Een verroeste queeste – Het genre van De Gebroken Aarde – HSF (2020/1)

“Deze fantasyroman is deels geboren in de ruimte.”

De keus voor het genre van De Gebroken Aarde-trilogie

Voor wat ik onder de noemer sciencefiction laat vallen, hanteer ik een hele ruime definitie. Als lid van het NCSF vind ik dit belangrijk omdat het doel van onze prachtige vereniging is om het sciencefiction-genre in de breedste zin te bevorderen en om fans van het genre, in al hun verscheidenheid, bij elkaar te brengen. In die zin is dit een raar artikel voor mij om te schrijven. Wat ik hier wil beargumenteren is juist waarom een werk, de Gebroken Aarde-trilogie van N.K. Jemisin, geen sciencefiction is en waarom het belangrijk is om het als deel van het fantasygenre te zien.

De discussie over onder welk genre de Gebroken Aarde trilogie (Het Vijfde Seizoen, De Obeliskpoort en De Stenen Hemel) valt, speelt al sinds het verschijnen van het eerste deel in 2015. Het is dan ook niet het minste werk waar we het over hebben. De trilogie heeft uiteindelijk voor ieder deel de Hugo voor beste roman in de wacht gesleept. Van 2016 tot en met 2018 domineerde N.K. Jemisin de Hugo’s. Het is een ongekende prestatie en leidde tot de totstandkoming van een nieuwe categorie: die voor beste serie, een Hugo die in 2019 voor het eerst werd uitgereikt. Dus onder welk genre de Gebroken Aarde ook valt, het is zonder enige twijfel een van de belangrijkste reeksen van de afgelopen jaren. Als je het nog niet gelezen hebt dan raad ik het ten zeerste aan. Het is, in dat geval, wellicht verstandiger als je dit artikel nog even weglegt aangezien het zeker spoilers zal bevatten.

Orogenen

De Gebroken Aarde trilogie speelt in een wereld die geologische veel dynamischer is dan wat wij gewend zijn. Geregeld vinden er grote rampen plaats: aardbevingen, vulkaanuitbarstingen en erger. Als een ramp groot genoeg om het hele Continent van de Stilte over meerdere maanden te beïnvloeden, wordt het een Seizoen genoemd. De samenleving gaat dan over in een draconische overlevingsmodus conform een reeks oude edicten. De mensen die wonen op het enige continent op de wereld, De Stilte. Zij kunnen aardbevingen en andere geologische processen voelen dankzij een orgaan genaamd de sessapinae, dat zich bij de hersenstam bevindt. Sommigen kunnen veel meer dan dat, hun sessapinae zijn zover ontwikkeld dat ze geologische krachten kunnen beïnvloeden. Deze orogenen kunnen aardbevingen temmen en vulkanen tot leven wekken. Erger nog, tenzij ze getraind zijn doen ze dit instinctief met desastreuze gevolgen. Ze worden ofwel gedood zodra ze ontdekt worden ofwel gevangengezet en getraind in het Fulcrum. Deze getrainde orogenen mogen alleen de buitenwereld in om diensten aan het keizerrijk Sanze te verrichten en dan, op enkele uitzonderingen na, enkel onder de begeleiding van Hoeders, krijgers met speciale gaven die de krachten van orogenen kunnen tegengaan.

De trilogie vertelt het verhaal van Essun, een vrouw van middelbare leeftijd die heeft weten te ontsnappen aan het Fulcrum en de Hoeders. Ze heeft een gezin gesticht in een afgelegen dorp. Op de dag dat er een nieuw Vijfde Seizoen aanbreekt, ontdekt haar man dat hun kinderen ook orogenen zijn. Hier gruwelt hij zo van dat hij zijn jonge zoontje vermoord en op de vlucht slaat met zijn dochter. Essun gaat op tocht door het apocalyptische landschap om haar dochter te vinden en wraak te nemen op haar echtgenoot. In het Vijfde Seizoen gaat het voornamelijk over het leven van Essun, hoe zij de persoon is geworden die zij is, hoe ze gevormd is door haar leven als orogeen en haar tijd in het Fulcrum. In de Obeliskpoort zien we hoe Essun en haar dochter, Nassun, een nieuwe gemeenschap vinden die hun relatie met hun medemens beïnvloed. In de Stenen Hemel gaan Essun en Nassun apart op een reis met als doel over het lot van de wereld te beslissen. Heeft de mensheid recht om voort te bestaan ondanks de gruwelen die ze hun medemens en de wereld hebben aangedaan?

De hele trilogie is, uiteindelijk, een krachtige metafoor voor hoe systemische discriminatie individuen, samenlevingen en uiteindelijk de hele wereld beïnvloed, gestaafd door het thema van moederschap en het vinden en verliezen van familie. Het doet daarmee waar de fantastische genres in mijn optiek uitzonderlijk goed in zijn: het maakt de metafoor een letterlijk onderdeel van de wereld waarin de personages leven en gebruikt het als een scalpel om aspecten van het menselijk bestaan bloot te leggen.

Magie, techniek en de Aarde

In de discussies die ik over het vraagstuk van het genre van De Gebroken Aarde heb gevoerd, kwam een aantal argumenten naar voren om het als sciencefiction te beschouwen. Ten eerste heeft het biologische aspect van orogenie, de mogelijkheid om geologische krachten te beïnvloeden, een sciencefictiongehalte. Het feit dat de mensen van de Stilte organen hebben, sessapinae, die dat mogelijk maakt, maakt het volgens dit argument geen magie. Het tegenargument is dat magie vrijwel altijd een biologische aard heeft in fantasy. De mogelijkheid om magie uit te oefenen wordt meestal via bloedlijnen doorgegeven, wat een biologisch aspect impliceert. Dit is zo sterk ingebed in de trope van magie dat de makers van Avatar: The Last Airbender dat duidelijk moesten maken door een eeneiige tweeling op te voeren in een aflevering waarvan een wel en een niet bending kan. En uiteindelijk door direct in interviews aan te geven dat hun magie bending niet via overerving werkt, maar van spirituele aard is. Wat de Gebroken Aarde bijzonder maakt, is dat het dieper in gaat op de biologische aard van de magie door de sessapinae te introduceren. Dit zegt voor mij meer iets over de kwaliteit en diepgang van de wereldbouw dan onder welk genre we dit werk moeten scharen. Natuurlijk heeft N.K. Jemisin zelf het beslissende woord. In de Obeliskpoort leert Essun’s mentor, Alabaster, haar over de ware aard van haar orogenie, de diepere, machtigere laag die achter haar aannames verscholen zit:

“Hij begint zijn hoofd te schudden, maar grimast als het pijn doet en zucht dan. ’Zij noemden het magie.’”

N.K. Jemisin, Obeliskpoort, hoofdstuk 6

Dit brengt ons wel tot het tweede argument voor sciencefiction: de technologische ontwikkeling heeft niet stilgestaan. Zo hebben de gemeenschappen in de Stilte toegang tot elektriciteit. De technologie en de wetenschap zijn wel gevormd door de omstandigheden in De Stilte. Metallurgie is niet zeer ver gevorderd omdat metaal en aardbevingen vaak niet samengaan. Ook wordt het bestuderen van de hemel, astronomie, afgedaan als ludiek. Het is belangrijker om de wereld onder je voeten te bestuderen. Paard en wagen zijn nog steeds het meest gangbare vervoersmiddel omdat wegen te onbetrouwbaar zijn voor gemotoriseerde voertuigen. Geologie is daarentegen zeer ver gevorderd. Plaattektoniek, bijvoorbeeld, is algemeen geaccepteerd terwijl in de echte geschiedenis deze theorie pas in de tweede helft van de 20ste eeuw algemeen aanvaard werd. Wat nogal wiedes is omdat je in De Stilte mensen hebt die deze processen kunnen voelen. Wat we hier zien is een van de redenen waarom N.K. Jemisin met de Gebroken Aarde de lat voor wereldbouw in fantasy naar een hoger niveau trekt. Er is in fantasy altijd sprake van enige mate van technologische vooruitgang. Zonder redelijk geavanceerde metallurgie kan je geen ridders in glimmend harnas hebben, zonder bogenbouw en andere vergevorderde architectonische ontwikkelingen geen paleizen in gotische stijl. Het is een trope in fantasy dat de technologische ontwikkeling op een arbitrair punt in de geschiedenis wordt stilgezet, zodat de wereld voor altijd vast blijft zitten in een middeleeuwse toestand. Natuurlijk zijn er zat werken die tegen deze trope ingaan, vaak door middel van een soort industriële revolutie met magie. De latere delen van de Schijfwereldserie van Terry Pratchett en de animatieserie The Legend of Korra (het vervolg op het reeds genoemde Avatar: The Last Airbender) zijn slechts twee voorbeelden hiervan. Jemisin gaat verder in deze trend in haar wereldbouw door af te stappen van de aangenomen vanzelfsprekendheid van een industriële revolutie en kritischer te kijken naar hoe techniek en wetenschap (alsmede andere aspecten van haar wereld) zich zouden ontwikkelen in de omstandigheden die ze neerzet. En met de mogelijkheden en beperkingen die haar orogenie de mensheid geeft. Dit is, toegegeven, een sterk sciencefictionachtige manier van wereldbouw, iets waar ik later op terug kom.

Verre toekomst

Het laatste argument dat regelmatig wordt opgevoerd als argument om de Gebroken Aarde onder sciencefiction te scharen, is dat het zich zou afspelen in onze verre toekomst. Voor zover ik kan nagaan komt deze veronderstelling voort uit het feit dat Jemisin het woord Aarde gebruikt voor de wereld waarop het verhaal zich afspeelt. En uit de lijst van Vijfde Seizoenen die ze als appendix heeft opgenomen en een geschiedenis van bijna 10.000 jaar beschrijft. Ik ben echter van mening dat het wel degelijk een secundaire wereld is, om een term van J.R.R. Tolkien te lenen. Dat Jemisin het woord Aarde gebruikt is inderdaad interessant. Het is immers een trope om een fantasywereld een eigen naam mee te geven: Oerth, Abeir-Toril, Krynn, Athas om maar een blik aan Dungeons & Dragons-werelden open te trekken. Het is echter ook niet zo vreemd om af te zien van deze trend. De wereld van Een Lied van IJs en Vuur van George R.R. Martin bijvoorbeeld, heeft geen overkoepelende naam en wordt gewoon ‘wereld’ genoemd. Jemisin gaat hier een stap verder in door haar wereld domweg Aarde te noemen. Maar ik moet toegeven dat de term Aarde bepaalde connotaties heeft, en een daarvan is de planeet waarop wij leven. Er is ook een omschrijving van een gebouw in De Stenen Hemel die doet vermoeden dat het een restant van onze wereld is.

“Ze gaan de hoek om, en dan staat er een dood gebouw voor ons. We blijven allemaal staan en staren ernaar. Er groeit klimop tegen de muren, die gemaakt zijn van een soort rode klei die tot bakstenen is geperst, en ook om sommige van de pilaren, die van marmer zijn. Maar behalve die klimop leeft er níéts aan dat gebouw. Het is gedrongen en laag en gevormd als een rechthoekige doos. We sessen geen hydrostatische druk die de muren ondersteund; er moet gebruik zijn gemaakt van gewicht en chemische ankers om het overeind te houden. De ramen zijn van gewoon glas en metaal en ik zie er geen nematocysten overheen groeien. Niet bepaald veilig dus. De deuren zijn van dood hout, donker roodbruin gewreven en bewerkt met klimoprankmotieven; mooi, verassend genoeg. De treden voor de deur zijn gemaakt van een mat, tanig-wit zand-mengsel. (Eeuwen eerder noemden mensen dat beton.) Het hele ding is schokkend verouderd; maar intact en functioneel, en dus fascinerend in zijn uniekheid.”

N.K. Jemisin, Stenen Hemel, Syl Anagist: Drie.

Dit citaat komt uit een verhaallijn die gaat over de wereld voor het aanbreken van de Vijfde Seizoenen. In deze verhaallijn wordt uitgelegd hoe een vergevorderde beschaving, voor wie magie en technologie hetzelfde was, de woede van de Aarde opwekte en de Vijfde Seizoenen in gang zette. Echter, er staat in datzelfde boek een omschrijving van Jemisin haar Aarde in deze zelfde periode, die niet overeenkomt met de wereld zoals wij die kennen.

“Toen. Dit land, toen, was dríé landen, al liggen die op vrijwel dezelfde positie als dat wat op een dag De Stilte zal worden genoemd.”

N.K. Jemisin, Stenen Hemel, Proloog.

Als we naar de kaart kijken die in de boeken is meegegeven, zie ik niet hoe deze omschrijving kan kloppen met onze Aarde, ook niet met poolverschuivingen zoals beschreven in de lijst met Vijfde Seizoenen. Tenzij het zover in de toekomst is dat de ligging van de continenten is aangepast, wat een periode van miljoenen jaren suggereert tussen onze tijd en de periode beschreven in de citaten hierboven. Dat maakt het bestaan van een modern gebouw echter zeer onwaarschijnlijk.

Ik prefereer dus een secundaire wereld-uitleg, waarbij het ‘moderne’ gebouw iets zegt over de ontwikkeling van die geavanceerde magisch-technologische beschaving. De uitleg dat het in de verre toekomst is, kan ook werken. Dat maakt eigenlijk relatief weinig uit voor deze discussie. Als een verhaal dat ver in de toekomst plaats vindt per definitie sciencefiction is moeten we, bijvoorbeeld, de Shannara Kronieken van Terry Brooks ook als sciencefiction zien. Als we in die trend door gaan, moeten we werken die een alternatief ver verleden plaatsvinden zoals de Conan-verhalen van Robert E. Howard en In de Ban van de Ring van J.R.R. Tolkien dan onder alternatieve geschiedenis gaan scharen?

Uitgeversgenre en genredialoog

Tot zover waarom ik denk dat de Gebroken Aarde-trilogie geen sciencefiction is. Maar waarom is het dan specifiek deel van het fantasygenre? Om dit te kunnen beantwoorden moeten we kort stilstaan bij wat, in mijn optiek, genre is. Er zijn grofweg gesproken twee manieren waarop we genre kunnen bekijken. Zo is genre voor een groot deel een marketingcategorie. Het geeft aan op welke plank in de boekenwinkel het boek wordt neergezet. Welke doelgroep de uitgever voor ogen heeft voor het boek. Dit genre wordt door het marketingteam van de uitgever bepaald, niet door de auteur. Zo werd De Goede Zoon van Rob van Essen als literaire roman in de markt gebracht terwijl Van Essen het zelf wilde profileren als ‘autobiografische sciencefiction’ (Trouw, 11 mei 2019). Wat dit betreft is het antwoord op het genrevraagstuk van De Gebroken Aarde makkelijk. Uitgeverij Orbit zet het als fantasy in de markt.

Maar genre is niet alleen die marketingcategorie. We kunnen genre ook zien over een discours over ideeën, over tropes. Tropes, terugkerende concepten en thema’s, worden door verschillende auteurs gewikt en gewogen, van alle kanten belicht, ontmanteld en in vreemde vormen weer in elkaar gezet. Dus, als we willen weten onder welk genre we De Gebroken Aarde trilogie moeten plaatsen, kunnen we ons ook afvragen met welk werken binnen het fantastische genre Jemisin met haar trilogie in discours is. Hierboven heb ik al beargumenteerd dat deze boeken het gesprek aangaan met fantasy-werken en daar, in feite, argumenten vanuit de sciencefiction voor gebruikt. Wat deze discussie vertroebelt is dat er een aantal tropes zijn die zowel in sciencefiction als fantasy voorkomen. Zo is er de trope van de vervolging van mensen met speciale gaven. Deze trope komt regelmatig voor in zowel fantasy als sciencefiction. In sciencefiction zien we dit, bijvoorbeeld, in het Psi Corps van de SF-serie Babylon 5. Ook in superheldenverhalen komt dit vaak voor, zo draaien de X-Men-strips en -films om dit idee. Maar we zien ook in fantasy vaak dat magie en de mensen die er gebruik van kunnen maken met angst worden bejegend in hun samenleving. We zien dit in bekende werken als A Song of Ice and Fire van George R.R. Martin en rollenspelwerelden als Dark Sun, tot de wereld van de tabletop wargame Warhammer Fantasy. Dus met welke genres is Jemisin door het verkennen van deze trope in gesprek? Jemisin is vrij stellig in het antwoord op deze vraag:

“::mild grumble:: Have been told there’s a theory out there that the Fulcrum in the Broken Earth was inspired by Babylon 5’s Psi Corps. NO! I hated B5, damn low-rent DS9 wannabe. (Liked it better later, but anyway.) I was inspired by *Dragon Age.* Get your nerd links right!”

N.K. Jemisin, Twitter, 11 september 2019

N.K. Jemisin heeft het idee van het Fulcrum en de Hoeders vrijwel linea recta overgenomen van de fantasy-computerspelreeks Dragon Age. Daar heb je in plaats van het Fulcrum en de Hoeders de Cirkel en Tempeliers, maar het concept is vrijwel hetzelfde. De makers van Dragon Age hebben zich weer laten inspireren door de manier waarop in Warhammer Fantasy met magiërs werd omgegaan, wat weer een gevolg is van een magiesysteem dat geïnspireerd is door de werken van Michael Moorcock. Jemisin neemt dus deel aan een dialoog die al decennia gaande is in het fantasygenre. Of om haar eigen woorden te gebruiken:

“What I think to some degree what I’m trying to engage with is that fantasy tendency to try and justify oppression. You see it again and again in fantasy that this one group of people over here are mistreated, but there’s a ‘good reason’ for it.“

Dit is ook geen unieke ingeving. Als je beseft dat de hoofdschrijver van de eerste drie Dragon Age spellen, David Gaider, een openlijk homoseksuele man is dan besef je al snel dat ook Dragon Age al kritiek levert op deze trope van ‘vervolging om goede redenen’. Jemisin koppelt deze kritiek echter op weergaloze manier aan het vraagstuk van systemisch racisme in de samenleving.

De toekomst van fantasy

Als je zover ben gekomen in mijn betoog, dan zal je je wel afvragen waarom dit zo belangrijk voor mij is. Immers, een belangrijke trend binnen de SFF-literatuur de afgelopen jaren is juist genremenging. Er is altijd sprake geweest van genremenging, natuurlijk, maar het is de laatste tijd weer in opkomst. Goede voorbeelden zijn de Machineries of Empire-trilogie van Yoon Ha Lee, Empress of Forever van Max Gladstone en Gideon the Ninth van Tamsyn Muir. We kunnen zeggen dat De Gebroken Aarde hier ook een voorbeeld van is door de manier waarop Jemisin een sciencefictionachtige wereldbouw-aanpak gebruikt in haar werk.  Zoals zij in het dankwoord van Het Vijfde Seizoen schrijft: “Deze fantasyroman is deels geboren in de ruimte.” Wat maakt het dan uit welk genre het is?

Bonsaiboom

Enkele jaren terug gaf fantasyauteur Brandon Sanderson een reeks lezingen waarin hij onder andere betoogde dat fantasy nog heel veel onontgonnen terrein heeft. De wonderlijke werelden die in het fantasygenre gecreëerd worden, bieden de mogelijkheid om bekende verhalen in een nieuw daglicht te zien. Ieder verhaal is al verteld, wordt wel eens gezegd. Het is juist fantasy dat ons als geen ander de mogelijkheid geeft om die verhalen via deze magische werelden in een andere context te plaatsen, door de regels van de wereld zo te veranderen dat ze thema’s verscherpen en verhaallijnen kracht bij zetten. En dat is precies wat we zien bij De Gebroken Aarde. Hier wordt een fantasywereld gebruikt om een prachtig en vreselijk verhaal te vertellen over de invloed van systemisch racisme op de relatie tussen een moeder en dochter. Jemisin laat ons hiermee ons zien wat racisme doet met mensen, met samenlevingen en hoe het een gebroken wereld achterlaat. Deze boeken laten zien wat de kracht is van fantasy als genre. Door het onder sciencefiction te scharen zeg je in feite dat fantasy (en secundaire wereld fantasy in het bijzonder), niet meer kan zijn dan verhalen over queesten en helden, over draken en elfen of corrupte adel in pseudo-middeleeuwse werelden. Dan maak je van fantasy een bonsaiboom; een mooi boompje wellicht, maar gesnoeid op het moment dat het een onverwachte kant op groeit. Ik wil juist zien wat er voor moois uit voort kan komen als we het fantasy-genre laten groeien en bloeien in alle richtingen waar het maar wil. Door de fantasy-wortels van De Gebroken Aarde te erkennen, geven we toekomstige fantasyverhalen de ruimte die daarvoor nodig is.

Dit artikel, door Eddie A. van Dijk, is eerder verschenen in HSF (2020/1).

http://nkjemisin.com/books/the-fifth-season/the-broken-earth-sample-first-chapter/

Interview met Robert Soeterboek en Edwin Balogh – HSF (2019/3)

Voorbij het Elektrische Kasteel: een interview met Robert Soeterboek en Edwin Balogh

Edwin Balogh heeft een veelzijdige muzikale carrière opgebouwd. Hij heeft gezongen in de Tilburgse formatie Stages, de Hongaarse band Omen, Tamas en als “the Roman” in Into The Electric Castle van Ayreon. Daarbij heeft hij teksten geschreven voor diverse Hongaarse artiesten, houdt hij zich bezig met vocalcoaching en het opnemen en produceren van muziek.
Robert Soeterboek is zanger en heeft gezonden in verschillende bands en aan diverse projecten in binnen- en buitenland meegewerkt. Op een paar op te noemen: Vulture, Highway Chile, Wicked Sensation, Thomsen, Ayreon en Star One. Daarnaast heeft hij meegewerkt aan veel commercials voor radio en tv en organiseert hij momenteel twee jaarlijkse festivals, namelijk Blokhut live en Rotterdam Rocks.

Namens het NCSF mocht ik Robert Soeterboek en Edwin Balogh een aantal vragen voorleggen over het live project Into the Electric Castle And Other Tales.

Zaterdag, 14 september 2019, heb ik jullie optreden gezien in Ayreons Electric Castle Live And Other Tales in 013 te Tilburg. Hoe heb je je voorbereid op deze rol?

Edwin: Arjen vroeg me vorig jaar in de zomer of ik interesse had om “the Roman” live te spelen en aangezien “Into The Electric Castle” een van de gaafste albums vind waar ik ooit aan heb meegedaan was mijn antwoord een volmondig ja. Aangezien de rol van “the Roman” een krijger betreft en geen volgevreten senator, is mijn eerste stap geweest om naar de sportschool te gaan om eens flink te gaan fitnessen. Ik zing dagelijks erg veel dus mijn zangconditie is altijd wel op orde echter, het was al wel een hele tijd geleden dat ik in de Rock c.q. Metal iets had gedaan als zanger en zeker niet op dit niveau. Dus naast mijn bijna dagelijkse oefensessies heb ik Arjen en Joost gevraagd of ik met de band kon repeteren om het gevoel weer een beetje te krijgen. Rond juli ben ik dat dus gaan doen en dat was heerlijk. Het is namelijk heel erg tof als zo’n productie tot leven komt door de vingers van muzikanten. Bovendien voelde het een beetje als thuiskomen.

Robert: Ik ben vooral op mezelf en sluit me af, teksten neem ik door en luister de songs totdat alles in mijn hoofd zit, op showdagen zelf kan ik me daardoor wat meer ontspannen, zenuwen heb ik geen last van.

Het werk van Arjen Lucassen is nauw verbonden met science fiction en fantasie. Heb je hier zelf ook iets mee? Wat kijk, lees of speel je zelf wat met science fiction en/of fantasie te maken heeft en wat raad je anderen aan?

Edwin: Ja ik ben een enorme fan van het hele Star Trek oeuvre met in het bijzonder de Next Generation. Bovendien ben ik helemaal gek van Harry Potter, Fantastic Beasts, etc. Ik volg alles van Marvel en ben een fervent Netflixer die de meeste fantasie en sciencefiction series en films kijkt. Het laatste wat ik gezien heb is de serie Another Life en ik ben geïntrigeerd door de Braziliaanse serie 3%.

Robert: Niet direct nee, maar door Arjen’s teksten ben ik me er wel wat meer in gaan verdiepen en zeker nu ik John de Lancie heb ontmoet en gesproken zal ik me toch eens op Star Trek storten. Ik ben wel naar een lezing geweest van André Kuipers over zijn ruimtereizen en was hevig onder de indruk. Ik ben ook een tijd verslaafd geweest aan Zelda!

Hoe was je samenwerking met Arjen Lucassen, hoe ben je destijds bij het project betrokken geraakt en wat vond je van de live uitvoeringen?

Edwin: Volgens mij heeft Arjen een album van Omega gekregen van een gemeenschappelijke kennis. Hij vond wel dat ik een goede stem had maar dat het allemaal wat laag was. Wat overigens klopt, want ik zou aanvankelijk maar 1 nummer op de Omega cd inzingen en verder alleen de Engelse teksten schrijven. Kortom de toonsoorten op het album waren eigenlijk gekozen voor de stem van Mecky (de originele zanger). Arjen heeft mij toen uitgenodigd om eens kennis te maken en daar heb ik een gitaar gepakt en een liedje voor hem gezongen en dat heeft hem overtuigd. De samenwerking met Arjen heb ik als heel prettig ervaren. Hij weet wat hij wil en laat je wel de kans om het beste van jezelf te laten zien. Ik vind het fijn als mensen duidelijk zijn. Bovendien houden we beide van Monty Python en Star Trek. Dat we dit nu met deze geweldige groep mensen live op het podium hebben gezet, met zoveel passie, kwaliteit en dan ook nog in zo’n gezellige relaxte sfeer, is voor mij een ongelofelijke fijne ervaring geweest die nog steeds een beetje onwerkelijk voelt. Toen ik hoorde dat John de Lancie mee zou doen werd ik helemaal gek. Ik ben een Next Generation fan en dan vind ik de afleveringen met Q ook nog eens de leukste. De samenwerking was geweldig en John is ook een hele prettige persoon om mee te werken. De zondag voor de shows ontmoette ik hem in Sandlane Studio’s in Rijen en toen hij aan zijn voordracht begon dacht ik: zometeen knipt hij met zijn vingers en ben ik aan de andere kant van het universum.

Robert: Mijn samenwerking met Arjen is altijd goed geweest. We zijn al bevriend met elkaar ver voordat hij met Ayreon begon. We zaten in verschillende bands en schreven samen songs. Een van de bands droeg de naam ”Planet nine” (de negende planeet), de negende planeet is Pluto en het grappige was dat onze bassist Peter Vink (ja die van Star One!) in de Plutostraat woonde destijds, dan heb ik het over zo’n 30 jaar geleden! Eerst was de naam Plan Nine afgeleid van de eerste science fiction film “Plan Nine From Outer Space”, een hele slechte productie trouwens! Toen kwamen we erachter dat er al een punkband bestond met de naam “Plan Nine” zodoende is het Planet Nine geworden. De live uitvoeringen zijn naar mijn mening geweldig. Er wordt hard aan gewerkt en de voorbereidingen zijn dan ook tot in de puntjes nauwkeurig, tel daarbij op de gedrevenheid en karakters (die perfect samengaan) van de muzikanten, zangers, zangeressen en crew dan weet je eigenlijk al dat het resultaat goed zal zijn. Arjen heeft een gave om de juiste mensen bij elkaar te brengen!

Dit interview, door Jan Johannes Scholte, is eerder verschenen in HSF (2019/3).

em-music.nl/over-edwin
baroeg.nl/robert-soeterboek/

De Zwijgende Aarde – HSF (2019/3)

Nadat de VS is ingestort, is de EU de grootste wereldmacht geworden. Nederland heeft een voortrekkersrol daarin. In deze wereld kunnen mensen zich verbeteren door cybernetische en genetische modificaties, maar er wordt neergekeken op dit soort ‘klusjes’. ‘Puur blijven’ is het grootste goed.

De aarde regeert over de koloniën in het zonnestelsel, vooral dankzij de ruimteschepen van de VAHA (Verenigde Aardse Handels Alliantie, vergelijkbaar met de VOC.) Maar dan gebeurt er iets waardoor communicatie van en naar de aarde wegvalt en de schepen van de VAHA niet meer kunnen uitvliegen. De koloniën zijn op zichzelf aangewezen.

De boeken over De Zwijgende Aarde vertellen wat er dan gebeurt.

 

Zes auteurs, vijf boeken, één universum

In het buitenland bestaat het idee van een ‘shared universe’, waarin verhalen van meerdere auteurs dezelfde verhaalwereld delen, al heel lang. Denk aan filmuniversum van Marvel, de boeken die zich in Dungeons & Dragons-werelden afspelen, of het Arrowverse van DC-superhelden.

Ik wilde iets soortgelijks met een groep schrijvers proberen. Niet een serie met een verhaallijn die doorloopt, maar een wereld waarin meerdere verhalen verteld worden. Veel meer dan dit gegeven had ik in eerste instantie niet; of het een fantasywereld moest worden, of juist een SF-universum, wist ik nog niet. Toen ik auteurs ging zoeken werd vrij snel duidelijk dat iedereen een voorkeur voor sciencefiction had.

Ik heb auteurs gezocht wiens werk ik kende en goed vond. Ik wilde een diverse groep, met verschillende schrijfstijlen. Het was niet de bedoeling dat de samenwerking zou resulteren in een eenheidsworst, maar het ging me juist om de diversiteit waarmee de auteurs de verhaalwereld zouden benaderen.

We hebben de wereld samen gecreëerd en gebrainstormd over de thema’s van de serie, het verloop van de tijdlijn, en dergelijke. Verder hebben we elkaars synopsissen en verhalen gelezen, en geprobeerd verwijzingen en lijntjes naar elkaars romans te verwerken.

 

Verhalen van de Zwijging

De vijf romans in de serie spelen zich elk af op een andere plek in ons zonnestelsel. Elk boek is zelfstandig te lezen, maar wanneer je ze allemaal leest krijg je een beter beeld van het grote geheel.

Revolte van Jorrit de Klerk speelt zich af in de planetoïdegordel, waar veel cybernetisch gemodificeerde mijnwerkers leven. Raik, de hoofdpersoon, werkt voor de VAHA en staat op het punt gepromoveerd te worden wanneer er onrust uitbreekt. Het is een actierijk verhaal, een echte rollercoaster. Revolte is Jorrits romandebuut.

Roest, mijn eigen bijdrage, speelt zich af op Mars. Hoofdpersoon Sam is een magistraat in dienst van het Internationale Mars Akkoord. Ze reist tussen nederzettingen om de wet te handhaven en recht te spreken. Zes jaar geleden werd ze geïnfecteerd met een technovirus dat haar DNA heeft herschreven. Doodsbang om verder te muteren probeert ze haar werk zo goed en zo kwaad als het gaat uit te voeren. Het boek is een thrillerachtige zoektocht naar identiteit.

Na twee serieuze boeken voegt Mara van Ness met Titanium een lichtere ‘touch’ toe. De Saturnusmaan Titan is het Las Vegas van het zonnestelsel. In ‘kuuroorden’ wordt elke maas in de wet benut om je levensduur te rekken zonder je belastingvoordeel kwijt te raken. Wanneer het contact met de aarde verbroken wordt, strandt wetenschapster Emmelie hier. Ze stuit op een schandaal dat de manier van leven op Titan weleens op zijn kop zou kunnen zetten …

Tweeleed van Django Mathijsen en Anaïd Haen is een heuse familiekroniek. Het boek begint 37 jaar vóór de Zwijging en eindigt tien jaar erna. Geconfronteerd met de keus tussen puur blijven of laten modificeren, jong sterven of overleven, ziet Arno zich gedwongen een beslissing te nemen met vergaande gevolgen voor hemzelf en zijn kinderen.

Als je het hebt over Nederlandse sciencefiction, kun je bijna niet om Johan Klein Haneveld heen. IJsbrekers is zijn veertiende boek. Tien jaar zijn voorbijgegaan sinds de kolonies van het zonnestelsel het contact met de aarde verloren. De voortvluchtige wetenschapper Michelle Dijon is gestrand op Europa. Maar het einde van de Zwijging lijkt te zijn aangebroken. Van de aarde vertrekken de eerste schepen, vastbesloten de macht van de moederplaneet te herstellen …

De prachtige covers zijn geschilderd door Loek Weijts. Hij heeft precies het juiste evenwicht tussen klassiek en modern weten te treffen die ik voor deze boeken voor ogen had.

De Zwijgende Aarde is een mooie serie geworden, die onze verwachtingen overtreft. Ik hoop dat SF-liefhebbers net zo van de serie zullen genieten als wij bij het schrijven ervan.

Dit artikel, door Jasper Polane, is eerder verschenen in HSF (2019/3).

quasis.nl

Worldcon Dublin 2019 – HSF (2019/3)

Er waren op de Worldcon van 2019 bijzonder veel NCSF leden te vinden, hieronder 4 verslagen.

Klara Lammers :

Een bizar idee dat de Worldcon waar ik toch een paar jaar mee bezig ben geweest nu is afgelopen. In de afgelopen jaren zat ik regelmatig achter tafels op Eurocons en Eastercons om Dublin te promoten. Ik ben na Dublin ook nog naar de Eurocon in Belfast gegaan. Ik ben afgelopen dinsdag, 27 augustus, net weer thuis gekomen. Dublin was heftig! Zovéél te zien, te doen en te beleven. Lange dagen en héél véél pijn aan mijn voeten van het lopen. Helaas nam ik (te) weinig tijd om met mensen te praten, maar misschien heeft iemand me wel hyper langs zien komen. 1 x met Heidi gegeten bij een hotel vóórdat het concert van het Worldcon Orchestra begon. Dat was voor mij wel 1 van de hoogtepunten. Leuk dat een groep Nederlandse fans elkaar wilde ontmoeten tijdens de con, helaas moest de groep net weg op het moment dat ik ze gevonden had na mijn dienst in de Green Room. Om mijn vrijwilligers T-shirt te verdienen was ik daar regelmatig te vinden. Ik heb genoten van de conventie. De meeste dingen waar ik naartoe ging (voornamelijk concerten, toneelstukken, quizzen en op donderdagochtend Yoga voor trekkies) hadden niet zulke lange wachtrijen. Natuurlijk ben ik ook naar panels gegaan, ik was 1 van de gelukkigen die bij “Oppy or Armstrong” was op de woensdagavond en ik was bij 1 Kaffeeklatsch op donderdag en 1 reading op maandag (beiden van Michelle Sagara West, 1 van mijn favoriete auteurs). Ik was eerst uitgeloot en vlak voor de conventie hoorde ik dat ik toch kon gaan. Uitgelaten kwam ik aan bij de Science Gallery, waar natuurlijk een rij stond. Dave Lally zag me aankomen en ik heb daar nog gezellig met hem gepraat. De tijd vloog voorbij en we konden voordat we er erg in hadden naar binnen. Er was een leuke interactie tussen de panelleden en ik hoorde iemand zeggen dat ze Aliette de Bodard slim en grappig vonden en iets van haar wilden lezen (ze hebben geluk, want er is genoeg leesvoer van haar te vinden). De openingsceremonie in combinatie met de retro-Hugo’s vond ik echt saai! De reden is waarschijnlijk dat Loncon3 in 2014 hoge verwachtingen bij mij geschapen hadden met het thema “War of the Worlds”. Dat was toen een hele leuke ceremonie. De Hugo-ceremonie ging ik bij “Martin’s” kijken, maar dat hield ik helaas niet lang vol. Ik vond het wel mooi dat de bar vernoemd was naar Martin Hoare. Elke dag was er zoveel te beleven, zoveel highlights. Ik denk dat niemand alles heeft kunnen zien/beleven wat er gebeurde. Natuurlijk zijn er dingen geweest die niet zo gingen als het moest. Ik heb in ieder geval genoten. Hopelijk hebben de meeste mensen die er waren ook genoten. Als je ooit een kans krijgt, ga dan naar een Worldcon! Wie weet, misschien is er in 2024 een Worldcon in Glasgow (en ja, ik heb al achter de Glasgow tafel gezeten om promotie te maken)

Heidi van der Vloet:

Het is altijd weer bijzonder om in het warme badje van het Fandom te belanden. Deze Worldcon was voor mij de zesde, en de eerste dat ik genoeg uren meegedraaid heb als vrijwilliger om een vrijwilligersshirt te bemachtigen. Ook deze keer is het het hele team en alle losse meehelpers weer gelukt om een prachtig evenement voor 6000 fans neer te zetten. De absolute high-lights waren voor mij de uitvoering van het symfonieorkest (ik ben een sucker voor bombastische filmmuziek), de panels over ruimtevaart met Jeannette Epps en Marie Robinette Kowal, de Artshow (zoveel moois! Ik kan niet kiezen!) en mijn vertoning als spotlight-bediener tijdens de opening en de Hugo Awards. Maar er valt over zo’n lang weekend zo veel meer te zeggen en te schrijven. Het is een klein weekje weg van de dagelijkse realiteit, oeverloos lullen over de toekomst en alles wat je jezelf er maar bij kunt voorstellen, genieten van muziek en bier, oude vrienden opnieuw zien, nieuwe vrienden ontmoeten en nieuwe ervaringen opdoen en altijd met te veel nieuwe boeken thuis komen.

Marcel van der Rijst:

Na Helsinki in 2017 was er dit jaar weer een World SF convention in Europa en wel in Ierland. We vlogen op woensdag naar Dublin en we kwamen meteen al bekenden tegen toen we onze toegangspassen ophaalden die middag in het CCD waar de conventie werd gehouden De volgende dag hebben we ons op het programma gestort. Het is moeilijk om te beschrijven hoe het is om een World SF conventie te bezoeken. Voor ons begint het altijd met het aanstrepen van programmapunten die we graag willen bezoeken. En omdat er meer dan 10 stromen naast elkaar zijn kiezen we dan diegene die we gezamenlijk hebben gekozen. En natuurlijk lukt het voor geen meter om naar alle aangestreepte punten te gaan, want er zijn naast het programma ook veel andere zaken te bekijken en te bezoeken. Zoals de dealersroom, waar Wilma weer menig leuk boek heeft gevonden en waar naast boeken ook andere zaken, zoals kunst, sieraden, T-shirts en andere merchandise te vinden waren. De Artshow, waar je allerlei SF&F kunst kan bewonderen. Zo hadden Jim Burns en Chris Moore er verschillende van hun werken hangen Maar onze favorieten waren toch Margaret Walty en Sarah Clemens. Die kenden we nog van vorige conventies en verschillende van hun tekeningen hangen aan onze muren thuis. En als je al het lopen moe was kon je SF-fans van over de hele wereld ontmoeten in Martin’s Bar. Deze bar is vernoemd naar de net overleden fan Martin Hoare, die ik nog ontmoet heb op verschillende Beneluxcons, Ook deze Ierse conventie had zich vergist in het aantal bezoekers. Er kwamen meer mensen op af dan waar ze op gerekend hadden. Ook al was het verdeeld over twee locaties moest je het toch goed plannen omdat je bijna bij elk programmapunt wel in de rij moest staan om de zaal binnen te komen. Maar dat gaf juist leuke momenten om in gesprek te komen met andere fans. We hebben menig panel en lezing meegemaakt. Niet alle panels en lezingen waren even interessant, maar andere waren juist heel leuk of leerzaam om mee te maken. We ontdekten dat een van de Guests of Honor Diane Duane een vlotte prater is en we hebben een aantal programma items met haar meegemaakt. De leukste was het interview dat collega schrijver John Scalzi met haar had over haar diepte-, maar ook hoogtepunten van het schrijverschap. Haar leven met haar man Peter Morwood, tevens schrijver en hoe ze, wat mij heel bekend voorkomt, uren niets tegen elkaar kunnen zeggen als ze met het schrijven bezig zijn. En nog vele andere zaken met veel humor verteld. Het toneelstuk van Paul…. ehhh Peter Cox, Two Stakes. Over Peter’s wederwaardigheden bij het Bram Stoker Society in Londen. Met verve en humor verteld. De lezing door Sylvia Spruck Wrighley, Throwing Grandma out the airlock. Over hoe oudere vrouwen altijd stigmatisch worden weergegeven in Fantasy boeken en hoe dit geheel niet gebeurt in Science Fiction boeken. Het interview met George R.R. Martin en zijn vrouw Parris McBride over hoe het toeging op de conventies in de jaren 70 en het verwezenlijking van Joe Haldeman’s droom, twee naakte vrouwen in een badkuip vol met roze drilpudding en hoe die sindsdien altijd een pak instant drilpudding krijgt, terwijl hij er helemaal niet van houd. De lezing van Bridget Landry op zondag over de missie van Cassini-Huygens die de manen en ringen van Saturnus beschreef. Ze was medewerker aan dit project en de lezing zat vol mooie foto’s van de manen en de ringen en wat ze daar allemaal hebben ontdekt. En natuurlijk moeten we het concert op vrijdagavond niet vergeten. Waar een orkest thema’s van Fantasy en SF series en films, waaronder Games of Thrones, Star Wars en Fantasia, speelt. Dat was wederom een genot voor het oor. En we hebben ook met plezier naar de mooi kostuums in de Masquerade op zaterdag gekeken. En wat juist deze Masquerade zo bijzonder maakte was het wachten op de uitslag. Toen daagde de toastmaster allerlei mensen uit om te improviseren bij foto’s die werden vertoond op het grote scherm. Hier ontstonden hilarische verhalen. Zoals je wel ziet, wij hebben ons uitstekend vermaakt op de conventie en naast dat we veel hebben gezien hebben we ook veel van onze vrienden gezien en gesproken en een paar nieuwe vrienden gemaakt. Ook al was de conventienog bezig op maandag, zijn we al vertrokken voor een rondreis door het mooi binnenland van Ierland om wat af te kicken van alle indrukken die we hebben opgedaan op de conventie.

Jan Johannes Scholte:

De eerste World Science Fiction Convention was in 1939. Mijn eerste World Science Fiction Convention was de 77ste onder de naam Dublin 2019 – An Irish WorldCon. Van 15 augustus tot en met 19 augustus was ik voornamelijk in het Convention Centre Dublin te vinden. Na de registratie, in september 2018, werd de omvang van wat een Worldcon is en wat het inhoudt steeds duidelijker. Dat dacht ik althans. Het werd pas echt duidelijk vanaf het moment dat ik er rond liep, achter de First Dutch Eurocon fantafel zat, panels bijwoonde (onder andere over Chinese science fiction, het koloniseren van de ruimte om ons heen en niet menselijke intelligentie) en een aantal speciale evenementen (de Hugo Awards en het Worldcon Philharmonic Concert, de handtekening krijgen van George R.R. Martin) mee mocht maken. Het is groots. Dat bleek al bij het doorbladeren van de 188 pagina’s tellende Pocket Convention Guide. De Worldcon heeft veel goede en fijne indrukken achtergelaten. Vooral op het gebied van de algemene gemoedelijke sfeer van het hele gebeuren en de openheid en vriendelijkheid van de leden naar elkaar toe. Het ontmoeten van bekenden en onbekenden. Zo’n 5.800 bezoekers uit ongeveer zestig landen hebben samen zorgen gedragen voor een prima tijd.

Dit artikel is eerder verschenen in HSF (2019/3).

dublin2019.com

Gouden Tijden – HSF (2019/3)

Het zijn gouden tijden voor de SF-liefhebber. Niet langer doen SF-series zoals Battlestar Galactica hun best er uit te zien alsof ze in onze eigen tijd afspelen. Series als Westworld, The Expanse, Killjoys, Lost in Space en Altered Carbon maken er geen geheim van dat ze tot ons geliefde genre behoren, terwijl Star Trek aan een renaissance bezig is. Amerikaanse en Europese stripmakers kiezen steeds vaker voor het genre om commentaar te kunnen geven op onze samenleving, via reeksen als bijvoorbeeld Saga, Low, Descender en Bitch Planet. Ook wie van lezen houdt komt ruimschoots aan zijn of haar trekken. Domineerde eerst de fantasy in de boekwinkel en de recensiepagina’s, nu staan die vol met schrijvers als Ann Leckie, Kameron Hurley, Becky Chambers, Charlie Jane Anders en Tade Thompson.

Tot het begin van deze eeuw leek SF vooral bedoeld voor heteroseksuele mannelijke lezers van westerse afkomst. Schrijvers als Peter Hamilton, Stephen Baxter en Alastair Reynolds bouwden verder op de basis die was gelegd door Asimov, Clarke en Heinlein. Het waren boeken voor een nichepubliek, voor lezers die of zelf waren opgegroeid in de ‘gouden eeuw van de science fiction’ of die het genre hadden leren kennen via fans uit die periode.

Ikzelf raakte geïnteresseerd in science fiction door de boeken die mijn vader had verzameld, en dat waren veelal vertaalde verhalen uit de jaren veertig en vijftig. Het was zogenoemde ‘harde SF’, met vaak lineaire plots, waarbij de capabele held in zijn eentje met behulp van technologie de aarde veilig stelde. Boeken als ‘Rendezvous with Rama’ van Arthur C. Clarke of ‘The Day of the Triffids’ van John Wyndham lieten hun stempel achter op mijn verbeelding.

De nieuwe generatie auteurs is het echter gelukt een ander publiek aan te trekken. Hun boeken worden ook gelezen door jongere individuen met een niet-westerse achtergrond, door vrouwen, door mensen die zich als LGBTQA identificeren. Dat komt onder andere doordat ze zich afspelen in andere locaties dan de Verenigde Staten en recht doen aan de ingewikkelde wereld waarin we leven, waar allerlei belangen door elkaar lopen. Ook reduceren ze hun karakters niet tot stereotypen, maar geven ze ruimte voor diversiteit. Voor de lezers van nu voelen deze verhalen veel levensechter aan dan die van Asimov en Clarke. Ook ik word er enthousiast van. Bij bezoeken aan het American Book Center in Amsterdam moet ik oppassen dat ik niet meer boeken meeneem dan ik kan tillen. Bloggers en recensenten zeggen terecht dat we leven in een ‘tweede gouden eeuw’ van de science fiction.

Helaas loopt Nederland een beetje achter op de internationale ontwikkelingen. Het is nog steeds fantasy dat de klok slaat en als er SF wordt geschreven, gaat die regelmatig over thema’s en ideeën uit de jaren ’50. Maar ik heb goede hoop. Steeds meer uitgevers wagen zich aan science fiction, zoals Quasis met de boeken uit ‘De zwijgende aarde’, en nieuwe of vernieuwde tijdschriften zoals ‘De horizonvreter’ en ‘HSF’ zijn positieve signalen. Ik zie ook voor de Nederlandstalige science fiction gouden tijden in het verschiet!

Dit artikel, door Johan Klein Haneveld, is eerder verschenen in HSF (2019/3).

johankleinhaneveld.blogspot.com/

Ruimte voor vrouwen: Calculating Stars – HSF (2019/3)

Mary Robinette Kowal heeft dit jaar een Hugo gewonnen voor haar boek The Calculating Stars. In haar dankwoord verwees Kowal naar “the Mercury 13” als inspiratiebron voor het verhaal. Het boek is een groot ‘wat als’ verhaal gegoten in een jasje van alternatieve geschiedenis en een beetje sciencefiction. De grootste ‘wat als’ die naar voren komt is de vraag wat er gebeurd zou zijn als vrouwen wel gelijke kansen zouden krijgen binnen het Amerikaanse ruimtevaartprogramma. In het boek lukt het de hoofdpersoon wel wat de Mercury 13 vrouwen niet lukte – Elma is de eerste vrouwelijke astronaut. Het boek leest vlot, maar is duidelijk geschreven voor een publiek dat goed op de hoogte is van de algemene Amerikaanse geschiedenis vlak na de Tweede Wereldoorlog en in het bijzonder op de hoogte is van de vroege ontwikkelingen in de lucht- en ruimtevaart. Er worden vanaf 1952 veel feiten subtiel, en minder subtiel, aangepast waardoor de maanlanding vervroegd plaats moet vinden. Zonder voorkennis gaat een diepere laag in het boek verloren. Wat jammer is, want dit boek is zoveel meer dan alleen een feministische roman.

Wie waren de Mercury 13 nou eigenlijk en wat is hun verhaal? William Randolph Lovelace II ontwikkelde voor NASA het testprogramma waarmee vastgesteld kon worden of mannelijke kandidaten geschikt waren om de ruimte in te gaan. De kandidaten waren allemaal testpiloten. Tijdens het ontwikkelen van het programma vroeg William Randolph Lovelace II zich af of vrouwen de tests ook zouden kunnen halen. Hij financierde het testprogramma zelf en het doel was vooral om zijn eigen nieuwsgierigheid te bevredigen. Hij wilde weten of vrouwen andere resultaten zouden laten zien dan mannen. Er werd in die tijd nog vaak gedacht dat vrouwen en mannen biologisch zo verschillend waren dat vrouwen niet hetzelfde als mannen konden presteren. Aan het onofficiële testprogramma voor vrouwen deden 25 kandidates mee waarvan er 13 overbleven die de selectietest succesvol doorliepen. Deze vrouwen komen in de officiële geschiedenis van NASA helemaal niet voor.

Alle kandidates waren, net als hun mannelijke collega’s, ervaren piloten. De bekendste kandidate was Geraldyn “Jerrie” Cobb. Zij is de enige van de 13 kandidates die alle drie de testfases voor het Mercury programma heeft doorlopen. Dit waren de fysieke, mentale en simulatietests die de mannen ook doorlopen hebben. Ze scoorde bij de beste 2% en zou als ze een man geweest was zeker deel uitgemaakt hebben van de Mercury 7 groep. Misschien zou ze dan zelfs wel de eerste Amerikaan in de ruimte geweest zijn. Het heeft niet zo mogen zijn, ondanks het feit dat ze onderdeel geweest is van een campagne in de jaren 60 om vrouwen toe te laten tot het ruimtevaartprogramma.

Het heeft jaren geduurd voordat vrouwen officieel onderdeel mochten uitmaken van het testprogramma voor astronauten van NASA en voor Jerrie Cobb kwam het te laat. De eerste officiële vrouwelijke kandidates werden toegelaten in 1978 toen de opleidingen voor het Space Shuttle programma begonnen. Astronaut Sally Ride was de eerste Amerikaanse vrouw in de ruimte in 1983 tijdens missie STS-7. Eileen Collins was de eerste vrouwelijke piloot van een Space Shuttle tijdens missie STS-63 in 1995. Mae Carol Jemison was de eerste Afro Amerikaanse vrouw in de ruimte in 1992. Ze heeft daarna nog een kleine rol gespeeld in de aflevering  Second Chances van Star Trek The Next Generation.

Over de Mercury 13 vrouwen is een documentaire verschenen die te zien is op Netflix. De afgelopen tijd is er meer aandacht voor de onbekendere delen van de ruimtevaartgeschiedenis.

Dit artikel, door Marlies Scholte Hoeksema, is eerder verschenen in HSF (2019/3).

us.macmillan.com/series/ladyastronaut/

netflix.com/mercury13/

maryrobinettekowal.com/

vpro.nl/programmas/chasing-the-moon/

.

Black Mirror: Striking Vipers – HSF (2019/3)

De aflevering “Striking Vipers” in het vijfde seizoen van Black Mirror verkent op weergaloze wijze homoseksualiteit tussen afro-Amerikaanse mannen door middel van virtual reality. Nu is homoseksualiteit, laat staan de afro-Amerikaanse beleving daarvan, een onderwerp waar ik weinig over kan vertellen. Toch heeft de redactie van de HSF mij gevraagd om een artikel over deze aflevering te schrijven. Dit omdat de virtual reality ervaring die in deze aflevering neergezet wordt, het naamgevende computerspel “Striking Vipers”, een fighting game is. Ik ben, zacht gezegd, een fan van dat genre en laat dus geen kans liggen om er over te praten, zeker niet als ik het kan combineren met mijn passie voor de fantastische genres.

Wat zijn fighting games, waarom hebben de makers van Black Mirror gekozen voor een dergelijk spel voor deze aflevering, en waarom zit er in vredesnaam een ijsbeer in Striking Vipers? Dat zijn vragen die ik in dit artikel hoop te beantwoorden.

Fighting games zijn, kort gezegd, spellen waarin twee spelers ieder een enkel personage besturen in een een-op-een martial arts gevecht. Deze definitie is erg kort door de bocht. Er zijn fighting games waarin spelers meerdere personages besturen (zoals de Marvel versus Capcom serie), of waar meer dan twee spelers aan mee kunnen doen (zoals de Smash Bros serie). Ook gaat het lang niet altijd meer om martial arts gevechten. Maar het genre vindt zijn oorsprong in het hierboven beschreven scenario. Het genre kent ontstond in zijn huidige vorm met het verschijnen van Street Fighter 2: The World Warrior in 1991. Street Fighter 2 was zelf weer het resultaat van een reeks pogingen gedurende de jaren 80 om de actie van martial arts films, die internationaal doorgebroken waren met de film Enter the Dragon (1973), te vatten in een computerspel. Dit leidde tot de ontwikkeling van spellen zoals Double Dragon (1987) en Final Fight (1989) waarin vechtersbazen zich een weg banen door hordes slechteriken. Er waren ook pogingen om het idee van een martial arts toernooi om te zetten naar een computerspel. Een vroeg voorbeeld hiervan was het spel Karate Champ (1984) waarin een enkele speler het opnam tegen een reeks computergestuurde tegenstanders. Street Fighter (1987) was wat dat betreft niet echt een origineel spel. Wat het toevoegde aan het genre waren speciale (sterk overdreven en vaak bovennatuurlijke) bewegingen die de speler met een specifieke joystickbeweging en knoppencombinatie kon uitvoeren. Het tweede spel in de Street Fighter reeks, daarentegen, was een fenomeen. Dit spel stelde spelers in staat te kiezen tussen 8 personages met ieder verschillende speelstijlen en speciale bewegingen. Spelers konden het niet alleen opnemen tegen computertegenstanders maar ook tegen elkaar. Street Fighter 2 was niet het eerste spel dat dit mogelijk maakte, maar wel het eerste spel dat rondom dit idee gebouwd was. Er werd dan ook rekening gehouden met de onderlinge balans tussen de verschillende personages. Ook bevatte Street Fighter 2 als eerste spel in het genre een “combo” systeem waarin een beweging de andere kon volgen zonder dat de tegenstander deze kon blokkeren. Deze innovaties maakte werkelijke competitie tussen spelers met geavanceerde strategieën mogelijk. Het fighting game genre zoals we die nu nog kennen was geboren.

Street Fighter 2 was een weergaloos succes en veroorzaakte een tsunami aan spellen die het voorbeeld volgde: Fatal Fury: King of Fighters (enkele maanden later in 1991), Mortal Kombat (1992) en Samurai Showdown (1993) zijn slechts enkele voorbeelden die de tand des tijds hebben doorstaan.

Hoe groot het fenomeen Street Fighter 2 was is mooi te zien in hoe het spel nu wordt gebruikt in media. In de animatiefilm Wreck it Ralph (2012), een ode aan de vergane glorie van de arcadehallen, zit een scène waarin de arcadekast van het fictieve spel Fix It Felix door de jaren heen blijft staan terwijl andere spellen komen en gaan. Ten minste, totdat Street Fighter 2 ernaast wordt gezet en de twee spellen naast elkaar blijven staan. Ook in de film Captain Marvel (2018), die zich afzpeelt in de jaren ’90 van de vorige eeuw, wordt een Street Fighter 2 arcadekast getoond om ons aan die tijdsperiode te herinneren.

Het is dan ook niet zo verbazingwekkende de makers van Black Mirror hun fictieve spel Striking Vipers voornamelijk op Street Fighter hebben gebaseerd. Er zitten dan ook meerdere verwijzingen naar Street Fighter in de aflevering. Zo is er een virtuele vecht/seks-scene in waar een van de karakters vanuit een stadssteeg een aangelegen gebouw in wordt gegooid. Dit is een expliciete verwijzing naar het “Bustling Side Street” level van Street Fighter V.

Maar waarom zijn de makers van Black Mirror voor een fighting game gegaan? Dit heeft naar mijn mening een aantal redenen. Ten eerste dat ze een spelgenre wilden gebruiken dat een belangrijke rol speelt in de relatie tussen twee afro-amerikaanse mannen. Fighting games komen voort uit de arcadehallen, ondersteund door de gemeenschappen die daar ontstonden rondom de geest van competitie. Deze gemeenschappen (de fighting game community) ontstond veelal in stedelijke omgevingen onder (voornamelijk) jongens die zich elders niet welkom voelden. Dit maakte van de fighting game community in de Verenigde Staten een etnisch diverse gemeenschap. Nog steeds vormen fighting games de meest etnisch diverse onder de zogeheten eSports. Een fighting game was dus een logische keuze om een relatie tussen afro-Amerikaanse mannen onder de loep te nemen.

Een andere reden waarom men voor een fighting game is gegaan is omdat het (over het algemeen) een een-op-een spel is. Dat betekent dat het spel een privé-plek kan zijn voor Danny en Karl. Het verhaal had een hele andere lading gehad als ze, bijvoorbeeld, voor een Battle Royal spel (waarbij grote groepen spelers betrokken zijn) hadden gekozen.

Ook de ervaring van het spelen van een fighting game werkt mee. Een fighting game kan op meerdere niveaus gespeeld worden van casual tot het hoogste niveau van competitie. Voor veel spelers is een fighting game een excuus om op knoppen te rammen en wat lol te hebben. Fighting games staan niet bekend om hun gebruikersvriendelijkheid, al is daar de afgelopen jaren veel verbetering in gekomen. Je moet over het algemeen een mate van expertise hebben om van de strategische en tactische aspecten van fighting games te kunnen gaan genieten. Als je dat niveau hebt bereikt dan worden fighting games een, voor mij althans, verslavende mengeling van strategie, tactiek, executie en het leren lezen van je tegenstander. Verder dan dat niveau ben ik nooit gekomen en zal ik ooit nooit komen, maar het was genoeg voor mij om in ieder geval te snuffelen aan het hogere niveau. Ik heb aan meerdere toernooien meegedaan en al ben ik nooit voorbij de voorrondes gekomen, ik heb mijn mannetje kunnen staan tegen ervaren toernooispelers. Er vindt op dat hogere niveau iets magisch plaats, iets wat ik maar een paar keer heb meegemaakt. Die paar keer waren genoeg voor mij om te begrijpen waarom sommigen een groot deel van hun leven besteden aan het ondersteunen van het fighting game fandom.

Dit artikel, door Eddie A. van Dijk, is eerder verschenen in HSF (2019/3).

netflix.com/blackmirror/

streetfighter.com/

 

Het Wapen van Sjeng: Interview met Pepijn Lanen – HSF (2019/3)

Pepijn Lanen is bekend als rapper Faberyayo in De Jeugd van Tegenwoordig en als zanger in popgroep Le Le, maar ook is hij schrijver. Na de verhalenbundel Sjeumig, de roman Naamloos en de graphic novel Hotel Dorado is in mei 2019 het boek Het wapen van Sjeng verschenen.

Het Wapen van Sjeng gaat over eersteklas flierefluiter Chef die op zoek is naar de Blauw Ridder, een mythisch figuur die naar eigen zeggen de wereld van HEN wil vernietigen. Samen met Anton, zijn gids, volgt hij geheimzinnige kaarten die hen dwars door de trans-Atlantische vlakte voeren. Naarmate hun reis op zeepaardjes vordert en ze de Verzonken Stad naderen, wordt duidelijk dat de relatie tussen Chef en de Blauwe Ridder complexer is dan in eerste instantie leek. En welke rol speelt HEN, de man-vrouwidentiteit die ooit zijn ouders is geweest, en die nu de wereld domineert?

Pepijn Lanen is enthousiast over het NCSF, dat horen wij natuurlijk graag, en van het aanbod om hem te interviewen hebben wij graag gebruik gemaakt.

Pepijn Lanen noemt zichzelf een urban scifi-novelist. Hij heeft zichzelf zo gekwalificeerd, omdat dit eigenlijk de caption van een instagram-post was en dit had vooral met zijn outfitkeuze te maken. Daarna heeft de uitgeverij besloten om dit over te nemen en te laten lijken alsof het over zijn literaire werk gaat. Pepijn Lanen vond dat prima.
In het Nederlandse taalgebied zijn veel schrijvers die zich niet willen identificeren met scifi of waarvan de uitgever niet wil dat een werk dit label krijgt. Pepijn Lanen schuwt dit label echter niet, omdat hij niet bang is om zichzelf te zijn.
Al vroeg in zijn jeugd is Pepijn Lanen met scifi in aanraking gekomen, omdat zijn vader, naast veel over de Tweede Wereld Oorlog en Japen en veel Nederlandse literatuur, ook veel scifi las, waaronder veel Jack Vance, Larry Niven en James Smitz. Zijn vader had de SF serie van Meulenhoff uit de jaren zestig helemaal compleet.
Het oeuvre van William Gibson, The Illuminatur Trilogy en A Clockwork Orange zijn de scifi boeken die Pepijn Lanen bij zijn gebleven en die hij anderen aan zou raden.

Over het laten terugkomen van scifi in zijn werk als rapper in De Jeugd van Tegenwoordig en in popgroep Le Le geeft Pepijn Lanen aan dat al zijn werk futuristisch is.
Pepijn Lanen bereikt veel jongeren en hij heeft het idee dat scifi in entertainment, zoals films, series en games, zeker bij jongeren leeft. Maar boeken leven, helaas, überhaupt not so much onder jongeren. (Werk aan de winkel voor de boekenclub?)

Inspiratie voor het schrijven van het boek Het wapen van Sjeng komt uit een passage in Fear and Loathing in Las Vegas, Spongebob, het naderende einde van de wereld en de hebberigheid van de mens in zijn/haar onmogelijkheid zich van het onafwendbare af te wenden.
In de karakters uit het boek zien wij flarden terug van Pepijn Lanen.
Voor de wereld onder water is gekozen vanwege de romantische setting. Een waar je je direct voorstellingen bij kan maken zonder dat je je er ooit in begeven hebt. En een die, zodra deze geaccepteerd is, een heel scala aan verhaalmogelijkheden en fantastische ontwikkelingen biedt.

Dit interview, door Jan Johannes Scholte, is eerder verschenen in HSF (2019/3).

amboanthos.nl/boek/het-wapen-van-sjeng/

Fire Emblem: Three Houses – HSF (2019/3)

Wat als Zweinstein een militaire academie was? Dat is, in een notendop, het basisconcept van het computerspel Fire Emblem: Three Houses voor de Nintendo Switch.

De hoofdpersoon wordt aangesteld als docent aan die academie, als begeleider van een van de drie klassen, de Three Houses. Iedere klas, ieder met een eigen verhaallijn, is gekoppeld aan één van de drie rijken van het continent Fódlan, samengebracht in een school die gelieerd is aan het fantasy equivalent van het Vaticaan. Je begeleidt je studenten, geeft les, leert hen (en hun medestudenten) kennen, bouwt banden op en leidt ze in tactische turn-based veldslagen.

Naarmate de weken verstrijken bouw je door middel van verschillende activiteiten (zoals gedeelde maaltijden en het houden van theekransjes) banden op met je leerlingen, je collega’s en andere bewoners van de school. Zo volg je een heel schooljaar, waarna een tijdsprong van vijf jaar volgt. Als je je leerlingen terugziet, zijn de drie rijken in een bittere strijd verwikkeld. Studiegenoten vechten tegen studiegenoten, docenten tegen leerlingen, met regelmatig hartverscheurende gevolgen. Zo nu en dan had ik in ieder geval de wens om mijn leerlingen een knuffel te geven. Jammer genoeg was daar geen knop voor.

De aankleding van het spel, dat zo nu en dan mierzoet is, staat in schril contrast met het oorlogsdrama dat zich gedurende het spel ontvouwd. Dit contrast in combinatie met de Persona-achtige simulatie van sociale interactie en de X-Com-achtige veldslagen maakt dit spel tot een van mijn favorieten van dit jaar. Ik zie mezelf dit spel dan ook meerdere keren doorlopen, minstens één keer voor iedere klas.

Deze recensie, door Eddie A. van Dijk, is eerder verschenen in HSF (2019/3).

fireemblem.nintendo.com/three-houses/

The Captain is dead – bordspel – HSF (2019/3)

Attention Crew
The Captain is dead! Our Jump Core is offline. There is a hostile alien ship off our port side. We need to repair the Jump Core so we can get out of here. You have trained for this. You know what needs to be done. Go do it!

Dankzij 1.734 supporters is in november 2014 het kickstarterproject The Captain Is Dead uitgebracht. Een coöperatief science fiction bordspel waarin maximaal zeven spelers een ruimteschip van de ondergang moeten zien te redden. En net als in je favoriete TV serie waar men vreemde nieuwe werelden onderzoekt, in ieder geval één van mijn favoriete TV series, zijn er voldoende on- en verwachte gebeurtenissen die het jou en je medespelers moeilijk maken om het einddoel te behalen.

Het spel speelt als een aflevering en heeft ook ongeveer de duur van een aflevering. Oké, afhankelijk van je medespelers, het ligt natuurlijk nooit aan jezelf, duurt het mogelijk even lang als een dubbelaflevering. Maar zie dat in geen geval als een minpunt.
Dankzij de verschillende rollen, waaruit je als speler kan kiezen, zijn er veel opties die hun invloed op het verloop van het spel hebben. Van soldaat tot admiraal en van hologram tot conciërge. Elke rol heeft zo zijn voordelen en nadelen. Echter als een goed op elkaar ingespeelde bemanning kun je met elke rol, zelfs als conciërge, een waardevolle bijdrage leveren of zelfs voor de uiteindelijke reparatie van de Jump Core zorgen (en daarmee de overwinning). Al is het ook meerdere keren gebeurd dat ons ruimteschip naar de intergalactische schroothoop kon worden afgevoerd. Gelukkig is er dan altijd de grote rode resetknop om de aflevering opnieuw te laten beginnen.

Het speelbord, de kaarten en andere speelstukken zijn van een goede kwaliteit en ook na meerdere keren spelen is alles nog in een goede staat. Het speelbord is een weergave van de ruimten in het schip waar de spelers hun acties kunnen uitvoeren. Aan elke ruimte zijn één of meerdere systemen verbonden die weer een voordeel aan de spelers geven. Mits de systemen het doen. De systemen gaan stuk door de Alerts die aan het begin van het spel en na elke speelbeurt moeten worden gespeeld. De spelers kunnen door middel van verschillende acties de systemen repareren, bewegen, buitenaardse wezens uitschakelen, andere spelers dragen en zaken uitwisselen. Het spelverloop kan niet buiten onderling overleg over de uit te voeren acties.

Een persoonlijk nadeel bij de eerste uitgave: stickers (bah, bah, bah). Zelfs stickers op pionnen plakken is en blijft voor mij een onplezierige bezigheid. Dit is gelukkig opgelost bij de heruitgave. Er is in de heruitgave nog een aantal aanpassingen doorgevoerd en dan met name in de spelregels. Deze aanpassingen zorgen voor een duidelijkere regeluitleg en door enkele veranderingen van de spelregels is er een betere speelbalans.

Deze eerste aflevering verveelt ook na meerdere keren spelen niet, omdat elke herhaling anders is ten opzichte van de eerdere keren. En wie meer wil: er zijn nieuwe afleveringen uitgebracht. Toe nu toe: Episode 2: Adrift, Episode III: Lockdown en Dangerous Planet. Meer dan genoeg kijkplezier speelplezier.

thegamecrafter.com/games/the-captain-is-dead

Deze recensie, door Jan Johannes Scholte, is eerder verschenen in HSF (2019/3).