Is ontsnappen mogelijk? The Nonary Games – HSF (2021/1)

Er wordt mij wel eens gevraagd wat het beste sciencefiction verhaal is wat ik de laatste jaren heb gelezen. Ik vertel dan graag over The Expanse, A Memory Called Empire en Children of Time. Maar het eerlijke antwoord is dat het beste sciencefiction verhaal dat ik de afgelopen tien jaar heb gelezen, of eigenlijk heb gespeeld, de drie computerspellen zijn die samen The Nonary Games vormen. Kenmerkend voor deze spellen is dat het visual novels zijn met een spelelement in de vorm van escape room puzzels.

Het eerste deel in de serie is 999: 9 Hours, 9 Persons, 9 Doors. Het spel is in 2009 in Japan uitgebracht op de Nintendo DS en in 2010 is er een Engelstalige versie gekomen vooral gericht op de Amerikaanse markt. In 2017 is dit spel samen met het tweede deel opnieuw uitgegeven voor onder andere de Playstation 4 en inmiddels zijn ze ook via Steam te spelen op PC. De schrijver van dit spel, en de andere delen, is Kotaro Uchikoshi. In Japan is de markt voor alternatieve vertelvormen zoals visual novels altijd al groter geweest dan in Europa en de VS. Dit komt waarschijnlijk doordat handheld consoles daar ook veel meer door volwassenen gebruikt worden als zij van en naar het werk moeten reizen. En natuurlijk helpt het feit dat manga breed gelezen wordt ook. Uchikoshi onderzoekt in zijn visual novels hoe zijn hoofdpersonen tot keuzes komen en hoe deze keuzes de wereld kunnen beïnvloeden.

In het eerste deel zijn 9, op het eerste gezicht willekeurig gekozen, personen samen op een schip opgesloten dat binnen 9 uur zal zinken. Het doel is simpel, ontsnappen. Het verhaal begint als de hoofdpersoon, Jumpei, wakker wordt in zijn cabine zonder te weten waarom hij daar is en wat er aan de hand is. Hij heeft een horloge om waarop alleen het cijfer “5” zichtbaar is. Nadat de eerste puzzel opgelost is kom je de andere 8 karakters tegen en wordt uitgelegd wat de bedoeling is. Je bent op dit schip terecht gekomen door Zero en je bent onvrijwillig deelnemer aan zijn spel “The Nonary Game”. Een spel dat gaat over leven en dood en over het maken van keuzes. En Zero heeft er voor gezorgd dat je wel mee moet doen, er is namelijk een bom in je maag die ontploft als je dat niet doet. Wat meteen aan het begin ook duidelijk gemaakt wordt doordat een van de karakters zich niet aan de regels houdt en dus opgeblazen wordt. Nee, het is geen spel, of verhaal, voor kinderen.

Vervolgens moet je keuzes maken, je moet kiezen met wie je onderzoek gaat doen op het schip en wie je wel en niet vertrouwd. In het spel moet je ook echt kiezen, en de keuzes die je maakt hebben ook echt gevolgen. Of Jumpei blijft leven, of dat hij het einde niet haalt en hoe gruwelijk zijn einde dan is (waarbij verdrinken niet de ergste optie is). Deze keuzes werken via het model van prisoner dilemma’s en een aantal lijken geen goede uitkomst te hebben, alleen maar een minder slechte. Het mooie is dat nadat je het, meestal dodelijke, resultaat van je keuzes hebt gezien je het verhaal weer op kan pakken op het moment van je keuze en dus een andere optie kan kiezen. Hierdoor krijg je een steeds groter wordende boom met verhaalvertakkingen. Mooi visueel weergegeven zodat je kan zien waar je bent en welke takken je wel en niet al hebt doorlopen. Natuurlijk is er maar een route uit het doolhof en om die te vinden moet je alle takken doorlopen hebben.

En nou is de vraag natuurlijk, waarom is dit sciencefiction? Want als je het voorgaande leest denk je eerder aan horror, waar zeker ook elementen van te vinden zijn. Sterker nog, ondanks het feit dat er in alle drie de delen geen enkel bewegend beeld zit zijn er twee sterfscenes die lang zijn blijven hangen. Iets wat ik bij horrorfilms nooit heb. Het sciencefiction-element komt op het einde van het eerste deel naar voren, maar nog veel sterker in het tweede deel, Zero Escape: Virtue’s last Reward en het laatste deel Zero: Time Dilemma. The Nonary Game blijkt een experiment te zijn om door het maken van keuzes onder extreme druk en stress, wat alleen maar kan ontstaan als de keuzes om leven en dood gaan, het reizen van de geest door de tijd mogelijk te maken. Het doel is om ervoor te zorgen dat op deze manier de jonge geest van de hoofdpersoon in de toekomst uitkomt – dit is de sprong die van deel 1 naar deel 2 gemaakt wordt – om de met informatie volgepropte geest aan het einde van deel 2 terug in de tijd te laten gaan om in deel 3 het einde van de wereld te voorkomen. Duizelt het al? Nou dat is mooi, want beter dan dit is het niet uit te leggen zonder dat je zelf het spel speelt.

Uchikoshi is erg open en eerlijk over de invloeden van andere schrijvers en wetenschappers op zijn verhalen. Hij gelooft dat negentig procent van een nieuw verhaal bestaat uit ideeën en invloeden uit boeken en verhalen die hij heeft gelezen. De overige tien procent is zijn eigen creativiteit waarmee hij alles bij elkaar brengt en er zo een nieuw verhaal ontstaat. Voor The Nonary Games noemt hij Kurt Vonnegut en Isaac Asimov als schrijvers wiens werk het idee hebben helpen vormen. Aan de kant van de wetenschap maakt hij veel gebruik van de theorieën en ideeën van Rupert Sheldrake en Erwin Schrödinger. Hij houdt een website bij, helaas niet in het Engels, waarop hij zijn schrijfproces toelicht en laat zien hoe hij de verschillende inspiratiebronnen bij elkaar brengt en daar een verhaal van maakt.

Blijft natuurlijk de vraag van het begin nog over, waarom vind ik juist het verhaal van deze visual novels zo ontzettend goed als de schrijver zelf al aangeeft dat het misschien niet het meest vernieuwende is wat ooit is geschreven? Het komt vooral door de manier waarop ik meegenomen word de wereld in. Vanaf het eerste moment is het spannend, maar ondertussen zijn de karakters wel volledig gevormd met hun eigen motieven, persoonlijkheid en ethiek. En daarna is er heel veel ruimte om mij als speler, lezer, mee te nemen in een wereld vol moeilijke filosofische, wetenschappelijke en psychologische vraagstukken en ideeën. Het spel, verhaal, neemt ook meer dan voldoende ruimte om de meest “outlandische” ideeën ook echt uit te leggen zonder dat het belerend wordt. Zo neemt het spel je mee in de, soms bizarre, wereld van Rupert Sheldrake door het verschijnsel van morfische velden uit te leggen, maar bijvoorbeeld ook in het onderzoek dat gedaan is naar het gedrag van dieren. Hoe weet een hond of kat bijvoorbeeld wanneer de baas thuiskomt, ook als dit niet op een vaste tijd is. Maar het mooiste is dat het spel ook de kritiek die er op Sheldrakes werk is geleverd meeneemt. Want wetenschappelijk is er van zijn ideeën weinig bewezen. En tot slot gaat het spel op een hele mooie manier om met de vraag “moet het einde van de wereld eigenlijk wel voorkomen worden?”

Ik snap dat visual novels niet voor iedereen toegankelijk zijn, maar als je de kans hebt speel, lees, The Nonary Games dan. Als je maar tijd hebt om er eentje door te spelen, lezen, kies dan voor deel 2.

Dit artikel, door Marlies Scholte Hoeksema, is eerder verschenen in HSF (2021/1).

The Nonary Games

Zero Time Dilemma

Ad Vitam: Ambitieuze Franse SF – HSF (2021/1)

Ik schreef een tijd geleden over Franse SF en het feit dat dat, zoals overigens voor de meeste landen het geval is, een genre apart is. Het ging toen voornamelijk over boeken. Nu wil ik het hebben over Franse SF-series. Er zijn momenteel meerdere goede op Netflix te zien, maar ik wil het hier maar over eentje hebben, omdat deze het meest representatief is in mijn ogen. Als je deze serie goed vindt, vind je de anderen ook goed. Ad Vitam is een in 2018 door Arte geproduceerde miniserie van 6 afleveringen, sinds 2019 op Netflix te zien. Ad Vitam kan beschouwd worden als transhumanistische sciencefiction. Het gaat hoofdzakelijk over de consequenties van eeuwig leven. Ongeveer de huidige westerse samenleving maar dan met “regeneratie”: lichamen zijn houdbaar geworden, ook ernstige ziektes zijn op deze manier uitgebannen, oud word je alleen nog maar in je hoofd. Tenzij je niet compatibel met het proces bent. Hiermee ontstaat er een soort nieuwe klassenstrijd zou je zeggen, wat toch overschaduwd wordt door een ideologische strijd. Of je wel of niet compatibel bent, moet je het wel willen, eeuwig leven?

Het verhaal is in basis een klassiek politieonderzoek: Er worden jongeren dood op een strand aangetroffen. De 119-jarige Darius Asram leidt het onderzoek en roept hierbij de hulp in van de 24-jarige Christa Novak. Darius nadert het einde van zijn derde 33-jarige dienst bij de politie, een limiet voor de roeping. Daarna is ‘omscholing’ verplicht. In Ad Vitam is een persoon minderjarig tot 30 jaar oud, de beginleeftijd voor regeneratie (indien compatibel). Christa woont dan ook in een instelling voor minderjarigen sinds haar betrokkenheid bij een soortgelijke zaak 10 jaar eerder. Samen gaan ze een pro-zelfmoordgroep achteraan om de zaak op te lossen.

De titel verklapt eigenlijk al waar de serie echt over gaat: “Ad Vitam” met de niet benoemde ”Eternam” erachter. Dat is de vraag waar het om draait, de strijd tussen leven en eeuwig leven. Of het nog wel leven is als het eeuwig is, en over waar wanhoop de mens toe beweegt. En, heel Frans, dit alles door te vertellen wat het niet is, soms letterlijk. Darius houdt op een gegeven moment een hele monoloog over waar hij denkt dat Christa vandaan komt om haar hem af te laten kappen met ja dat zeggen alle psychologen ook jullie snappen er niks van. Ad Vitam laat de nefaste gevolgen van tunnelvisie in een onderzoek van welk aard dan ook goed zien. Niemands verhaal is ooit zo simpel als je denkt.

Moraal en ethische kwesties over onder andere procreatie en euthanasie komen aan de orde, maar worden niet opgelost. Ik vind dit persoonlijk niet storend, de echte wereld is immers ook zo. Veel meningen, maar in basis verandert er juist daarom zelden iets: net als in Ad Vitam, uiteindelijk bepaalt de meerderheid altijd. Maar als minderjarigen permanent in de minderheid zijn, verliezen ze hun vermogen om gezien en gehoord te worden. Zo niet een last, zijn ze voor de geregenereerde een onhoudbare herinnering aan een leven waar ze zelf niet meer over beschikken. Ze worden dan ook tegelijkertijd vrijgelaten (geniet ervan), en weggestopt als wachtkamerjeugd (straks hoor je erbij, je bent er bijna). In feite dus een uitvergroting van de eeuwige generatiekloof in onze samenleving.
De begrafenisscene die in de serie voorkomt, zal voor de meeste Nederlanders wat verder van hun eigen ervaring staan dan voor Fransen. In Frankrijk gaat ook heden ten dage een begrafenis namelijk helemaal niet over de dode maar over jezelf, hoe jij verder moet met de sterfelijkheid van de ander, nu een feit, en dat van jou, in de toekomst. Ad Vitam is dan ook geen makkelijk vermaak. Het zet je aan het denken over wat ons als mens definieert en wat er gebeurt als dat wordt afgenomen. Wat is de jeugd zonder de dood? Wat wordt de dood als die niet meer verplicht is? Als de dood in het verleden ligt, wat ligt er dan in de toekomst?

Hoewel veel mensen dit zullen vergelijken met Altered Carbon en Blade Runner qua wereldbouw, is dit een tammere versie van die werelden, nog veel geloofwaardiger dicht bij onze werkelijkheid, wat het alleen maar indrukwekkender maakt en nogmaals bewijst wat veel sciencefictionfans al weten: als je echt iets te vertellen hebt, heb je geen speciale effecten nodig. Wel ondersteunen de bewuste ontwerpkeuzes het thema. De wereld van Ad Vitam hangt esthetisch indrukwekkend samen met het verhaal, met een constante tegenstelling tussen oude gebouwen en hip design, water en licht, levend en dood, eeuwig en oud, nanotech en papier. Alles is doordacht, alles is symbolisch. Onder de vele subtiele en minder subtiele consequenties van de regeneratie samenleving, leidt de zeldzaamheid van sterfgevallen tot het beroep van ‘’rouwer’’, gevormd om mensen te helpen begrijpen dat een geliefde niet terugkomt. Conceptueel sterker dan de uitvoering, maar je kan ook niet alles uitdiepen in 6 keer 55 minuten.

De meeste niet Franse reviewers vinden ongeveer hetzelfde: “vaag”, “probeert diep te klinken maar zegt uiteindelijk niks”, “te veel onafgemaakte verhaallijnen”, “traag”, “doelloos”, “pretentieus”. Ik zou het eerder opvatten als “heel erg Frans”. Hierbij een kleine disclaimer: Ik heb de serie in het Frans gezien met Duitse ondertiteling en het zou heel goed kunnen dat er in de Nederlandse en/of Engelse vertaling veel verloren gaat. Oftewel, zoals voor elk medium geldt, als je de luxe hebt om voor de originele taal te kunnen kiezen, doe dat. Ruimte overlaten voor eigen interpretatie is de norm in Franse media, zeker wanneer het pretendeert een filosofisch onderwerp te behandelen. De conclusies worden je niet aangereikt, alleen antwoorden op de vragen die duidelijk gesteld zijn, maar niet op alles wat niet gezegd is, en dat is veel. ”Hoe denk jij dat het verder gaat?” is dan ook een standaard vraag in literatuur- en media- analyse op de Franse middelbare scholen.

Er wordt in Ad Vitam weinig uitgelegd en meer gesuggereerd dan ooit in zelfs zes seizoenen behandeld kan worden. Waar Amerikaanse series de neiging hebben om vooral actie te zijn, zijn Franse series (in alle genres) meestal het tegenovergestelde, het gaat niet om wat er gebeurt, het gaat om wat het met mensen doet. Je hebt het niet over dingen, je laat ze zien. Zoals in Ad Vitam mooi klinkt : “Seuls les actes parlent”, wat verder gaat dan “actions are louder than words”. Af en toe de ruimte geven om het verhaal te laten bezinken en zelf in te kleuren door “saaie stukken” is voor mij dan ook de kracht van het Franse model wat deze serie laat zien. Er zijn momenten, zeker over filosofische concepten, waarbij het uitleggen inderdaad af doet aan wat je wilt laten zien en voelen. Ik vind het vertellen juist geslaagd door de langdradigheid ervan. Misschien niet hoe je iets het beste aanbeveelt, maar het is hoe dan ook een ervaring die ik iedereen aanraad. Als je tegen heel erg Frans Frankrijk en open eindes kan tenminste.
En als je Ad Vitam uit hebt en meer Franse SF wilt: Osmosis is een iets toegankelijkere serie, maar ook heel Frans. Beide series komen min of meer vanuit tegenovergestelde hoeken naar dezelfde conclusies: maatschappelijk vragen verdwijnen niet door technologische vooruitgang. Tegen gevoelens kan geen wetenschap op. Je kunt jezelf niet vermijden. Alles is eindig.

Dit artikel, door Alice Jouanno, is eerder verschenen in HSF (2021/1).

Ad Vitam – Netflix

Een overzicht van de geschiedenis van de Nederlandstalige SF en fantasy in 25 titels – HSF (2021/1)

De aankondiging van een ‘Canon van de Nederlandstalige Misdaadliteratuur’ van website Hebban was voor mij aanleiding om in de geschiedenis van het fantastische genre in het Nederlandse taalgebied te duiken. Want ook al lijkt de literaire wereld de verbeeldingsliteratuur weinig plek te geven en zou je kunnen denken dat de massamedia de genre-auteurs van Nederlandse en Vlaamse bodem grotendeels negeert, er zijn heel wat schrijvers die het desondanks niet kunnen laten ‘de fantastiek te bedrijven’. En niet alleen nu, in een tijd van fantasyfestivals en comiccons, maar al honderden jaren.

Ik had zelf al enkele ideeën voor namen die op een lijst van invloedrijke werken zouden moeten verschijnen. Maar toen ik op internet om ‘input’ vroeg kreeg ik er nog een hele waslijst bij. De discussie kwam al snel opzetten: moesten er wel jeugdboeken op de lijst verschijnen? Moesten fantasy, horror en SF niet worden uitgesplitst? Is het samenstellen van een canon wel een goed idee of leg je daarmee teveel vast wat wel en niet meetelt? Is een historisch overzicht van het genre niet beter? Ben ik omdat ik zelf schrijver ben niet te bevooroordeeld om hieraan mee te werken?

Ik zou het leuk vinden als ik (en wellicht ook anderen) een beter idee ontwikkel van de traditie waarin ik sta als schrijver in het fantastische genre. Daarom is dit een lijst met 25 volgens mij invloedrijke werken uit de Nederlandse literatuur, op persoonlijke titel samengesteld met ideeën aangereikt door collega-lezers en -schrijvers. Dit heeft zeker niet de pretentie een Canon te vormen, maar wil vooral laten zien hoe diep de wortels zijn waaruit de verbeeldingsverhalen van nu groeien. Ik heb in elk geval zelf ontdekt dat er nog heel wat boeken zijn die ik moet lezen om me een volledig beeld te vormen. Daar ga ik dus maar snel aan beginnen.

1⁃ ‘Holland in het jaar 2440’ Betje Wolff (1777). – Een utopie, waarin de bewoners van Nederland gelukkig leven volgens verlichte beginselen. Dit boek kan worden gezien als de eerste Nederlandse sciencefiction.

2-‘Kort verhaal van eene aanmerkelijke luchtreis en nieuwe planeetontdekking’ Willem Bilderdijk (1813). – Een planetaire ontdekkingsreis, onder andere genoemd in ‘The history of sciencefiction’ van Adam Roberts, die betreurt dat het boek destijds niet vertaald is waardoor het internationaal geen invloed had.

3-‘De kleine Johannes’ Frederik van Eeden (1887). – Johannes wordt door het elfje Windekind meegenomen naar een wonderlijke fantasiewereld. Een sprookje waarin de ontwikkeling van kind tot volwassene en de worsteling met verschillende levensraadsels centraal staan.

4-‘De stille kracht’ Louis Couperus (1900). – Couperus situeert zijn psychologische verhaal in Nederlands-Indië waar de geestenwereld werkelijk invloed heeft. Zo wordt iemand op mysterieuze wijze bespuwd met iets dat op bloed lijkt. Zijn ‘Psyche’ uit 1898 is bewerking van de mythe van Amor en Psyche.

5-‘Het verstoorde mierennest’ Kees van Bruggen (1916). – Vroege Nederlandse postapocalyptische roman: mijnwerker blijkt enige overlevende van het gif in de staart van een passerende komeet. Dit boek werd een ware bestseller in het interbellum en bereikte in 1933 een elfde druk.

6-‘Blokken’ Ferdinand Bordewijk (1931). – Een Nederlandse dystopie over een technologisch vergevorderde totalitaire heilstaat die de menselijkheid van haar bewoners te gronde richt. Bekend om de kille stijl en harteloosheid waarmee de toestand van de mensen wordt beschreven.

7-‘Het grote gebeuren’ Belcampo (1943). – De eindtijd breekt aan in het Overijsselse stadje Rijssen waar demonen en engelen afdalen om mensen of naar de hemel, of nar de hel af te voeren. Belcampo’s absurde verhalen met vaak een beklemmend randje hebben de tand des tijds doorstaan en zijn zelfs verfilmd.

8-‘Tom Poes en de Bommellegende’ Marten Toonder (1960). – Is Toonder een kinderboekenschrijver? Zijn met veel details tot leven gebrachte wereld kent in ons taalgebied zijn gelijke niet. En zijn taalvondsten en maatschappelijke commentaren waren vooral voor volwassenen bedoeld, als je begrijpt wat ik bedoel.

9-‘De komst van Joachim Stiller’ Hubert Lampo (1960). – Magisch realisme van Vlaamse auteur. De mysterieuze Joachim Stiller wordt een obsessie voor schrijver-journalist Freek Groenevelt. Dit boek geldt als een van de grootste naoorlogse klassiekers in de Nederlandse letteren.

10-‘Het planetarium van Otze Otzinga’ Rein Blijstra (1962). – Eerste Nederlandstalige SF-bundel. Bevat tien korte verhalen. Onder andere een verhaal over een planeet waar alle bewoners uit kubussen en kegels bestaan.

11-‘Torenhoog en Mijlenbreed’ Tonke Dragt (1969). – Planeetonderzoeker Edu Jansen verlangt naar de natuur, maar op Aarde zijn geen bossen meer te vinden. Op Venus wel, maar die zijn dodelijk. Geliefd kinderboek met een boodschap over de manier waarop we met het milieu omgaan.

12-‘De ring’ Gust van Brussel (1969). – Een groots opgezette SF-roman, waarin aarde, ruimte en taal belangrijke motieven vormen. Het eerste Nederlandstalige werk dat in een andere taal vertaald werd (in het frans, als ‘L’anneau’).

13-‘Werelden onder de horizon’ Carl Lans (1970). – Met elkaar samenhangende verhalen die beginnen in het heden en doorgaan tot een extreem verre toekomst. De eerste bundel oorspronkelijke Nederlandse SF-verhalen in een reeks van een uitgeverij (SF Tijgerpockets van Luitingh).

14-‘De dreigende zon’ Felix Thijssen (1971). – Eerste deel van een achtdelige serie over Ruimteverkenner Mark Stevens, die op zoek moet naar planeten waar de mensheid zou kunnen overleven, want de Aarde blijkt zo vervuild dat hij niet meer te redden is. Thijssen staat bekend als de eerste Nederlandse schrijver die in ons taalgebied echt succes had met dit genre.

15⁃ ‘Kruistocht in spijkerbroek ’ Thea Beckman (1973). – Dit boek zou gezien kunnen worden als voorloper van het Young Adult-genre. Dolf Wega komt bij een experiment met een tijdmachine terecht in de middeleeuwen en sluit zich aan bij de kinderkruistocht. Zijn twintigste eeuwse mentaliteit botst met die van de middeleeuwen. Werd in 2006 verfilmd.

16-‘Ganymedes 1’ red. Vincent Van der Linden (1976). – Schrijvers konden hun eigen verhaal insturen naar Bruna om opgenomen te worden in de jaarlijks terugkerende bundel. Deze eerste bundel bevatte verhalen van Ef Leonard, Eddy C. Bertin, Wim Burkunk, Bob van Laerhoven en anderen. De voor het genre belangrijke Ganymedes-reeks werd in 2013 herstart en is nu aangekomen bij Ganymedes 20.

17-‘Euro 5 Antwoordt niet’ Bert Benson (1976).-  Veel SF-lezers van mijn leeftijd (40-50) hebben SF leren waarderen door deze serie, waarin Europa verenigd is en beschikt over een ruimteschip met een internationale bemanning. De eerste reeks liep van 1976 tot 1986. Daarna volgde ‘De nieuwe Euro-5’ van 1987 tot 1991.

18-‘Eenzame bloedvogel’ Eddy C. Bertin (1976).- Deze veelzijdige schrijver is vooral bekend geworden van zijn horrorverhalen en zijn ‘membraancyclus’ van SF-verhalen, waarin de toekomst van de mens wordt verteld, die wordt bepaald door de ontdekking van de zogenoemde membranen. Hij was secretaris van het Griezelgenootschap en gaf onder andere het SF-tijdschrift ‘SF-Gids’ uit.

19-‘Nieuwe maan’ Anton Koolhaas (1978). – Koolhaas schreef veel verhalen vanuit het perspectief van het dier. Waaronder ook niet bestaande dieren die serieus werden behandeld. Dit boek bevat een knap staaltje speculatieve biologie gekoppeld aan psychologische diepgang waarbij de hoofdpersoon onder zijn nieuwe huis een gangenstelsel ontdekt vol vreemde levensvormen.

20-‘De schrijvenaar van Thyll’ Peter Schaap (1987). – Een van de eerste door een reguliere uitgever (J.M. Meulenhoff) uitgegeven fantasyboeken van een Nederlandse schrijver. Dit boek was nog duidelijk geïnspireerd op de verhalen van Jack Vance. ‘De Wolver’ uit 1989 is het begin van een heuse fantasytrilogie, zoals die in het buitenland ook veel verschenen. In deze periode begon Wim Gijsen ook fantasy te publiceren. Schaap publiceert nog steeds SF- en fantasyromans.

21-‘Het eerste zwaard: Sperling’ W.J. Marysson (1995).– Eerste deel van de zesdelige reeks ‘Meestermagiër’. Een groep van negen begint aan een queeste naar de Vijf Aartszwaarden en het Boek van Kennis. W.J. Marysson was het pseudoniem van Wim Stolk. Hij was een stimulans voor en van invloed op veel Nederlandse fantasyschrijvers die begin 21e eeuw opkwamen.

22-‘De wintertuin’ Paul Harland (2008). – Harland begon al in 1979 met het publiceren van verhalen. Dit is het eerste deel van zijn verzamelde verhalen. Harland maakte zich sterk voor het verbeteren van de kwaliteit van de Nederlandse genrefictie. De Harland-awards zijn naar hem genoemd.

23-‘Hex’ Thomas Oldeheuvelt (2013). – Oldeheuvelt beleefde een internationale doorbraak nadat Stephen King ‘Hex’ beschreef als ‘Briljant en volstrekt origineel’. Voor de Amerikaanse uitgave werd het verhaal van het dorpje Beek in Nederland verplaatst naar de Verenigde Staten. Na de doorbraak in de V.S. kwam het boek ook in Nederland weer in de belangstelling. Voor veel genreschrijvers is Oldeheuvelt een inspirerend voorbeeld.

24-‘Slaap zacht, Johnny Idaho’ Auke Hulst (2015). – Met dit boek waarin een tiener, een terminale bankier en een wetenschapper, op zoek naar de sleutel tot het eeuwige leven op een eilandstaat in de Stille Oceaan terechtkomen, won de auteur in 2016 de eerste Harland Award voor het beste boek. Het volgende jaar won hij opnieuw. Hij representeert de toenemende aanwezigheid van genre-elementen in literaire werken van jonge Nederlandse auteurs.

25-‘Orkaanhoeders en Dijkenfluisteraars’ Tais Teng en Jaap Boekestein (2018). – Tais Teng mag in dit lijstje niet ontbreken, met zijn ongeëvenaarde verbeelding. Samen met Jaap Boekestein startte een heel nieuw subgenre met Nederlandse roots: ‘Ziltpunk’ – hierbij treden Nederlanders de gevolgen van klimaatverandering hoopvol tegemoet met grootse technologie en handelszin. Verder is dit boek relevant, omdat het is uitgegeven door een van de kleine uitgevers die hun boeken vooral presenteren op fantasyfestivals en comiccons.

Dit artikel, door Johan Klein Haneveld, is eerder verschenen in HSF (2021/1).

johankleinhaneveld.blogspot.com/

Jump Drive: Speed race for the galaxy – HSF (2021/1)

Er zijn middagen waarop je geen zin hebt in het doornemen en opnemen van pagina na pagina aan nieuwe regels. Er zijn avonden waarop je niet uren aan hetzelfde spel wilt besteden en zeker niet als de opbouw van het spel minstens zoveel tijd in beslag neemt. Af en toe, al kan ik mij daar weinig bij voorstellen, is het tijd voor een in speelduur snel spel en dan bij voorkeur ook nog eens met een beperkte hoeveelheid regels. Wees blij, want zulke spellen bestaan. Jump Drive is zo’n spel.

Jump Drive is de snelle versie van haar oudere zus Race for the Galaxy. Race for the Galaxy, ook zeker een aanrader, bestaat uit een basisspel, een flink aantal uitbreidingen en de nodige regels opgenomen in een bescheiden boekje. Voor nieuwe spelers kan het een uitdaging zijn om alles op te nemen. Gelukkig is Jump Drive dan een goede introductie.

Het spel staat op zichzelf en heeft geen uitbreidingen. Een kaartspel met een snel tempo en een A4 aan regels (weliswaar aan beide kanten bedrukt, maar inclusief een aantal voorbeelden en de colofon). De twee tot maximaal vier spelers bouwen met behulp van de kaarten hun ruimterijk op en proberen als eerste 50 of meer punten te behalen in meestal zes tot zeven ronden. In de ronden voeren de spelers tegelijkertijd verschillende handelingen uit. Het gedekt spelen van de kaarten om deze daarna te onthullen en te spelen. Met elke stap zal het ruimterijk, als het goed gaat, groeien en per ronde voor meer punten zorgen. De kaarten bestaan uit ontwikkelingen of werelden. Ontwikkelingen die je eerdere of volgende kaarten een voordeel op kunnen leveren of een voordeel aan je tegenstanders. De werelden zijn te ontdekken of te veroveren. Kies je strategie en hoop dat je de juiste kaarten krijgt.

De kaarten zijn mooi geïllustreerd, soms wat aan de donkere kant maar dat zal aan het gebrek aan licht in het heelal liggen. De regels zijn duidelijk en na een snelle opbouw kan er worden begonnen aan de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de opbouw van je eigen ruimterijk. En als het naar meer smaakt, dan kan je je speellust bevredigen door met Jump Drives oudere zus te gaan spelen. Als onze wereld het weer doet dan speel ik het spel graag een keer met je op een NCSF spellendag of een HSFCon.

Deze recensie, door Jan Johannes Scholte, is eerder verschenen in HSF (2021/1).

Jump Drive – Rio Grande Games

In memoriam: Ad Oosterling


Ad Oosterling, op 27 februari 1963 geboren, is op 7 april 2021 overleden. Hij werd op 28 maart 1999 lid van het NCSF en is, leert het archief, in hetzelfde jaar al tot secretaris benoemd. Ad was eenentwintig jaar lang medebeheerder van de NCSF boekenclub samen met Jim Held.

Jim Held:
Ongeveer 20 jaar geleden maakte ik voor het eerst kennis met Ad toen Henk Ottema besloot om te stoppen met de boekenclub. Het probleem was toen (trouwens nu ook): waar laten we de boeken. Op dat moment kwam Ad op de proppen. Hij had wel ruimte. Hij was op dat moment bezig met een huis in Dongen en zag daar wel ruimte genoeg om de boeken op te bergen. Op zolder!
De verhuizing werd gedaan door een aantal vrijwilligers van het NCSF op de dag dat Nederland werd getroffen door een aantal ijzelbuien die van zuid tot noord over het land trokken. We werden door het thuisfront keurig op de hoogte gehouden wanneer en waar het glad was.
Tevens vatten we het plan op om op verzamelaars- en boekenmarkten reclame te gaan maken voor het NCSF. Folders uitdelen. Liep voor geen meter. Hadden een grote tafel met wat foldertjes. Magic Galaxy’s vroeg of ze bij ons wat dozen met boeken konden stallen en uiteraard verkopen. Liep als een trein. Dus wat zij konden, konden wij ook en de eerstvolgende keer stonden we daar met eigen boeken. Voornamelijk Nederlands, want we vertegenwoordigden het NCSF. Verkocht niet denderend, maar we hadden de kraamkosten er in elk geval uit. Engels verkopen deed het veel beter. Dus uitbreiding naar Engelse boeken.
Via de website van het NCSF gingen we de boekenvoorraad online aanbieden en begonnen we verzoeken te krijgen voor bepaalde boeken. Ook werden we benaderd door mensen met te grote verzamelingen en te kleine woningruimte. Of we wat konden overnemen? Met of zonder bijkomende kosten. Ook nalatenschappen kwamen soms onze kant uit.
Inmiddels had de familie Oosterling een huis laten bouwen in Stroe. Gelukkig werd de boekenvoorraad dit keer door een professioneel verhuisbedrijf overgebracht van Dongen naar Stroe, waar de boeken in de kelder belanden!
Inmiddels was de voorraad gegroeid naar zo’n 18.000 boeken, tijdschriften, naslagwerken, strips, kranten. Ad en ik gingen nu regelmatig ook naar boekenmarkten, evenementen en Comiccon’s in België. In België gingen we na afloop vaak nog een hapje eten.
Op deze markten ging Ad er regelmatig op uit om zijn eigen stripverzameling aan te vullen. Die verzameling was enorm. Ik vroeg hem ooit of hij ze allemaal gelezen had. Dat zou hij later doen, als hij met pensioen ging. We maakten er nog grappen over en zeiden dat hij dan de volgende dag beter kon stoppen met werken anders zou hij de stripverhalen nooit allemaal kunnen lezen. Gelukkig wisten we toen nog niet hoe alles zou gaan lopen.
Naast zijn werk als boekenclubbeheerder was Ad ook secretaris van het NCSF en organiseerde hij spellendagen en nieuwjaarsborrels. Ook is hij nog een poosje secretaris geweest bij de vereniging SF Terra.
Na het overlijden van Ad’s zijn moeder leek het of er iets in Ad veranderde. Hij kwam niet zo vaak meer opdagen op de marken en begon met zijn gezondheid te sukkelen. Kreeg hartklachten en langzamerhand ging de spirit er uit. Ik denk dat de corona-toestanden er ook geen goed aan hebben gedaan.

Marlies Scholte Hoeksema:
Ad ontmoette ik voor het eerst tijdens Utopia in Scheveningen. Ik was zo groen als gras en Ad stond daar, waarschijnlijk samen met Jim maar dat weet ik niet zeker, met een grote tafel vol boeken. Ik was, en ben, een boekenwurm en ben zeker een half uur door hem beziggehouden. Ik kreeg ook een flyer van het NCSF en als ik toen der tijd geen armlastige student was geweest was ik meteen lid geworden.
Jaren vlogen voorbij. Ad, de boekenclub en het NCSF ben ik op andere evenementen nog wel eens tegengekomen en met Ad maakte ik dan altijd een praatje. En toen was er opeens een probleem, er waren bestuursleden nodig om de vereniging een toekomst te geven. Ik was niet op de ALV waar dat besproken werd, want ik was geen lid en ik hou eigenlijk niet van vergaderen. Ik ben toen live via Facebook gevraagd of ik wilde helpen en natuurlijk was mijn antwoord daarop ja. De eerste waar ik vervolgens een mailtje, en een telefoontje, van kreeg was Ad.
Ik zal de eerste keer dat ik bij hem in Stroe kwam nooit vergeten. Er was een overvolle lunchtafel en zijn moeder zat op haar stoel op haar vaste plek en ik mocht vooral niet te weinig beleg op mijn bolletjes doen. Ad liet mij vol trots zijn omvangrijke collecties zien. Ik had uren kunnen verdwalen tussen zijn boeken. Ik ben blij dat ik zijn moeder nog gekend heb, ook al was het maar kort. Het overlijden van zijn moeder viel Ad zwaar. Iedereen die hem kent weet dat hij een diep emotioneel mens is, maar dat hij ook moeite had om over diezelfde emoties te praten. Hij miste zijn moeder, hij miste zijn halfbroer en waar hij geluk gevonden dacht te hebben bracht dat uiteindelijk meer ellende dan vreugde.
Ad was de laatste maanden ziek. Ik, en anderen, hebben hem daar zo goed als mogelijk in bijgestaan. Er leken lichtpuntjes aan het einde van de tunnel en zijn overlijden kwam dan ook echt onverwacht. We gaan hem missen, als mens, als boekenclubman, als bestuurslid en als vriend.

We are all stardust.

Space Base: intergalactisch dobbelsteenspel – HSF (2020/3)

Het aanbod van spellen, in alle vormen en maten, lijkt bijna eindeloos. In de plaatselijke spellenwinkel kijk ik elke keer weer mijn ogen uit. Bij elk bezoek zijn er weer nieuwe spellen, nieuwe uitgaven en uitbreidingen. Wat mee te nemen? Een gevolg van het immense aantal spellen is dat het moeilijk is om het kaf van het koren te scheiden. En hoe meer wij spelen hoe kritischer wij worden. Het vinden van een nieuw spel dat aan onze wensen voldoet, kan een hele uitdaging zijn. Natuurlijk zijn er de behulpzame mensen in de spellenwinkel, de previews en de reviews, maar er gaat toch niks boven het zelf uitproberen van een spel. Je wil toch weten wat je koopt.

Vóór de coronacrisis waren er met enige regelmaat spellenmiddagen en -avonden, waarin ook de nodige nieuwe spellen op tafel kwamen. Een aantal van die spellen zagen wij niet meer terug (sorry spel, maar ik ben zelfs je naam al vergeten), andere spellen werden een vaste toevoeging en een aantal waren zo goed en zo leuk dat deze aan de eigen collectie zijn toegevoegd.

Zo ook het intergalactische dobbelsteenspel Space Base, waarin twee tot vijf spelers hun ruimtevloot beheren en uitbreiden met het doel om als eerste het benodigde aantal overwinningspunten te behalen.

Elke speler neemt in het spel de rol aan van commodore (de militaire rang en niet een van de leden van de Amerikaanse soul- en funkgroep de Commodores), begint met zijn/haar vaste ruimtevloot gestationeerd in twaalf sectoren, en probeert deze in de eigen beurt zo strategisch mogelijk uit te breiden. In de eigen beurt en in de beurt van de andere spelers is het mogelijk om credits, inkomsten en overwinningspunten te behalen. Het geluk van de gegooide dobbelstenen speelt daarin een grote rol, maar het geluk is af te dwingen door de aanschaf van nieuwe ruimteschepen. Zo spreid je de kansen waarin de worpen van anderen in jouw voordeel kunnen werken.

Het spel en zijn onderdelen zijn van goede kwaliteit. De dobbelstenen gooien ook na vele keren spelen nog even fijn (al mogen medespelers wel wat vaker de aantallen gooien die ik nodig heb). De kaartjes met daarop de ruimteschepen en koloniën zijn tot op heden onbeschadigd en het erop staande cartoonachtige artwork is nog altijd fijn om naar te kijken. Prettig is dat aan de namen van de ruimteschepen en koloniën de nodige aandacht is besteed.

Als ik dan toch een minpunt mag noemen, dan is het wel het systeem waarin de ruimteschepen van gestationeerd naar ingezet gaan. Namelijk het verplaatsen van de ruimteschipkaart op het spelbord naar deels onder het spelbord. Vooral bij meerdere ruimteschepen die in dezelfde sector worden ingezet, kan dit onhandig zijn.

Er zijn twee uitbreidingen: The Emergence Of Shy Pluto en Command Station. De laatste doos zou ook groot genoeg zijn voor toekomstige uitbreiding. Ik hoop zelf dat er ook een digitale variant van Space Base zal verschijnen.

Deze recensie, door Jan Johannes Scholte, is eerder verschenen in HSF (2020/3).

Space Base – ALDERAC ENTERTAINMENT GROUP

Oneindig veel combinaties – Zin en onzin van geforceerde diversiteit – HSF (2020/3)

Diversiteit en representatie zijn onderwerpen waar niet aan te ontkomen valt. Tijdens de Worldcon werd er uitgebreid aandacht aan besteed in verschillende panels. Online en op papier is er een uitgebreid discours ontstaan. Hierin probeert iedere groep een plek te vinden. Of het nou gaat om geaardheid, culturele achtergrond, geslacht of politieke denkbeelden. De tijd dat ons genre gedomineerd werd door een monocultuur bestaande uit voornamelijk blanke mannelijke schrijvers met een Angelsaksisch westerse achtergrond, is toch echt voorbij. En dat is niet altijd voor iedereen even makkelijk.

Zo bleek bij de laatste Worldcon dat het een uitdaging was om sommige achternamen van Hugo-winnaars juist uit te spreken. Dat is er eentje in de categorie waarvan je je als buitenstaander afvraagt hoe moeilijk het nou kan zijn. Het is vast wel uit te leggen maar dat maakt het niet minder vervelend voor de personen die het trof en wiens moment in de spotlights overschaduwd werd door een onnodige fout. Het vinden van de weg in deze nieuwe wereld is niet altijd makkelijk en zal ook nog wel even ingewikkeld blijven. Want wat doen we nu met al die schrijvers waarvan we nu vinden dat ze toch wel erg van de oude garde zijn? Lezen we ze helemaal niet meer, gaan we ze lezen met een disclaimer of moeten we er tijdens het lezen altijd discussie over voeren?

In deze nieuwe wereld waar iedereen terecht een plek voor zichzelf opeist, zoeken makers naar een manier om daar ruimte aan te geven. En dit gaat lang niet altijd zoals eigenlijk de bedoeling zou  moeten zijn. Want welk nut heeft diversiteit als karakters alleen maar in een boek of script voorkomen omdat ze bi zijn, een andere huidskleur dan wit hebben of vrouw zijn? Vaak is het zo dat als we deze diverse karakters ontleden tot hun kern, het nog steeds inwisselbare personen zijn. Het stempel van diversiteit dat ze krijgen, is niet meer dan dat.

Terwijl ik toch vanuit persoonlijk perspectief kan zeggen dat je een hele andere maatschappelijke positie inneemt als je aseksueel of lesbisch bent. Iemand die anders is dan de norm maakt een andere reis door het leven en reageert daardoor dus ook anders, ook als die persoon wel hetzelfde kan bereiken. Culturele achtergrond en persoonlijke bagage spelen een grote rol, ook als er geen glazen plafond is. Een karakter is pas authentiek als je dat terug ziet. Iets waar in veel boeken, films en series aan voorbij gegaan wordt. Representatie door een karakter dat alleen maar in uiterlijk divers is, helpt maar een klein beetje om meer diversiteit in het echte leven te krijgen.

Maar die representativiteit is wél nodig! Als we bepaalde type mensen nooit in fictie zien, niet om wie ze zijn maar als wie ze zijn, dan kijken we ook in de werkelijkheid makkelijker over hen heen. Ondanks dat Captain Janeway van Star Trek toch vooral niet anders mocht zijn dan de mannelijke Starfleet-captains die haar voorgingen, was en is het voor mij als vrouw nog steeds belangrijk dat een vrouw ook die leiderschapsrol kon vervullen. Nog mooier zou zijn geweest als ze ook echt had mogen laten zien waarom een vrouwelijk perspectief op een beslissing anders is dan dat van een man. Of waarom een vrouw een vergadering anders zou leiden. Of dat ze eens een keertje goed migraine had van het ongesteld zijn.

Een ander voorbeeld is het verschil tussen Star Trek Deep Space Nine (DS9)en Star Trek Discovery. Als je beide gezien hebt, zal je meteen snappen wat ik bedoel. DS9 is een goed voorbeeld van sterke representatie van minderheden. De karakters zijn wie ze zijn en gedragen zich er naar. Er wordt bijvoorbeeld nergens in de serie benoemd dat Sisko van Afro-Amerikaanse komaf is. De kleur van zijn huid is juist geen punt van discussie meer en dus is hij wie hij is en kan hij bereiken wat ieder ander ook kan bereiken. En waar het nodig is wordt daar ook gewoon over gesproken. Discovery daarentegen is een pijnlijk geforceerde afvinklijst op het gebied van diversiteit. Het lijkt er op dat ze alle minderheden in één serie hebben willen stoppen zonder daar verder een echte reden voor te hebben. Ook wat waard zou je zeggen maar gezet tegenover echte representatie, waarbij een karakter vanzelfsprekend in de fictieve wereld functioneert net als een ‘witte blanke man’ dat zou hebben gedaan, maar dan wel als zichzelf, is het een gemiste kans.

Het zou goed zijn als we in SF- en fantasyboeken, films en series de komende jaren werelden gaan zien waarin diversiteit en representatie niet alleen als een afvinklijst gebruikt wordt. We willen werelden waarin iedereen daadwerkelijk zichzelf kan zijn en het er niet meer toe doet waar je vandaan komt, wat je geaardheid is of waar je in gelooft (uiteraard binnen de context van de wereld die gecreëerd is). Aan de andere kant is het belangrijk dat karakters authentiek zijn. Als je een vrouwelijk karakter op andere vrouwen laat vallen, laat dan ook echt zien wat dit voor het karakter betekent. En als je wel over de blanke hetero man schrijft, laat ons dan eens zien hoe die authentiek aan zichzelf blijft in deze veranderende wereld zónder de Derde Wereldoorlog te beginnen of anderen te marginaliseren.

Als schrijver is het daarom essentieel dat je je verdiept in het karakter dat je neer wilt zetten. Wie is deze persoon, waar komt deze persoon vandaan en welke bagage draagt deze persoon met zich mee? En als je er dan voor kiest om voor een karakter te gaan dat ver van je eigen belevingswereld af staat, ga dan praten met mensen die in de echte wereld jouw karakter zijn. Dus als je een lesbische Islamitische vrouw met één been probeert te beschrijven, ga dan eerst eens praten met zo’n persoon.

Dit artikel, door Alice Jouanno, is eerder verschenen in HSF (2020/3).

Marvel’s Avengers – Kamala in de schijnwerpers – HSF (2020/3)

Het computerspel Marvel’s Avengers, ontwikkeld door Crystal Dynamics en uitgegeven door Square Enix, stond in eerste instantie niet op mijn te-kopen-lijst. Het werd in de markt gezet als een online multispeler-spel in de lijn van Destiny en dat is een type spel dat niet mijn ding is. Naarmate de verschijningsdatum van het spel naderde, hoorde ik echter steeds vaker dat de verhalende modus van het spel langer en voornamelijk beter was dan verwacht. Maar wat mij echt overstag deed gaan, was dat de hoofdrol in die verhalende modus was toebedeeld aan een van mijn favoriete Marvel-personages: Kamala Kahn, de huidige Miss Marvel.

Nu is Kamala een van de vele versies van de tiener-krijgt-superkrachten-formule waar Marvel, sinds het succes van Spiderman in de jaren ’60 van de vorige eeuw, keer op keer op teruggrijpt. Het idee van een jongvolwassene die het leven als superheld moet balanceren met het normale leven is blijkbaar een van de weinige verhaaltypen voor jongvolwassenen waar ik elke keer weer van geniet. Al helemaal als het met zoveel charme wordt neergezet als de eerste Kamala Kahn – Miss Marvel-reeks, geschreven door G. Willow Wilson onder toezicht van redactrice Sana Amanat. De manier waarop Kamala wordt neergezet als fan van en schrijfster van fan-fiction over desuperhelden die ze na het verkrijgen van superkrachten leert kennen, maakt het alleen maar beter.

De introductie van Kamala in het computerspel Marvel’s Avengers is dan ook pure perfectie. Kamala heeft kaarten gekregen voor een speciaal Avengers fan-evenement (A-Day, gehouden op een vliegend vliegdekschip) door een finaleplaats te halen in een fanfictioncompetitie. Onder toeziend oog van haar verbouwereerde vader verkent ze het evenement en ontmoet ze haar helden in levenden lijve. Ik heb dit deel van het spel met een grijns op mijn gezicht gespeeld.

Schijndiversiteit

Het tweede aspect wat Kamala verheft tot een van mijn favoriete Marvel-personages is dat ze, naar mijn mening, een voorbeeld is van oprechte representatie in fictie. Elders in deze HSF schrijft Alice over het verschil tussen schijndiversiteit en representatie en waarom dat belangrijk is. Haar relaas deed mij gelijk aan Kamala denken. Nu is het terecht om op te merken dat ik wellicht niet de juiste persoon ben om het onderscheid te kunnen maken tussen schijndiversiteit en representatie. Ik ben immers op het eerste gezicht nogal een stereotype Nederlandse blanke mannelijke nerd en, laten we heel eerlijk zijn, op het tweede gezicht ook. Laat staan dat ik iets kan zeggen over hoezeer Kamala recht doet aan de mensen die zij zou representeren. Kamala Kahn is namelijk de dochter van Pakistaanse immigranten, geboren en getogen in New Jersey en moslima. Dus waarom durf ik dit oordeel te vellen?

Afvinklijst

Om te beginnen omdat Kamala representatie geeft aan een heel specifieke groep. Bij schijndiversiteit zie je vaak de neiging om de nadruk te leggen op één diversiteitsaspect. Als mensen, en dan hebben we het waarschijnlijk over blanke heteromannen, een personage opvoeren dat een vinkje moet zetten op hun diversiteits-afvinklijst dan concentreren ze zich meestal op één categorie. Iedere subtiliteit gaat verloren. We zien het tegenovergestelde bij Kamala. Ze is niet alleen dochter van immigranten maar van specifiek Pakistaanse immigranten. Ze is niet enkel Pakistaans-Amerikaans, ze komt specifiek uit New Jersey. Ja, ze is moslima maar aangezien je een religie met meer dan een miljard volgers niet over een kam kan scheren, wordt dat gegeven beïnvloed door haar achtergrond. Het diversiteitsaspect van dit personage is zeer specifiek en niet generiek.

Een andere reden waarom ik Kamala onder representatie durf te scharen, is dat het diversiteitsaspect van het personage niet haar gehele identiteit vormt. Dit is natuurlijk een gevolg van de specificiteit van haar achtergrond, maar het komt ook door hoe die achtergrond is verweven in het verhaal. Bij schijndiversiteit wordt het diversiteitsaspect meestal te pas en te onpas benadrukt, terwijl het bij representatie wordt neergezet als een natuurlijk onderdeel van het personage. Dit is iets wat Marvel’s Avengers goed overneemt van het bronmateriaal. Kamala’s achtergrond beïnvloedt onder andere haar relatie met haar vader, haar omgang met andere personages en haar moraliteit, maar het wordt nooit opgedrongen. Ze noemt haar vader bijvoorbeeld ‘abu’ (koosnaampje voor vader) en hij noemt haar ‘beta’ (koosnaampje voor tweede kind), maar het komt natuurlijk over. Dat is ook niet zo vreemd want voor een jonge Pakistaans-Amerikaanse moslima is dat natuurlijk.

De belangrijkste reden dat ik Kamala onder de noemer representatie durf te scharen, is nog wel omdat ze het geesteskind is van Sana Amanat, die als dochter van Pakistaanse immigranten opgroeide in New Jersey. Het personage is dus bedacht en die eerste reeks geschreven onder de hoede van iemand met dezelfde achtergrond.

Dat alles maakt dat ik denk te kunnen zeggen dat Kamala een van de zeldzame voorbeelden is van oprechte diversiteit binnen superheldenverhalen.

Doordat dit diversiteitsaspect van Kamala op zo’n oprechte en subtiele manier is uitgewerkt in de eerste serie, komt zoals te verwachten dit aspect van het personage ook in andere media voor. Dit zien we terug in hoe ze wordt neergezet in Marvel’s Avengers. Ze is al eerder een speelbaar personage geweest in andere computerspellen, maar dit is de eerste keer dat ze buiten superheldencomics de hoofdrol heeft in een grote mediaproductie. Iedereen die Kamala kent van de strips zal haar herkennen in dit verhaal.

In dat verhaal loopt dat Avengers fan-evenement uit tot een ramp, waarbij Captain America komt te overlijden (zo lijkt het) en met als resultaat dat de Avengers uit elkaar gaan. Kamala is degene die nooit het geloof in haar helden verliest, ze weer bij elkaar brengt door haar enthousiasme en omdat ze de Avengers geeft wat ze verloren hebben met de dood van Captain America: een emotionele en morele kern. Dat het belangrijk is dat deze rol is weggelegd voor een Pakistaans-Amerikaanse moslima mag vanzelfsprekend zijn.

Deze recensie, door Eddie A. van Dijk, is eerder verschenen in HSF (2020/3).

Marvel’s Avengers Game (square-enix-games.com)

Harde sciencefiction: de jaren zestig versus de jaren twintig – HSF (2020/3)

Ergens in de tweede helft van de jaren zestig begon ik met het lezen van ‘volwassen’ SF. De keuze was groot met reeksen als Zwarte Beertjes, Prisma, de Bruna Maraboe, de witte Meulenhoffs. Luilekkerland voor de SF-liefhebber. Eind jaren tachtig droogde de bron van vertaalde SF weer op. Wat is er gebeurd en hoe is de situatie nu?

In de jaren zestig begon elke zichzelf respecterende uitgeverij een SF-reeks. De meeste vertalingen waren uit het Engels met daarnaast wat uit het Frans en Duits. Vertalers hadden de tijd van hun leven. Vanaf eind jaren tachtig werd er steeds minder vertaalde SF uitgegeven en eind jaren negentig was het zo goed als over. Ik stapte over op Engelstalige boeken en dan vooral de niet vertaalde vervolgdelen van trilogieën en andere reeksen. Bijvoorbeeld ‘Blue Mars’ van Kim Stanley Robinson en de ‘Night’s dawn’-boeken van Peter F. Hamilton, ‘Homecoming’ en ‘Ender’ van Orson Scott Card, ‘Iron Council’ van China Miéville, de resterende ‘Revelation Space’ van Alastair Reynolds en alle andere boeken in de Academy-reeks van Jack McDevitt.

Ofschoon ik redelijk onderlegd ben in de Engelse taal met dertig jaar ervaring als systeembeheerder bij een Amerikaans bedrijf, is voor mij communicatie in technisch Engels en via e-mail heel wat anders dan het lezen van SF in het Engels. Met sommige boeken ging het prima, al duurde het lezen twee keer zo lang dan in het Nederlands. Bij andere boeken ging het fout doordat ik iets verkeerd had geïnterpreteerd, of niet fatsoenlijk voor mezelf had kunnen vertalen. Bijvoorbeeld als de schrijver iets verzonnen had wat niet te vertalen was en de betekenis uit de context gehaald moest worden. Soms moest ik het na de eerste vijftig pagina’s gefrustreerd opgeven. Tot op de dag van vandaag houd ik het op Nederlands.

Toch vraag ik me af waarom er na de jaren tachtig/negentig zo weinig vertaald is, aangezien de belangstelling voor SF in het Nederlandse taalgebied bleef. Zo was en is er bij algemene verhalenwedstrijden regelmatig SF te vinden. Bijvoorbeeld in de verhalenbundel ‘Zonderlingen’ van Godijn Publishing, naar aanleiding van de gelijknamige verhalenwedstrijd, zijn van de vijfentwintig verhalen er dertien SF, acht fantasy en twee horror, met daarnaast een spookverhaal en een paranormaal verhaal. Ook in Verhalenvertellers 2 (van Uitgeverij Macc) was het merendeel SF. In de jaarlijkse bundel Ganymedes staan twintig verhalen en daarvan zijn er tien duidelijk SF. Hetzelfde in de uitgave EdgeZero. Bij uitgevers als Brave New Books, Mijn Bestseller en Gopher wordt ook veel Nederlandstalige SF uitgegeven. Verder zijn er nog de auteurs die zelf uitgeven, zoals Antoni Dol en Jeroen Syns.

Wat er vooral aan harde SF in vertaling verschijnt, zijn dystopische verhalen die zich twintig tot veertig jaar in de toekomst afspelen en waar het etiket thriller aan wordt gegeven. Niet slecht, maar echt harde SF kan ik het niet noemen. Verder timmeren kleinere uitgeverijen als Godijn Publishing (met het Boek 10-project) en Hamley Books, Uitgeverij MACC, Quasis en Fantastische Vertellingen behoorlijk aan de weg. Schrijvers als Johan Klein Haneveld en zeker ook Frank Roger, die hoge ogen in het verre buitenland gooit, manifesteren zich als nooit tevoren. Opvallend is dat meerdere Nederlandstalige schrijvers vooral in het Engels schrijven.

Is de situatie in 2020 aan het verbeteren als het gaat om vertalingen en Nederlandstalig oorspronkelijk werk? Het lijkt er wel op, want er komt heel wat aan. In oktober verschijnt het eerste deel van ‘Het Drielichamen probleem’ van Cixin Liu. De beide andere delen staan in 2021 gepland. Verder staat bij Clavis in december een deel in de serie Slaves van Mirjam Borgermans op stapel. De Boekerij komt in december met het 880 pagina’s dikke ‘Slapen in een zee van sterren’ van Christopher Paolini. Clavis komt in januari met het tweede deel in de Nomade-trilogie van Guido Eekhaut. De verhaalreeks zal in het zevende deel samensmelten met de Enigma-trilogie. Net als wat Isaac Asimov deed toen hij zijn Robotverhalen en de Foundationreeks aan elkaar schreef. Dan natuurlijk nog de onvermijdelijke herdruk (door het verschijnen van de film) van ‘Duin’ van Frank Herbert bij Volt.

Uitgeverij Iceberg Books uit Amsterdam komt in januari 2021 met niet minder dan zeven SF-uitgaven. De ‘Long Winter’ trilogie van A.G. Riddle, de eerste twee delen van de Young Adult ‘Skyworld’ reeks van Brandon Sanderson, alsmede twee standalone SF-thrillers: ‘Zonneschaduw’ en ‘Stelsel onbekend’ van Jasper T. Scott.

Kortom, het gaat gelukkig weer de goede kant op met harde SF! Zie voor de meest volledige lijst van verwachte SF-boeken de site van het NCSF:

Recent verschenen boeken

Dit artikel, door Jos Lexmond, is eerder verschenen in HSF (2020/3).

Final Fantasy VII: Remake – Fluisteringen van het lot – HSF (2020/3)

Het is iets waar weinig mensen over kunnen spreken: de druk van het aanpassen van een geliefd meesterwerk aan een ander medium en een nieuwe tijd. Er zijn aspecten van het origineel die niet te vertalen zijn naar dit nieuwe medium en aspecten die door een modern publiek niet meer geaccepteerd zullen worden. Je zal die keuzes maar moeten maken terwijl je weet dat fans van het origineel het er niet mee eens zullen zijn. Wat je ook doet, je krijgt de woede van bepaalde mensen over je heen. Peter Jackson weet er alles van dankzij zijn verfilmingen van Lord of the Rings en the Hobbit. Ook Denis Villeneuve zal dit met het verschijnen van zijn Dune-verfilming gaan ondervinden. Ook Motomu Toriyama kan hierover meepraten. Hij was namelijk ‘zo dom’ om de opdracht te accepteren om het computerspel Final Fantasy VII opnieuw tot leven te wekken.

Final Fantasy is een van de bekendste computerspelreeksen en een van de meest succesvolle fantasyseries in het moderne medialandschap. Final Fantasy VII is voor velen de onbetwiste klassieker van die reeks. Dit omdat het voor velen de eerste Final Fantasy was die ze speelden. Het spel kwam in 1997 uit op de eerste Playstation en bereikte daarmee een geheel nieuw publiek. Het was dan ook voor velen de eerste kennismaking met het genre van de Japanse RPGs. Dit geeft het spel voor velen een grote nostalgische waarde. Daarnaast was het de eerste Final Fantasy die expliciet sciencefiction-tropes gebruikte, namelijk  cyberpunkconcepten. Het is dan ook de eerste Final Fantasy waar ik echt interesse in had. Het is juist de eclectische menging van fantasy- en sciencefiction-elementen die mij zo aantrekt aan Japanse RPGs in het algemeen en Final Fantasy in het bijzonder. Toch moet ik toegeven dat ik het spel niet in zijn oorspronkelijke vorm gespeeld heb. Dit komt omdat ik, op dat moment in mijn leven, geen console-speler was. Tegen de tijd dat ik de kans had het spel te spelen was het spel te verouderd voor mij om erin te komen. Ik ben dus ook niet een van degenen die dit spel om nostalgische redenen heeft gespeeld.

Nieuwe eisen

Dat het origineel al snel te verouderd was voor mij om ervan te genieten, geeft aan hoe snel het medium van computerspellen zich ontwikkeld heeft de afgelopen paar decennia. Dit is dan ook een reden voor mij om te beargumenteren dat we Final Fantasy VII moeten zien als een adaptatie en niet een opgepoetste versie van het origineel. Ten eerste is deze nieuwe versie deel van een ander genre van computerspellen: het is een real time action-RPG en geen turn-based RPG. Ten tweede is het medium van computerspellen in de 23 jaar sinds het verschijnen van het origineel, zoveel veranderd dat er complete nieuwe eisen worden gesteld aan hoe een verhaal in dat medium verteld wordt. Final Fantasy VII Remake is een beetje alsof ze een stille film opnieuw maken met geluid en kleur. Het medium is technisch gezien hetzelfde, maar in de praktijk zijn de regels voor het vertellen van verhalen in dat medium volledig veranderd.

Nog een reden om het als adaptatie te zien is dat Final Fantasy VII: Remake niet het volledige verhaal van het origineel dekt. Het vertelt een uitgebreide versie van ongeveer de eerste acht uur van het origineel. Die acht uur zijn uitgebreid tot zo’n veertig uur in de nieuwe versie. Het idee is om dit spel in episodes uit te geven, want Square Enix laat natuurlijk niet de kans liggen om meer geld uit hun fans te persen.

Gewaagde keuze

Dit alles was al genoeg geweest om een discussie te hebben over de relatie tussen origineel en adaptatie. Maar Toriyama maakte nog een zeer gewaagde keuze. Hij maakte het feit dat dit spel een adaptatie is van een klassieker een fundamenteel deel van zijn nieuwe vertelling.

Al vroeg in het spel, vanaf het moment dat Aerith en Cloud elkaar ontmoeten, spelen spookachtige verschijningen een rol in het spel. Ze helpen de protagonisten of werken ze tegen op specifieke punten. Pas later leren we dat deze verschijningen de fluisteringen van het lot zijn die de gebeurtenissen willen sturen in de richting waarin ze horen te gaan. Met andere woorden, deze Fluisteringen zijn de manifestaties van het oorspronkelijke verhaal die hun invloed uitoefenen op deze nieuwe versie. Uiteindelijk moeten de protagonisten het letterlijk opnemen tegen de avatars van het oorspronkelijke verhaal dus om zich vrij te vechten van hun lotsbestemming.

Wat Toriyama doet is de personages, en dus de spelers, medeplichtig maken aan het losbreken uit de restricties van het originele verhaal. De spelers weten niet wat er gaat gebeuren in de volgende delen van deze nieuwe versie van Final Fantasy VII. Wellicht zal Aerith het deze keer weten te overleven. Wellicht kan deze keer een van de meest iconische verleidingsscènes in de computerspelgeschiedenis ontweken worden. Wij, de spelers, weten het niet, en we hebben met onze acties deze stand van zaken weten te bewerkstelligen. Toriyama maakt hiermee, wat mij betreft, een ongekend statement over de aard van adaptaties: adaptaties kunnen per definitie niet hetzelfde zijn als het origineel dus waarom ons niet vrijmaken van het spook der verwachtingen?

Het prachtige is dat dit hele meta-tekstuele geneuzel ook nog eens thematisch aansluit bij het verhaal zelf. Final Fantasy VII speelt zich af in de stad Midgar die gecontroleerd wordt door de Shinra-coöperatie. De hoofdrolspeler, Cloud Strife, wordt ingehuurd door een groep ecoterroristen genaamd Avalanche om een van Shinra’s energiecentrales uit te schakelen. De explosie die ze veroorzaken blijkt veel groter dan verwacht. Dit komt omdat Shinra dit wilde. Ieder stap die Avalanche neemt, wordt door Shinra misbruikt om hun interpretatie van de gebeurtenissen kracht bij te zetten. Met als einddoel nieuwe oorlog met een rivaliserende staat. Dit plan wordt door Shinra letterlijk ‘the Narrative’ genoemd. Onze helden vechten dus ook op dit niveau van het verhaal tegen een verhaal dat hen wordt opgelegd.

Meeleven

Wat mij het meest verbaasde van het spel was hoezeer ik ging meeleven met de personages. Je zou niet verwachten dat een personage met de naam Cloud Strife enige empathie zou kunnen opwekken. Toch is het een genot om te zien hoe Aerith met hem flirt, niet omdat ze hem echt wil versieren maar omdat ze hem uit zijn schulp wil krijgen. Het moment dat Cloud dan voor het eerst uit zijn schulp kruipt en Aerith het niet merkt is subtiel neergezet en, in een spel vol epische gebeurtenissen, een van mijn favoriete verhaalmomenten van dit jaar.

Niet alleen wil ik graag weten hoe het deze personages verder vergaat, ik ben ook benieuwd waar het verhaal naar toe gaat. Want Toriyama’s gok heeft gewerkt: de spelers weten niet hoe het verhaal nu gaat verlopen. Hij zou voor de rest het verhaal van het oorspronkelijke spel volledig kunnen volgen en het zou nog een verrassing zijn. Ik hoop alleen dat hij de neiging tot verdere meta-tekstuele verwarring kan weerstaan. Er zijn in het spel al indicaties van alternatieve tijdlijnen en dergelijke complicerende factoren en gezien het feit dat Toriyama ook het meesterbrein is achter de meest onnodig complexe computerspelreeks, Kingdom Hearts, hou ik mijn hart vast. Maar gezien de basis die Final Fantasy VII: Remake biedt kan het eindresultaat iets prachtigs zijn.

Zoals Aerith zegt: “de toekomst is altijd een onbeschreven blad”, zelfs als het verhaal van die toekomst al een keer verteld is.

Deze recensie, door Eddie A. van Dijk, is eerder verschenen in HSF (2020/3).

FINAL FANTASY VII Remake (square-enix-games.com)