samenwerking werden vaak genoemd en behoorlijk wat bevraagden vermeldden dat de kwaliteit van het huidige aanbod omhoog moet.

Ook waren er (gelukkig maar!) gefundeerde twijfels en bezwaren. Wat gaat het nieuwe initiatief precies doen? Die opmerking kwam regelmatig terug. Sommigen zijn dan weer huiverig bij het idee van een nieuw initiatief en zien het liefste continuïteit in de bestaande initiatieven. Er wordt ook gewaarschuwd voor gate-keeping, een bezorgdheid die Sigrid en ik zeker delen.

Hoe nu verder?

De komende weken zal ik samen met Sigrid en een aantal anderen op de achtergrond de antwoorden op de vragenlijsten verder inventariseren. Aan de hand daarvan zullen we een eerste richting uitzetten voor het nieuwe initiatief: wat kan het eventueel gaan doen en, niet onbelangrijk, in welke volgorde? Ook moeten we onderzoeken bij welke structuur en financiering het project het meest gebaat is.

De ruim 40 respondenten die hebben aangegeven te willen meedenken over de vervolgstappen in de oprichting van het nieuwe iets, zullen zo snel mogelijk bij dit proces betrokken worden. Daarover krijgen zij binnen afzienbare tijd via mail bericht.

Dankzij het gebruik van Qualtrics kunnen er ook verdere analyses en filters op de verzamelde data losgelaten worden. Is er bijvoorbeeld een verschil in resultaten tussen een uitgever die één tot vijf boeken uitgeeft en eentje die er meer dan tien uitgeeft? Tussen Vlamingen en Nederlanders? Tussen selfpubbers en schrijvers die bij een uitgeverij worden uitgegeven? Vinden zij andere dingen belangrijk of net niet?

Wie hier interesse in heeft, mag ons altijd contacteren. Het aanleveren en delen van die informatie lijkt ons een goede eerste taak voor het nieuwe ‘iets’ in wording. Voorlopig zijn we te bereiken via isabelleplomteux.schrijfster@outlook.com.

Nogmaals hartelijk dank aan alle respondenten voor hun antwoorden en reacties! Ze worden zeer gewaardeerd en we nemen alle stemmen mee in de volgende stappen. In de bijlagen kun je het hele onderzoek nalezen, inclusief alle antwoorden op de open vragen.

Hierover nog kort dit: sommige respondenten lieten hun e-mailadres of andere contactgegevens achter in hun antwoord op deze vragen. Omwille van privacy-redenen hebben we deze gegevens verwijderd. Ook waren er respondenten van wie naar onze mening de identiteit uit hun antwoorden kon worden afgeleid. Zij werden gecontacteerd met de vraag of hun antwoorden mochten worden gedeeld. Dit was bij iedereen het geval.”

Isabelle Plomteux & Sigrid Lensink-Damen

Download hieronder de uitgebreide resultaten (drie bestanden):

Resultaten schrijversResultaten uitgevers –  Resultaten andere belanghebbenden

Boeken voor kinderen? – Jonger is niet makkelijker – HSF (2021/3)

Waren de verhalen die Roald Dahl schreef voor volwassenen beter dan zijn kinderboeken? Zijn de boeken voor volwassenen die C.S. Lewis schreef meer waard dan zijn kronieken van Narnia? Is ‘Alice in Wonderland’ geen literatuur? Hoefde Madeleine L’Engle niet serieus te worden genomen als schrijver omdat ‘A Wrinkle in Time’ een kinderboek is en geldt J.K. Rowling pas als echte auteur nu ze ook boeken voor volwassenen schrijft?

Het valt me op dat de leeftijdscategorie van boeken soms wordt gezien als een kwaliteitsaanduiding. Kinderboeken zijn makkelijk, zeggen schrijvers wel eens, en hebben weinig diepgang. Ze schrijven is een trucje dat je na twee keer wel door hebt. Je poept ze er zo uit. Als je alleen maar voor kinderen schrijft, loop je het risico zelf kinds te worden. Wat nog wel leuk is, is te kijken of je er ook knipoogjes voor de volwassenen in kunt stoppen, die het eigenlijke publiek niet hoeft te snappen.

Young Adult-boeken kunnen volgens deze schrijvers al wat beter zijn. Een auteur kan daar nog genoeg diepgang in kwijt om het voor zichzelf de moeite waard te maken. Maar echt hoogstaand is het niet. Daarom zijn er schrijvers die besluiten eerst YA-boeken te schrijven en als ze zichzelf vervolgens goed genoeg vinden, stappen ze over op volwassen literatuur.

Volgens mij is dit een oneigenlijke manier om bezig te zijn met verhalen voor een jonger publiek. Er is namelijk geen sprake van een schaal. De kwaliteit van een kinderboek is afhankelijk van heel andere factoren dan de kwaliteit van een YA-roman. En een boek moet aan andere eisen voldoen om te slagen als een YA-roman dan om succes te hebben als boek voor volwassenen. Kwaliteit kun je vergelijken binnen een categorie en niet over de categorieën heen. Daarom moet een schrijver die voor een bepaalde leeftijd wil schrijven, zich verdiepen in de aspecten die voor die categorie belangrijk zijn en dan proberen op die punten ook uit te blinken. Dit is een net zo grote uitdaging als het schrijven van een boek voor volwassenen. Je moet het juiste register beheersen, de beelden gebruiken die de lezer begrijpt en een verhaal vertellen waarin hij of zij zich kan herkennen. Het schrijven van een kinderboek is net zozeer een kunst als het schrijven van een boek voor volwassenen. De werkelijk goede kinderboeken zijn dan ook, net als de beste YA-literatuur, boeken waar ook volwassenen de kwaliteit van inzien.

Wanneer je meent wel even een kinderboek te kunnen produceren omdat het relatief makkelijk zou zijn, zul je nooit een goede kinderboekenschrijver worden. Houd het dan bij het schrijven voor volwassenen, want dat is waar je hart ligt. Ikzelf heb in elk geval net zoveel werk gestopt in het schrijven van mijn YA-roman ‘Het denkende woud’ als in mijn eerdere boeken voor volwassenen en als ik ooit een kinderboek zou schrijven, zou ik daar net zo trots op zijn als op mijn andere werken. Ik vind namelijk dat ook boeken in die categorieën mijn respect verdienen.

Dit artikel, door Johan Klein Haneveld, is eerder verschenen in HSF (2021/3).

johankleinhaneveld.blogspot.com/

One Small Step – For All Mankind – HSF (2021/3)

Wat als Neil Armstrong niet de eerste man op de maan was?

Er zijn van die momenten in de geschiedenis waarbij iedereen die het meegemaakt heeft zich nog kan herinneren waar ze waren toen het gebeurde. 24 juli 1969 is zo’n datum. Ik was zelf nog lang niet geboren, maar mijn ouders weten nog waar ze waren toen Neil Armstrong zijn eerst stap op het oppervlak van de maan zette en de historische woorden ‘That’s one small step for man; One giant leap for mandkind’ uitsprak. Deze maanlanding was ook een bepalend moment in de ruimterace tussen de Amerikanen en de Sovjet Unie. Hoewel de Amerikanen tot dat punt alle belangrijke eerste keren in de ruimterace aan de Sovjets hadden moeten laten, en het ook echt niet zeker was dat ze als eerste op de maan zouden landen, was de grote prijs toch voor hen. En daarmee was de ruimterace voorbij. Het Apollo-programma duurde korter dan gepland en een aantal andere grote ideeën op het gebied van de ruimtevaart zijn voor langere tijd in de ijskast geplaatst. De Amerikanen hadden de ruimterace gewonnen. Maar wat nou als de eerste woorden van een mens op de maan als volgt hadden geklonken ‘Я делаю этот шаг ради своей страны, своего народа и марксистско-ленинского образа жизни, зная, что сегодня – всего лишь один маленький шаг в путешествии, которое приведет всех нас к звездам’. Het had in de eerste plaats even geduurd voordat het vertaald was en dan had het zo geklonken ‘I take this step for my country, for my people, and for the Marxist-Leninist way of life, knowing that today is but one small step on a journey that will take us all to the stars’. Het had verder ook betekend dat de ruimterace niet zou ophouden bij de eerste mens op de maan. En dat is precies waar de televisieserie “For All Mankind” van Apple over gaat.

Apple heeft, in navolging van Netflix, Amazon, Disney en HBO, op 1 november 2019 zijn eigen streamingplatform Apple TV+ gelanceerd. Voor dit platform werd een aantal dure producties aangekondigd waaronder For All Mankind, een nieuwe serie van Ronald D. Moore, schrijver en producent van Star Trek TNG, Star Trek DS9, Star Trek First Contact, Battlestar Galactica en Outlander. Ik behoor niet tot de Apple fanclub, maar deze serie was absoluut reden om een abonnement te willen. Dat kostte meer moeite dan je zou verwachten, maar na de nodige frustraties, gemopper en met hulp van Reddit lukte het toch om Apple geld te geven om hun series te mogen zien. En vervolgens heb ik twee seizoen van For All Mankind in iets meer dan een weekend gezien. De laatste keer dat ik het gevoel heb gehad dat ik zo graag door wilde kijken was met de Netflixserie Dark (in een vorig nummer al eens uitgebreid besproken). For All Mankind neemt het genre alternatieve geschiedenis erg serieus. Wat ervoor zorgt dat er heel veel aandacht besteed is aan historische details. Zo is de set van NASA Mission Control in Houston een bijna exacte kopie van het origineel. Ook aan kleding, haarstijlen, voertuigen, huizen en verdere omgeving is veel aandacht besteed. Er is goed te zien dat er groot budget was en dat geld is goed uitgegeven. Een van de mooie dingen vind ik hoe bijvoorbeeld de toespraak die Richard Nixon had voorbereid als de Amerikanen niet als eerste op de maan zouden landen gebruikt is. Als historicus met een specialisatie in Amerikaanse politieke geschiedenis, en nog specifieker de carrière van Richard Nixon, werd ik hier heel blij van. Maar ik vond het nog mooier dat Nixon in 1972 de verkiezingen verliest van Ted Kennedy.

Doordat de serie gaat over wat er zou zijn gebeurd als de Amerikanen niet al eerste op de maan zijn geland ontstaan er al snel verschillen met onze tijdlijn. Die verschillen zijn groot en klein. De kijker wordt hierin meegenomen doordat we aantal karakters volgen en goed leren kennen. Wat meteen, naast aandacht voor details, de andere reden is waarom ik deze serie zo goed vind. Ik ben als kijker echt om de karakters gaan geven en de serie is op een dusdanige manier geschreven dat je ook nooit weet of een karakter het einde van een aflevering, of het seizoen, gaat halen. Een deel van de karakters is gebaseerd op mensen die echt onderdeel waren van NASA en verschillende Amerikaanse overheidsdiensten. De grootste focus ligt natuurlijk op de astronauten en hun familie. We volgen Ed Baldwin, Gordo Stevens en zijn vrouw Tracey, Ellen Waverly, Danielle Poole en Molly Cobb. Naast de astronauten ligt de focus op alles wat er rond Mission Control gebeurt. Het belangrijkste karakter dat we hierbij volgen is Margo Madison. En ja het valt meteen op dat er veel vrouwen gevolgd worden. Dat komt doordat de Sovjets niet alleen de eerste man, maar kort daarna ook de eerste vrouw, op de maan weten te laten landen. Dit zorgt ervoor dat Nixon niet wil achterblijven en de Mercury Seven opeens weer interessant worden. Ook Gordo Stevens’ vrouw Tracey wordt gevraagd om te gaan trainen om astronaut te worden. Maar de focus van de serie is, wat mij betreft gelukkig, breder dan alleen maar het feit dat vrouwen nu eerder volwaardig onderdeel van het ruimtevaartprogramma zijn. Ook andere sociale thema’s komen aan bod waaronder de civil rights movement, maar ook wat het betekent om niet volledig jezelf te kunnen zijn omdat je seksuele geaardheid het niet toe laat dat je een astronaut bent. En dit alles wordt op een zo integer mogelijke manier behandeld waarbij er zo min mogelijk met een verwijtend vingertje gewezen wordt. Ook is het niet zo dat doordat de geschiedenis in deze serie anders verloopt alle maatschappelijke problemen daardoor opeens opgelost zijn of worden.

De serie volgt de karakters over een langere tijd terwijl de spanningen met de Sovjets in de ruimte, en op aarde, langzaam toenemen op de achtergrond. Het eerste seizoen gaat over de bouw van de eerste permanent bewoonde basis op de maan Jamestown, het tweede seizoen gaat over het uitbreiden van deze basis en over de voorbereidingen voor een reis naar Mars. In het tweede seizoen zijn we inmiddels aanbeland in de jaren ’80 en komt ook onze eigen Wubbo Ockels nog voor. Hij heeft de maan ook gehaald en mag daar een tijd leven en werken. Het voordeel van karakters over een langere tijd volgen is dat de serie ook de tijd neemt om te laten zien wat de gevolgen zijn van bepaalde gebeurtenissen en acties. Zo komt de zoon van Ed Baldwin en zijn vrouw Karen te overlijden terwijl Ed door omstandigheden op dat moment alleen op de maan is en niet naar huis kan komen. De serie neemt de tijd om te laten zien wat dit voor gevolgen heeft op korte termijn. Karen moet alles zelf regelen, ze heeft geen echtgenoot om op terug te vallen of om haar verdriet mee te delen en moet zelfs in eerste instantie tegen hem liegen over wat er gaande is, en op lange termijn, Ed verwerkt het verlies zijn zoon heel anders dan zijn vrouw en daardoor groeien ze langzaam uit elkaar. Eenzelfde soort langdurige verhaallijn is te zien tussen Gordo en Tracey Stevens. Gordo heeft aan het begin van de serie erg veel last van het feit dat hij tijdens de vlucht van Apollo 10 niet de orders vanuit Houston genegeerd heeft en alsnog op de Maan zou zijn geland. In dat geval zouden de Amerikanen wel als eerste op de maan zijn geweest. Maar de orders waren nu eenmaal anders, ook al had het best gekund. Deze psychische last draag Gordo met zich mee. Ondertussen moet hij er mee leren leven dat zijn vrouw ook astronaut gaat worden en later is. Hun relatie is hoe dan ook turbulent te noemen. Tracey weet dat hij vreemd is gegaan en als ze de kans krijgt laat ze dit ook aan hem weten. Bovendien trekt zij veel media aandacht door wie ze is, iets wat Gordo niet makkelijk vindt. Als hij dan ook nog tijdens een missie dingen gaat zien die er niet zijn en eerder terug naar huis gehaald moet worden zoekt hij een psycholoog op. Tracey kan ondertussen steeds moeilijker met hem samen leven en ze scheiden dan ook van elkaar. Dit betekent niet dat ze gelukkiger worden zonder elkaar. Een deel van het tweede seizoen gaat over hun relatie na de scheiding en hoe ze elkaar, als ze samen op Jamestown verblijven, toch weer terugvinden. En dan gebeurt, ook daarvoor moet je gewoon zelf maar gaan kijken.

Daarnaast laat de serie zien wat er met de technologische ontwikkeling gebeurd had kunnen zijn als de ruimterace wel doorgegaan was. Het mooie hieraan is dat in de wereld die neergezet wordt de karakters hier heel vanzelfsprekend mee om gaan. Dus als Margo de stekker lostrekt van haar elektrische auto begin seizoen 2 wordt hier verder niet de nadruk op gelegd. Hetzelfde geldt voor andere veranderingen. Maar dit betekent ook dat de technologie die voor militaire doeleinden gebruikt kan worden sneller gaat. Dit roept vragen op, waaronder of er wapens op de maan zouden moeten zijn. En als die wapens er zijn, wanneer gebruik je die dan? Het tweede seizoen gaat voor een deel om de vraag: wie schiet waarom als eerste op de ander? De spanning wordt opgedreven vooral doordat wij als kijkers net zo weinig over de Sovjets weten als de Amerikanen doen. Dus ook wij kunnen moeilijk inschatten wat de echte agenda nou is. Hierdoor snap je beslissingen die genomen worden, ook als deze beslissingen achteraf precies de gevolgen hebben die er eigenlijk mee voorkomen hadden moeten worden. Ik kijk erg uit naar het 3e seizoen dat er zeker komt. Gezien de hint aan het einde van het tweede seizoen lijkt het er op dat dit in de jaren ’90 speelt. Ik ben benieuwd wie er nog zijn, wiens kinderen we gaan zien en welke nieuwe karakters er zullen zijn. Maar vooral ook naar de vraag: Wie was er als eerste op Mars en wat is er gezegd?

Deze recensie, door Marlies Scholte Hoeksema, is eerder verschenen in HSF (2021/3).

For All Mankind | Apple TV+

Once Upon A Time – HSF (2021/3)

Once Upon a Time…

There was an enchanted forest filled with all the classic characters we know

… or think we know.

One day, they found themselves trapped in a place where all their happy endings were stolen: Our World.

Met deze woorden begint Once Upon a Time, een Amerikaanse fantasy-serie gecreëerd door Edward Kitsis en Adam Horowitz (bekend van Lost) en van 2011 tot 2018 uitgezonden door Disney’s ABC. De serie is het best te omschrijven als Disney met een twist. Een echte aanrader voor fans van sprookjes. Deze serie stond al een behoorlijke tijd in mijn Netflix-lijst, en tijdens de lockdown begin dit jaar ben ik met deze serie begonnen. En wat had ik spijt dat ik dat niet eerder heb gedaan.

In het fictieve stadje Storybrooke, Maine neemt Once Upon a Time je gedurende 6 seizoenen mee in het leven van Emma Swan, dochter van Snow White en Prince Charming, en haar zoon Henry. Ondersteund door een heel sprookjesbos aan karakters wordt er gevochten tegen slechteriken, worden vloeken verbroken en wordt er een verhaal geschetst over het (terug)vinden van familie en liefde.

Emma (Jennifer Morrison) werd door haar ouders naar onze wereld gestuurd om haar te behoeden voor de vloek van Evil Queen Regina (Lana Parilla). Zij wordt op haar 28e verjaardag verrast door Henry (Jared Gilmore), haar zoon die zij 10 jaar geleden heeft opgegeven voor adoptie. Henry weet haar te overtuigen om mee te gaan naar Storybrooke, waar niemand weet wie zij echt zijn door de vloek… behalve Mr. Gold. Briljant neergezet door Robert Carlyle, heeft Mr. Gold een soort dubbelrol: in onze wereld is hij een ietwat dubieuze winkeleigenaar, in het Enchanted Forest staat hij bekend als Rumplestiltskin, de Dark One. Met zijn hoge stemmetje, goud-groene huid en krokodillenleer begrijp je meteen waarom mensen hem liever uit de weg gaan.

Vele sprookjesfiguren passeren de revue, maar niet op de manier waarop je verwacht. ‘Once’ neemt de sprookjes zoals iedereen ze kent en geeft er een draai aan. Een aantal voorbeelden: Roodkapje is tevens de wolf, Peter Pan is de slechterik en de boze koningin blijkt uiteindelijk helemaal niet zo slecht te zijn. Dat is gelijk ook een van de sterke punten van Once Upon a Time: iemand is niet volledig goed of volledig slecht. Snow White heeft ook een duistere kant, en Captain Hook transformeert in 5 seizoenen van slechterik tot held.

Elk seizoen is opgedeeld in 2 verhaallijnen, waarbij vrijwel elke aflevering een verhaallijn in het heden en – via flashbacks – het verleden heeft. Op deze manier krijg je gedurende de seizoenen steeds meer te weten over de karakters. Het nadeel? Probeer al die tijdlijnen nog maar eens uit elkaar te houden. Voeg daar een stamboom aan toe die niet te volgen is, giet er een lading Disney-films overheen en je hebt Once Upon a Time in een notendop.
En omdat het toch Disney blijft, kan bij deze serie een musicalaflevering niet ontbreken. Je moet er even geduld voor hebben (tot seizoen 6, aflevering 20), maar dan krijg je een aflevering gevuld met liedjes die de Disney-naam eer aandoen. “Revenge is gonna be mine” is een aanrader, wie houdt er nou niet van een piratenlied.

Na 6 seizoenen heeft het grootste deel van de cast zijn of haar happy ending gevonden. Het 7e en tevens laatste seizoen gooit het over een andere boeg, waarin we een volwassen Henry volgen die – vervloekt en wel – in Seattle woont. Het grootste deel van de originele cast (lees: de hele cast op 3 na) komt niet terug in het laatste seizoen en dit is, samen met een verandering in zendtijd, dan ook de ondergang van de serie geworden. Persoonlijk vind ik het laatste seizoen best goed, er worden leuke nieuwe karakters geïntroduceerd, maar het voelt toch niet als Once Upon a Time. Helaas wordt er heel veel achtergrondverhaal in korte tijd gepropt, waardoor het seizoen erg gehaast voelt. Ik ben van mening dat het een groter succes zou zijn geweest als spin-off. Als je het seizoen op die manier kijkt, is het prima te doen.

Ook al is Once Upon a Time al even gestopt, de fanbase is nog even enthousiast als toen de serie nog liep. ‘Oncers’ zijn nog altijd goed vertegenwoordigd op conventies waar acteurs aanwezig zijn, en ook online zijn de fans terug te vinden via bijvoorbeeld fanfiction. Op fanfiction.net staat Once Upon a Time op de 5e plaats qua aantal verhalen, met ruim 53 duizend verhalen in meer dan 20 talen. En dat laat mooi zien dat we, waar ook ter wereld, allemaal wel eens een serie over hoop met een beetje magie kunnen gebruiken.

Deze recensie, door Laura van Kuik, is eerder verschenen in HSF (2021/3).

Watch Once Upon a Time | Full episodes | Disney+ (disneyplus.com)