SF/F/H Gedichten gezocht!

Een leuke oproep van onze vrienden bij Ganymedes:

Voor de jaarlijkse verzamelbundel Ganymedes met sciencefiction, fantasy en horror, die in 2025 voor de 25ste keer zal worden samengesteld, zijn we op zoek naar niet eerder gepubliceerde gedichten in deze genres. Het accent van de bundel ligt op korte verhalen, maar sinds 2012 worden ook gedichten opgenomen, onder andere van Ingmar Heytze, Nanne Nauta, Leo Mesman, Titia Beukema, Fred Bloemink, Annette Akkerman, Jan J.B. Kuipers en Martijn Adelmund. De bundel wordt samengesteld door Remco Meisner en Paul van Leeuwenkamp. Inzenden is mogelijk tot 1 juni 2025 naar info@fantastische-vertellingen.nl
Zie voor alle regels: www.ganymedes.net

Voor het insturen van korte verhalen kunnen jullie uiteraard ook altijd bij ons eigen verenigingsblad HSF terecht.

De Fantastische Elementen – Frank Norbert Rieter – HSF 2023/3

Vrijwel alles wat ik schrijf valt voor mij onder de noemer fantastiek. Ik schrijf fictie. Voor ieder verhaal bouw ik een wereld, kies ik zorgvuldig het perspectief en de schrijfstijl. Het eindresultaat heeft altijd een licht betoverend of vervreemdend effect, dat vaak wordt aangeduid met het Engelse ‘sense of wonder’. Dat geldt ook voor mijn werk dat ogenschijnlijk in het hier en nu speelt. Maar niet herkent in al mijn werk het fantastische.

Mijn roman Oom Ludo werd bijvoorbeeld door fandata.nl vriendelijk geweigerd. Een te laag fantasy gehalte. Daar wil ik mild over zijn, want het is meer een literaire roman dan een magisch realistisch werk, al zitten die magische elementen er wel in. Maar het haalde herinnering boven aan jurycommentaren van schrijfwedstrijden waar ik aan mee deed. Daar kreeg ik soms ook als feedback dat verhalen te weinig fantasy- of scifi-elementen bevatten. Ik vond dat commentaar vaak kortzichtig. De toets of iets fantasy of scifi is, is toch niet terug te voeren op de simplistische toetssteen: komen er wel genoeg draken of ruimteschepen in voor? Ik zou graag willen ageren tegen het al te eenvoudig tellen van ‘elementen’ om maar vast te stellen of iets voldoende tot het domein van de fantastiek behoort.

Ik wil overigens niets afdoen aan het plezier en de betovering de bekende elementen geven. Ze zijn ontegenzeggelijk waardevol. Draken, toverij en eenhoorns. Ruimteschepen, robots en supercomputers. Het is allemaal prachtig. Al raken soms die elementen wat al te bekend. Dezelfde juryleden en recensenten die op het ene moment klagen over een gebrek aan bekende elementen kunnen op een ander moment verzuchten dat het allemaal niet origineel genoeg is. Ook sommige lezers kunnen afgeven op alsmaar ‘meer van hetzelfde’, terwijl anderen er maar geen genoeg van krijgen. Wat ook je persoonlijke voorkeur, iedereen zal onderkennen dat het niet alle auteurs lukt om op een goede manier oude wijn in nieuwe zakken te gieten.

Ik ben ervan overtuigd dat dat meestal niet ligt aan het hergebruik van de bekende elementen, maar dat zo’n auteur het juist op andere vlakken laat liggen. Er zijn twee stijlmiddelen die ik zelf essentieel vind voor de fantastiek, buiten alle ‘elementen’. Je hebt ze nodig om de ‘sense of wonder’ op te wekken. Lezers zullen het ervaren. Wie afgaat op een onderbuikgevoel zal bij het goed gebruik van deze stijlmiddelen meteen herkennen: dit is een ‘magisch’ boek. Het gaat om het gebruik van perspectief en schrijfstijl.

Het perspectief en de wereld

Toen het fantasy-genre ontstond werden de meeste verhalen geschreven vanuit het perspectief van een hoofdpersoon die vanuit een ‘gewone’ wereld een ‘magische’ wereld betrad. Op die manier kon de lezer geleidelijk wennen aan het wonderbaarlijke. Wat vreemd of anders was kon op een natuurlijk manier worden uitgelegd of gepresenteerd. Denk aan het konijnenhol waar je in valt of een spiegel waar je doorheen stapt. De vakliteratuur (1) heeft er een naam voor: portal-fantasy.

Zelfs The lord of the rings is in zekere zin portal-fantasy. De Gouw voelt in alles huiselijk en veilig. De grazige heuvels, de knusse holen: het kost de lezer weinig moeite om daar een veilige thuishaven in te herkennen. Van daaruit wordt de lezer, samen met de hoofdpersonen, de gevaarlijke, wonderbaarlijk en onbekende wereld in gevoerd.

Fast forward naar zo’n honderd jaar later: de lezer is al lang en breed bekend met het wonderbaarlijke en verwacht dat juist een fantasy boek je meevoert naar een andere, vreemde wereld. Er is minder uitleg nodig. Er wordt nog steeds echte portal-fantasy geschreven. Maar het is ook prima om de lezer meteen midden in de wereld en het verhaal te droppen. Nog een vakterm: ‘hit the ground running’. Je leert de wetmatigheden van de wereld snel genoeg kennen als je er middenin zit.

Wat we kunnen leren van de wisselwerking tussen perspectief en wetmatigheden in de wereld is waardevol voor de beoordeling of iets fantastiek is. Ook als een wereld geen of weinige fantastische elementen kent, kan de wereld eigen wetmatigheden hebben. Een ander ‘normaal’. Of het snel of langzaam is, de lezer wordt er mee geconfronteerd en gaat stapsgewijs het wereldbeeld adopteren. Als de lezer over de schouder van de hoofdpersoon meekijkt kan er een mooie spanning ontstaan tussen het normaal van de lezer, de hoofdpersoon en de wereld. Uit dat spanningsveld ontstaat de magie.

Als ik kijk naar ‘mainstream fantasy’ vind ik het leuk om een prikkelende stelling te poneren. Een draak maakt een boek nog niet fantasy. Als de lezer in een boek draken verwacht, en in de wereld draken normaal zijn, en de hoofdpersoon draken normaal vindt, dan dragen die draken op geen enkele manier meer bij aan de ‘sense of wonder’. De bekendheid van de fantastische ‘elementen’ gaat zelfs tegen werken. De verrassing en de magie zijn ervan af.

De schrijver denkt het zich wellicht makkelijk te maken door bekende elementen er in overdaad in te stoppen, maar het gevoel van verwondering en avontuur moet ergens anders vandaan komen. Een schurend perspectief dat voldoende dramatische spanning opwekt is er daar één van.

De fantastische taal

Sommige auteurs lijken te denken dat als ze namen maar vormen uit een exotische lettercombinatie met een paar diakritische tekens, dat er daarna nog maar weinig hoeft te gebeuren om een verhaal fantasy te noemen. Maar taal heeft op zichzelf de eigenschap om sfeer op te wekken. Alleen al door woordkeus en syntaxis. Door een slimme keus daarin zeg je heel veel over een wereld of een personage. Een bekend en extreem voorbeeld daarvan is de manier waarop Yoda uit Star Wars spreekt. Dichter bij huis is het werk van Marten Toonder een goed voorbeeld. Onder andere door het gebruik van neologismen (van denkraam tot zwelgbast) voel je als lezer dat je de wonderlijke wereld van Olie B. Bommel bent binnengestapt.

Ik ben zelf altijd heel bewust bezig met woordkeus. Mijn bundel Onwaarschijnlijke helden speelt in een wereld die losjes is gebaseerd op de Nederlandse middeleeuwen. Een belangrijk verschil is het ontbreken van christelijke invloeden. De namen in de wereld koos ik zorgvuldig met de nodige naslagwerken onder handbereik. (2) Daarnaast vermeed ik bij het schrijven zorgvuldig alle anglicismen en ik leunde wat zwaarder op Germaanse leenwoorden. Om inspiratie op te doen en om de taal die ik beoogde in de vingers te krijgen herlas ik oude vertalingen. Onder andere een Decamerone uit de jaren ’50 en de vertellingen uit Kantelberg uit de jaren ’60. Zowel het idioom als de syntaxis wekken een heel ander gevoel op dan hedendaags proza. Het is natuurlijk de kunst om er geen pastiche van te maken. Ik wilde nog altijd verhalen van nu schrijven. Ik had in de verteltrant en met de personages daarom wel wat te compenseren: moderne thema’s en een spitse en vlotte beschrijving van de gebeurtenissen. Of ik daar echt in geslaagd ben, mag iedere lezer voor zich zichzelf bepalen, maar wat ik vooral wil aangeven is dat deze verhalen niet alleen fantasy zijn omdat er magisch bibliotheken en tovenaars in voorkomen. Maar evenzeer om de taal.

Het bewust omgaan met woordkeus en syntaxis lijkt een ondergeschoven kindje te zijn bij veel hedendaagse fantasyschrijvers. Als het niet in een andere wereld met magische zaken speelde, had het proza ook door Kluun of Koch geschreven kunnen zijn.

Ik heb wel eens gedacht dat het in Nederland is misgegaan toen Couperus zijn neoromantische periode achter zich liet en naturalistisch werk begon te schrijven. De voorkeur voor kaal en realistisch proza vond in Nederland alom navolging en een schrijfstijl die ‘geen woord te veel’ gebruikt wordt tot de dag van vandaag geprezen. Daarnaast is er onder redacteuren en uitgevers ook nog wel een no-nonsense attitude met een lichte een angst voor een al te idiosyncratisch idioom. Al te moeilijke of in onbruik geraakte leenwoorden moeten bij voorkeur gemeden worden. Het moet wel leesbaar blijven.

En dat terwijl er zo’n mooie hoeveelheid woorden is om uit te kiezen. Meer dan tweehonderdvijftigduizend woorden telt de Nederlandse taal. De meeste Nederlanders kennen er daar zo’n tien procent van. De Engelse taal telt er overigens minder: zo’n honderdeenenzeventig duizend. Dat verschil laat zich deels verklaren doordat het Nederlands wat sneller is met het ‘officieel’ opnemen van nieuwe woorden en leenwoorden. Maar hoe dan ook is er een grote variëteit aan woorden om uit te putten.

Engelse auteurs benutten het aanwezige potentieel soms beter. Het typische fantasyjargon met de specifieke woorden voor wapengerei, occulte zaken en wat dies meer zij wordt al sinds de vorming van de genres grif gebruikt. De neoromantiek gaf daar juist een goede basis voor het fantastisch idioom en de opkomst van meer sobere schrijven deed daar niet aan af. Als voorbeeld: een klein rond schild is in het Engels al snel een buckler. In het Nederlands gebruikt vrijwel niemand het equivalent beukelaar, maar wordt het gewoon een klein rond schild genoemd, of iets vergelijkbaar prozaïsch. En dat terwijl in de context van het verhaal ook voor mensen die het woord niet kennen glashelder is wat er mee bedoeld wordt.

Je hoort lezers wel eens zeggen dat het Engels meer geschikt is voor fantasy, omdat het meer de woorden heeft daarvoor. Ik denk niet dat dat waar is. Ik denk wel dat we het gebruik van de woorden die ervoor nodig zijn een beetje zijn ontwend. Het zijn de schrijvers die moeten graven en zoeken en afstoffen.

Ik zoek en gebruik dat soort woorden bewust. Misericorde voor het mes dat gebruikt wordt bij een sluipmoord. Grimoire voor spreukenboek. En liever een pastinaak of schorseneer dan gewoon een knol of een wortel. Het zijn de kleine verschillen en keuzes die allemaal bijdragen aan de sfeer in een verhaal.

Veel collega-schrijvers laten kansen onbenut en introduceren soms zelfs onnodig nieuwe leenwoorden (zoals het genoemde ‘buckler’). Er zijn ook uitzonderingen. Peter Schaap gebruikt bijvoorbeeld in zijn eerste werk Ondeeds de Loutere een heel fijn en sfeervol idioom. Dat is helaas ook meteen zijn meest zorgvuldig geschreven werk. Taalkundig is het ook meteen zijn beste werk. Verder kom ik het vooral in vertalingen tegen. De vakkundige omzetting uit andere talen dwingt tot creatief zoeken in de minder gebruikte uithoeken van het woordenboek. Iedere schrijver zou af en toe wat werk moeten vertalen om op die manier met andere woorden en een andere zinsopbouw in aanraking te komen.

En er is zonder twijfel in het Nederlands ook veel werk dat ik niet ken. Ik noem nog een recente ontdekking. Ik kreeg afgelopen jaar de gouden tip om eens wat werk van Arij Prins te lezen. Dat is bij uitstek een schrijver met een heel eigen stijl. Je kunt het helaas niet hedendaags of heel toegankelijk noemen.

Enfin, het was niet mijn bedoeling om van dit artikel meteen een diepgravende analyse van de taal van Nederlandse fantasy schrijvers te maken. Ook realiseer ik me dat wat ik schrijf wellicht voor fantasy meer waar is dan voor science fiction. Scifi wordt vaak gekenschetst als ideeëngenre en is daardoor iets minder afhankelijk van de ‘sense of wonder’. Dan maak je als schrijver het ontbreken van genoeg ‘scifi elementen’ misschien niet goed met het juiste perspectief of taalgebruik.
Al ga ik die uitdaging zelf niet uit de weg. In het verhaal Kiki dat ik schreef deed ik het tegenovergestelde wat ik deed voor Onwaarschijnlijke helden. Ik verrijkte de taal met zoveel mogelijk anglicismen en zocht naar een Nederlands waarvan ik me voorstelde dat we het over twintig of veertig jaar zouden spreken.

Ik hoop met dit artikel anderen te inspireren om bij het lezen van fantastiek wat meer te genieten van de schrijfstijl en techniek, naast alle heerlijke elementen op verhaal en wereldniveau. Wie Nederlandse schrijvers of vertalingen vindt die zich bij uitstek op deze punten onderscheiden, laat het me gerust weten. Ik hoop op termijn eens een artikel te schrijven dat nog wat verder ingaat op taal en stijlgebruik bij Nederlandse fantasyschrijvers.

Ik sluit graag af met een citaat van een van mijn favoriete schrijvers, Clark Ashton Smith. Als geen ander wist hij de magische sfeer in zijn verhalen op te wekken met de taal die hij gebruikte. In een van zijn brieven aan H.P. Lovecraft schreef hij daarover: ‘Mijn eigen bewuste ideaal is de lezer te misleiden tot het aanvaarden van een onmogelijkheid, of een reeks van onmogelijkheden, door middel van een soort verbale zwarte magie, waarbij ik gebruik maak van proza-ritme, metafoor, vergelijking, klankkleur, contrapunt en andere stilistische middelen, als een soort bezwering.’

Frank Norbert Rieter
www.franknorbertrieter.nl

 

(1) Wie bij het begrip ‘vakliteratuur’ nieuwsgierig is geworden kan ik onder andere de volgende boeken aanbevelen.
a. A short history of Fantasy, Farah Mendlesohn en Edward James
b. Rhetorics of fantasy, Farah Mendlesohn
c. Fantastic Literature, A Critical Reader, red David Sandner
(2) Een paar etymologische naslagwerken die ik gebruikte bij Onwaarschijnlijke helden:
a. Nederlandse plaatsnamen, T Groenedijk
b. Huizinga’s complete lijst van voornamen

Voor wie even wil proeven aan stijlverschillen met een fantastisch idioom in Nederlands proza geef ik hieronder een paar sprekende fragmenten. Ik heb ze niet uitgekozen omdat ze allemaal tot de fantastiek behoren (of omdat het goede of bekende werken zijn), maar omdat het auteurs zijn met een sterke eigen stijl of die heel goed in staat zijn om met hun woordkeus, ritme en zinsopbouw de sfeer van de wereld te versterken of op te bouwen.

A.
Uit de stad een bonte stoet met koning Harold, die op een heel wit paard, langzaam onder den zwaren last. Om zijn uitpuilend kwal-lichaam zonder beender-vastheid, een mat-vermiljoene talaar, moeielijk dicht door gouden agrafen, en op zijn zuip-water-hoofd met glimmend-vette halsplooijen en krab-roode blaas-wangen, waar-boven-achter schuil-lagen donkere muis-oogen, de lage mat-gouden bandkroon onder een zijden doek, waarin de leliën op.

B.
Doch het was niet louter het laaiende vuur in de hoge, gewelfde hal dat het hart van de oude Baron verwarmde, noch het zware stuk venizoen dat rond wentelde aan het spit in de haard, noch zelfs het besef dat hij gezegend was met een schone en willige gade die haar veertig jaren met zulk een waardigheid droeg dat haar leeftijd werd gehalveerd en met een dochter van negentien lentes, lustig en wulps, naar wier hart en gunsten menig aanbidder dong. Deze gaven beschouwde de Baron als de voegzame en rechtmatige privileges van elke edelman die de Saracenen had gebaft in het Heilige Land. Wat de Baron in het bijzonder verheugde was het vooruitzicht van een avond gevuld met bloemrijke en gezouten maren, want niets schonk de oude krijgsman meer vreugd dan een goed verteld verhaal.

C.
Daar leefde es in de streek vanwaar ik kome
’n Aartsdeken. ’t Was een hele hoge ome.
Die maakte korte metten als hij straf
Aan plegers van ontuchtigheden gaf,
Aan heksen, kerkerovers, koppelaars,
Aan overspeligen en lasteraars,
Aan knoeiers met contracten en testamenten,
Aan weigeraars der heilige sacramenten
En plegers van nog heel wat ander kwaad
Waarvan ‘k de lijst maar achterwege laat,
Van woeker onder meer en simonie.
Maar ontucht strafte hij het zwaarste. Wie
Daarop betrapt werd liet de deken brommen.
Ook kleine pachters liet hij niet ontkommen.
Zo tegen hen een paap getuignis gaf
Kwamen ze er niet maar met een boete af.
Voor kleine tienden en kleine offergaven
Liet hij ze zingen achter ijzren staven;
Eer hen de bisschop met zijn kromstaf ving
Stonden ze al op de aartsdekens rekening.
Dan had hij ook, krachtens zijn jurisdictie,
Volkomen machtiging tot hun correctie.
Een bodel was des dekens rechterhand.
Daar was geen sluwer schalk in Engeland.

D.
En Dafnis, Eole volgden de faunen en saters. De fluitjes, in vollere en dollere gamma’s, vlug op en vlug neêr, riepen hierheen! daarheen! hierheen! daarheen! en kwam de stoet aan de opene plek, rotsigen wand, gruizeligen grond, ten Zuiden bloot gesteld, dan naderden de saters en faunen, plots ernstig, en zij plantten samen met eerbied den wijnstok, terwijl op de karteling van den rots het Panszoontje bleef dansen en fluiten, ruigjes tegen de blauwe lucht, als een opstaand bokje in het azuur. Zoo verdeelde de stoet zich telkens, maar ook telkens vonden de nieuwe wijnbouwers elkander in het woud terug, want de faunen, op hunne langere fluiten, trompetterden de blijde wijze luid, als signaal, dat hen allen verzamelde. Het woud bleef vol beweging, het land daverde van het vroolijke oproer.

E.
‘Kom,’ zei de prior, zijn toon matigend, ‘behandel mij niet zo hard. In de grond mag ik de jagers wel. Als ik de jachthoorn steek weergalmt het door het bos. Behandel me niet zo hard.’
‘Geef hem een hoorn,’ zei de bendeleider. ‘Eens kijken of hij het werkelijk kan.’
Prior Aymer blies op de hoorn. De aanvoerder schudde het hoofd.
‘Heer Prior,’ zei hij, ‘het klinkt heel vrolijk, maar komt er niet mee vrij. Ik hoor, dat u een van degenen bent, die met nieuwe Franse klanken de oude Engelse hoorntonen verknoeien. Prior, die laatste uithaal heeft vijftig kronen aan uw losprijs toegevoegd, als straf voor het bederven van de krachtige oude jachttonen.’

F.
Augustus, dragende zijn purperomzoomde toga, zat in een breeden, laaggerugden zetel, het bovenlijf wat voorover, de ellebogen rustend op de armleuningen. Doordringend, wenkbrauwfronsend nu en dan, doch zwijgend steeds, had hij den vóór hem staanden commandant gedurende diens spreken aangekeken. Toen Lollius zweeg, kwam er een korte stilte. In spanning wachtte de prefect op wat Augustus nu zou zeggen. Zoo stond daar ook Vetruvius Pollio, Rome’s bekwame architect, met onrust op het gelaat, den imperator aan te kijken. Bleek en vermagerd was deze man, die z’n haast bovenmenschelijke werkkracht benutte tot uitvoering van Augustus’ streven, Rome te verfraaien, de huizen te verbeteren, de licht-ontbrandbare houten woningen te vervangen door steenen gebouwen, wier hoogte een bepaalde maat niet mocht te boven gaan.

G.
‘Hier’, zei het oude mannetje, stilstaand bij een muur, waarover ranken kamperfoelie hingen. ‘Hierachter is het huis waar niemand woont. De deur is open, je kunt zò naar binnen lopen. Je moet wel eerst over het tuinhek klimmen, maar voor een jonge kerel zoals jij… De mensen zeggen dat het er spookt. Maar de mensen zijn gek.”

Vlakbij, aan het eind van het paadje waar ze stonden, brandde èèn onnozele lantaren; voor de rest was het overal donker. En stil… Nee, toch niet helemaal stil. Uit de verte, waar de hemel boven Lavendertown bont en blauw was door de lichtreclames, dreven vage geluiden aan. Als de echo van een echo hoorde je een dof rhytmisch bonken als van beat- muziek.

H.
Sinte Agnese van Valtherheerde was een Heilige waarop je bouwen kon, dacht Ondeeds de Loutere vergenoegd. In zijn handpalm koesterde hij het minuscule vlammetje dat dankzij langdurige aanroepingen en na een maand vasten en mediteren uit het niets te voorschijn was gekomen. Zijn knieën waren stijf en zijn tenen voelden doods en afgeknepen aan door de langdurige hurkzit op de kale rotsvloer. Het opstaan viel hem niet mee. Hij kreunde van pijn en inspanning. Zijn hoofd galmde nog na van de voorgeschreven litanieën aan Sinte Agnese, maar zelfs dat vormde nog niet het einde van de ongemakken die hij moest ondergaan. De grootsheid van het jaarlijkse louteringsritueel vervulde hem met gepaste opwinding, tevredenheid, en bovenal een immense honger.

I.
De voorhang dichtgevallen achter de soldaten. Door de arrestanten herkend en met onbehagen veranderd bevonden de nu besloten ruimte van de rechtszaal. Vroeg ochtendlicht, nog dampig, achter de boogvormige ramen, uitgespaard in het metselwerk tussen de zuilen. Ieder van de zojuist binnengebrachten kent het secretarium van de prefect nog uit de periode voor de Gotische verovering. Sommigen zijn hier wel eens opgetreden als getuigen, anderen als aanklagers, een van hen tien jaar tevoren zelfs als beklaagde. Destijds door een open galerij uitzicht op een binnenhof en de muren van de voormalige Tellus-tempel. Nu van de buitenwereld niets waarneembaar dan weerkaatsing van licht in hooggeplaatste raamnissen.

a. Uit het verhaal Harold, Arij Prins (uit de bundel Een koning, 1924, online beschikbaar via dbnl.org)
b. Boertige en glorieuze vertellingen – Nicholas Saere (vertaling)
c. De vertellingen van Kantelberg – Geoffrey Chausser (vertaling)
d. Dyonisos – Louis Couperus
e. Ivanho – Sir Walter Scott (vertaling)
f. De groote misleider – W M Ebbink
g. De monsters van Stone Valley – Henriette van Eyk
h. Ondeeds de Loutere – Peter Schaap
i. Een nieuwe testament – Hella Haasse

Dit artikel, door Frank Norbert Rieter, is eerder verschenen in HSF (2023/3).

www.franknorbertrieter.nl

Resultaten SFFH/YA-lezersenquête

Van 17 tot en met 31 oktober 2022 konden lezers van sciencefiction, fantasy, horror of ‘fantastische’ YA (SFFH/YA) een uitgebreide vragenlijst invullen. 771 respondenten namen deel, 719 van hen vulden de enquête volledig in. Dit leverde 99 pagina’s aan antwoorden en inzichten op.

Inmiddels hebben de winnaars hun boekenpakket ontvangen en zijn de resultaten van de enquête verzameld en doorgenomen.

We geven jullie alvast enkele resultaten mee:
* 771 SSFH/YA- lezers namen deel.
* De boekhandel is met stip hét kanaal waar deze lezers hun informatie over nieuwe boeken vandaan halen (51%).
* Fantasy en YA-fantasy worden het meest gelezen.
* 29% van de respondenten leest uitsluitend in het Nederlands, 60,5% geeft aan zowel Nederlands als Engels te lezen. 27,3% van deze groep leest daarbij meer Engels dan Nederlands.
* Gemiddeld schaft men 10,7 boeken per jaar aan en besteedt men hier 155 euro aan.
* Paperbacks en hardcovers genieten de voorkeur, e-books worden opvallend weinig gekocht (11%).
* De flaptekst speelt een doorslaggevende rol bij de aankoop van een boek.
* 37% van de respondenten leest het liefst een trilogie.

Hier vind je een link naar een pdf. met een overzicht van de belangrijkste resultaten (9 pagina’s): Definitieve resultaten van de SFFHYA lezersenquête – PDF

Hier vind je een link naar een pdf. met daarin de antwoorden op álle vragen (44 pagina’s): Volledige resultaten – PDF

Data-analiste Sara Taverniers heeft daarnaast een extra analyse uitgevoerd op de eerste vraag: “Hoe blijf je op de hoogte van nieuwe SFFH/YA-boeken?” Ze concentreerde zich daarbij op de informatie die via de aanvullende open vragen kon worden vergaard en analyseerde deze naar geslacht, leeftijd en nationaliteit. Dit leverde 14 pagina’s aan bijkomende inzichten op. Je leest het artikel hier: Geografische spreiding respondenten en data-analyse eerste vraag: SFFH Lezersenquête analyse vraag 1

Wij roepen iedereen met een hart voor Nederlandstalige fantasy, sciencefiction, horror en ‘fantastische’ YA op om aan de slag te gaan met de door ons verzamelde antwoorden. Bespreek ze met vrienden en mede-genreliefhebbers, deel ze op sociale media, laat er je eigen analyses en inzichten op los, schrijf er een artikel over of gebruik ze om gave promotie-acties te bedenken. Heb je hiervoor meer informatie nodig? Wij helpen graag.

Isabelle Plomteux en Sigrid Lensink-Damen, voor De 40*

Overzicht van de belangrijkste resultaten (9 pagina’s): Definitieve resultaten van de SFFHYA lezersenquête – PDF

Antwoorden op álle vragen (44 pagina’s): Volledige resultaten – PDF

Geografische spreiding respondenten en data-analyse eerste vraag (14 pagina’s): SFFH Lezersenquête analyse vraag 1

*De 40 zijn veertig ‘fantastische’ auteurs, uitgevers en verenigingen die samen projecten opzetten rond promotie, onderzoek en talentontwikkeling binnen het Nederlandstalige fantastische genre.

Boekpresentatie Sterrenlichaam

Na jaren schrijven is het eindelijk zover: mijn sciencefictionroman Sterrenlichaam verschijnt deze maand bij Iceberg Books. Om dat te vieren houden we op donderdag 10 november een boekpresentatie in boekhandel Broekhuis te Deventer, ’s avonds van 19:30-21:00. Kom je ook?

Programma
19:30 Welkomstwoord door Eric Bol van Broekhuis Deventer
19:35 Introductie door Rik Spanjers
19:40 Interview met Roderick Leeuwenhart
20:00 Gelegenheid om het boek aan te schaffen en te laten signeren, een praatje te maken, de winkel te bekijken. Er wordt een hapje en een drankje geserveerd!
21:00 Afsluiting

Evenement in samenwerking met Iceberg Books
Entree is gratis; aanmelden via deventer@boekhandelbroekhuis.nl
Uiteraard zouden we het super vinden als je erbij kunt zijn. Tot dan!

Groetjes,
Roderick Leeuwenhart & Boekhandel Broekhuis Deventer

Over Sterrenlichaam
In een toekomst waarin Japan het zonnestelsel heeft gekoloniseerd, reist een mijnwerkersteam door de ruimte om een mysterieuze grondstof te delven – een reusachtig buitenaards lijk. Een catastrofaal ongeluk in diens kronkelende ingewanden dwingt exobiologe Joan, voorman Kev en de gehaaide carrièrejager Okyū om samen te werken om te overleven. Achterdocht en concurrentiestrijd vormen al snel een dodelijke cocktail. Maar wat ís het sterrenlichaam eigenlijk?

https://facebook.com/events/s/roderick-leeuwenhart-boekprese/5532681873445054/

Een postmortem van Sterrenlichaam door Roderick zelf lees je in HSF 279.

Vertaling en presentatie van Heimwee naar het onbekende

Heimwee naar het onbekende
Dit najaar verschijnt Heimwee naar het onbekende, de Nederlandse vertaling van de verzamelde prozagedichten van Clark Ashton Smith (1893-1961).
Clark Ashton Smith zal bij de meeste liefhebbers van fantasy, horror en science fiction bekend zijn om de vele verhalen die in de jaren 30 verschenen in het tijdschrift Weird Tales. Hij was bevriend met H.P.Lovecraft en Robert E. Howard.
Zijn werk werd uitgegeven bij Arkham House, en later herdrukt door Ballantine. In Nederland verschenen in de jaren zeventig twee bundeltjes in de Bruna Fantasy en Horror reeks, en de bundel Zothique en andere verloren werelden bij Msf. In Nederland bleef het daarna helaas stil, maar in Amerika lijkt sprake van een kleine revival. Zijn verzameld werk en diverse bundels met brieven werden uitgegeven. En er verscheen een verzamelaarseditie met reproducties van zijn kunst- en beeldhouwwerken.

De verzamelde prozagedichten
Smith oogstte al jong lovende kritieken met zijn romantische poëzie. Hij werd wereldwijd bekend met zijn bizarre korte verhalen. In zijn prozagedichten versmelten die twee genres.
Prozagedichten zijn gedichten in prozavorm. Het zijn zeer korte verhalen, met veel aandacht voor beeldspraak, ritme, klank en symboliek. Clark Ashton Smith gebruikt deze teksten om als dichter meer vrijheid te vinden en hij legt ermee de basis voor zijn fantastische proza. Hij voert de lezer mee naar de verre en bizarre werelden die veel lezers alleen uit zijn langere proza kennen.
Geïnspireerd door Baudelair en Edgar Allen Poe vindt Smith zijn eigen stem en thema’s. Hij toont kosmische vergezichten en macabere, fascinerende werelden. Hij behandelt thema’s uit de Griekse mythologie en hij bezingt de liefde. En hij voorziet daarbij veel van zijn teksten van een nieuw perspectief of een ironische ondertoon. Hij is als dichter met zijn bloemrijke taal een kind van de romantiek, en in zijn prozagedichten vindt hij daarvoor een vrijere en zeer eigen vorm.

De Nederlandse uitgave
De prozagedichten verschijnen nu voor het eerst in het Nederlands, in een gebonden gelimiteerde uitgave die is gemodelleerd naar de eerste bundels van Smith die Uitgeverij Arkham House uitbracht. De bundel is vertaald en van een inleiding en annotaties voorzien door Frank Norbert Rieter. De uitgave is rijkelijk geïllustreerd door Tais Teng.

Voorproefje
Wie even zelf wil proeven van de teksten kan hier het prozagedicht ‘Een droom van Lethe’ lezen, met een illustratie van Tais Teng.

Presentatie – donderdag 3 november
De Nederlandse uitgave van de prozagedichten van Clark Ashton Smith wordt op 3 november ten doop gehouden in het sfeervolle Poëziecentrum Nederland. Het werk wordt ingeleid met een lezing, geïllustreerd met beeldmateriaal, tekstvoorbeelden en uiteraard de nodige onderhoudende anekdotes en saillante details.

Waar: Poëziecentrum Nederland,
Mariënburg 29
6511 PS Nijmegen
https://www.poeziecentrumnederland.nl/
Aanvang 19.00 u

Meer informatie over het project en de mogelijkheid om een bundel te bestellen: https://franknorbertrieter.nl/

SFFH/YA-lezersenquête

GROTE SFFH/YA-LEZERSENQUETE MET BOEKEN-WINACTIE

Lees je graag SF, fantasy, horror of YA met fantastische elementen? Vul dan zeker onze grote lezersenquête in! Of je nu in het Nederlands, het Engels of het Klingon leest, deze vragen zijn voor jou.

Onder de deelnemers verloten we maar liefst 16 Nederlandstalige SFFH/YA-boekenpakketten. Elk pakket bevat drie boeken, geschonken door: uitgeverij Ambilicious, Celtica Publishing, Dutch Venture Publishing, Godijn Publishing, Iceberg Books, Nimisa Publishing House, Sophia Drenth Schrijft en uitgeverij Spatterlight. Het genre (fantasy, SF, horror of ‘fantastische’ YA) kies je zelf.

Al wat je hoeft te doen, is op de link klikken of de QR-code scannen. Beide mag je overigens naar hartenlust delen. Tenzij je dat boekenpakket natuurlijk voor jezelf wilt houden … 😉

Deze enquête is een initiatief van De 40, veertig ‘fantastische’ auteurs, uitgevers en verenigingen die samen projecten opzetten rond promotie, onderzoek en talentontwikkeling binnen het Nederlandstalige fantastische genre. Voor meer informatie hierover kan je bij mij terecht of bij Sigrid Lensink-Damen. De winnaars van een boekenpakket zullen uiterlijk 15 november per mail bericht ontvangen.

Isabelle Plomteux

Toevoeging redactie NCSF: de uitslagen van de vorige ‘De 40’ enquête vindt je hier: Uitslag van de enquête ‘Noden van het SFFH-genre’ – NCSF

Speculatief: magazine voor vertaalde fictie

Op 1 mei 2022 brengt Goran Lowie de eerste uitgave uit van Speculatief Magazine, een gratis online magazine van speculatieve fictie in vertaling. Dit zijn Hugo, Nebula, Locus etc. genomineerde of bekroonde werken die eindelijk een vertaling zien in het Nederlands. Allemaal gratis te lezen via zijn website of te beluisteren via Spotify.
Leuk initiatief!

Uitslag van de enquête ‘Noden van het SFFH-genre’

Isabelle Plomteux  kwam eerder dit jaar met een zeer uitgebreide vragenlijst naar het NCSF en vele andere Nederlandstalige belanghebbende organisaties. Het doel: het vaststellen van de behoeftes in het genre.

Hieronder de resultaten en begeleidende nota door Isabelle Plomteux & Sigrid Lensink-Damen.

In HSF 2022/1 nummer 277, verschijnt ook een interview met Isabelle.

“Op 16 februari stuurde ik drie vragenlijsten uit naar net geen 300 mogelijke respondenten, met de vraag om de lijst die op hen van toepassing was voor 2 maart in te vullen. Hier is met veel enthousiasme op gereageerd. In totaal namen 170 mensen deel: 125 schrijvers, 18 uitgevers en 27 andere belanghebbenden.

Met de hulp van Sigrid Lensink-Damen heb ik in deze nota een aantal resultaten bijeengebracht in globale overzichtstabellen. De antwoorden op alle andere vragen vind je terug in bijgevoegde rapporten, een per doelgroep. Samen bevatten ze meer dan 100 pagina’s aan informatie. Gedeeltelijke antwoorden zijn meegenomen indien Qualtrics (het enquêteprogramma waarmee de vragenlijsten waren opgesteld) aangaf dat meer dan de helft van de vragen was beantwoord. Vragenlijsten die voor een lager percentage waren ingevuld, werden verwijderd.

Allereerst, het antwoord op de vraag die de aanleiding was om de vragenlijsten op te stellen:

‘Heeft het SFFH-genre baat bij een nieuw overkoepelend initiatief?’

Klein woordje uitleg bij bovenstaande tabel: ijverige rekenaars zullen merken dat de aantallen overeenstemmen met de aantallen in de bijgevoegde rapporten, de percentages niet. Dit komt omdat Sigrid en ik er bij deze vraag der vragen voor gekozen hebben om de percentages te berekenen op het totaal aantal respondenten en niet op het aantal respondenten dat de vraag heeft beantwoord, zoals het programma heeft gedaan.

Over naar de meerkeuzevragen. Hierin onderzocht ik hoe zo’n nieuw iets zou moeten worden georganiseerd en wat het zou moeten gaan doen. Op een schaal van 1 tot 7 kon de respondent aangeven hoe belangrijk hij of zij de betreffende stelling vond.

Zowel voor schrijvers, uitgevers als andere belanghebbenden, kwam onder meer het volgende als belangrijk of heel belangrijk naar voren (de percentages zijn overgenomen uit de rapporten en samengeteld) :

Percentage dat de stelling aangaf als belangrijk of heel belangrijk  Bij de schrijvers Bij de uitgevers Bij de andere belanghebbenden
Het Nederlandstalige SFFH-aanbod onder de aandacht brengen van boekhandels, bibliotheken etc. 83,48%  80% 83,34%
Onderzoeken hoe we het aanbod in boekhandels en bibliotheken kunnen vergroten 86,08% 90% 61,11%
Het bredere Nederlandstalige lezerspubliek zo veel mogelijk laten kennismaken met het genre 83,48% 70% 77,78%

Ook de volgende stellingen scoorden hoog, zij het niet altijd bij de drie groepen:

Percentage dat de stelling aangaf als belangrijk of heel belangrijk Bij de schrijvers Bij de uitgevers Bij de andere belanghebbenden
Mij met SFFH-lezers in contact brengen 77,55% 66.67% 57,90%
Samenwerkingsverbanden binnen de Nederlandstalige SFFH stimuleren en helpen organiseren 58,26% 60% 83,33%
Verbindingen leggen met iedereen die actief is binnen de Nederlandstalige SFFH 57.39% 50% 94,44%

Deze stellingen hadden minder voorstanders, al zijn er ook hier verschillen tussen de drie groepen:

Percentage dat de stelling aangaf als belangrijk of heel belangrijk Bij de schrijvers Bij de uitgevers Bij de andere belanghebbenden
Verbindingen leggen met andere genres binnen de Nederlandstalige literatuur 32,17% 40% 61,11%
Samenwerkingsverbanden met andere genres binnen de Nederlandstalige literatuur stimuleren en helpen organiseren 31,31% 30% 50%
Verbindingen leggen met anderstalige SFFH 39,13% 40% 38,89%

Daarnaast kenden ook de open vragen succes. Er werden enthousiaste ideeën neergepend. Promotie, verbinding en samenwerking werden vaak genoemd en behoorlijk wat bevraagden vermeldden dat de kwaliteit van het huidige aanbod omhoog moet.

Ook waren er (gelukkig maar!) gefundeerde twijfels en bezwaren. Wat gaat het nieuwe initiatief precies doen? Die opmerking kwam regelmatig terug. Sommigen zijn dan weer huiverig bij het idee van een nieuw initiatief en zien het liefste continuïteit in de bestaande initiatieven. Er wordt ook gewaarschuwd voor gate-keeping, een bezorgdheid die Sigrid en ik zeker delen.

Hoe nu verder?

De komende weken zal ik samen met Sigrid en een aantal anderen op de achtergrond de antwoorden op de vragenlijsten verder inventariseren. Aan de hand daarvan zullen we een eerste richting uitzetten voor het nieuwe initiatief: wat kan het eventueel gaan doen en, niet onbelangrijk, in welke volgorde? Ook moeten we onderzoeken bij welke structuur en financiering het project het meest gebaat is.

De ruim 40 respondenten die hebben aangegeven te willen meedenken over de vervolgstappen in de oprichting van het nieuwe iets, zullen zo snel mogelijk bij dit proces betrokken worden. Daarover krijgen zij binnen afzienbare tijd via mail bericht.

Dankzij het gebruik van Qualtrics kunnen er ook verdere analyses en filters op de verzamelde data losgelaten worden. Is er bijvoorbeeld een verschil in resultaten tussen een uitgever die één tot vijf boeken uitgeeft en eentje die er meer dan tien uitgeeft? Tussen Vlamingen en Nederlanders? Tussen selfpubbers en schrijvers die bij een uitgeverij worden uitgegeven? Vinden zij andere dingen belangrijk of net niet?

Wie hier interesse in heeft, mag ons altijd contacteren. Het aanleveren en delen van die informatie lijkt ons een goede eerste taak voor het nieuwe ‘iets’ in wording. Voorlopig zijn we te bereiken via isabelleplomteux.schrijfster@outlook.com.

Nogmaals hartelijk dank aan alle respondenten voor hun antwoorden en reacties! Ze worden zeer gewaardeerd en we nemen alle stemmen mee in de volgende stappen. In de bijlagen kun je het hele onderzoek nalezen, inclusief alle antwoorden op de open vragen.

Hierover nog kort dit: sommige respondenten lieten hun e-mailadres of andere contactgegevens achter in hun antwoord op deze vragen. Omwille van privacy-redenen hebben we deze gegevens verwijderd. Ook waren er respondenten van wie naar onze mening de identiteit uit hun antwoorden kon worden afgeleid. Zij werden gecontacteerd met de vraag of hun antwoorden mochten worden gedeeld. Dit was bij iedereen het geval.”

Isabelle Plomteux & Sigrid Lensink-Damen

Download hieronder de uitgebreide resultaten (drie bestanden):

Resultaten schrijversResultaten uitgevers –  Resultaten andere belanghebbenden

Boeken voor kinderen? – Jonger is niet makkelijker – HSF (2021/3)

Waren de verhalen die Roald Dahl schreef voor volwassenen beter dan zijn kinderboeken? Zijn de boeken voor volwassenen die C.S. Lewis schreef meer waard dan zijn kronieken van Narnia? Is ‘Alice in Wonderland’ geen literatuur? Hoefde Madeleine L’Engle niet serieus te worden genomen als schrijver omdat ‘A Wrinkle in Time’ een kinderboek is en geldt J.K. Rowling pas als echte auteur nu ze ook boeken voor volwassenen schrijft?

Het valt me op dat de leeftijdscategorie van boeken soms wordt gezien als een kwaliteitsaanduiding. Kinderboeken zijn makkelijk, zeggen schrijvers wel eens, en hebben weinig diepgang. Ze schrijven is een trucje dat je na twee keer wel door hebt. Je poept ze er zo uit. Als je alleen maar voor kinderen schrijft, loop je het risico zelf kinds te worden. Wat nog wel leuk is, is te kijken of je er ook knipoogjes voor de volwassenen in kunt stoppen, die het eigenlijke publiek niet hoeft te snappen.

Young Adult-boeken kunnen volgens deze schrijvers al wat beter zijn. Een auteur kan daar nog genoeg diepgang in kwijt om het voor zichzelf de moeite waard te maken. Maar echt hoogstaand is het niet. Daarom zijn er schrijvers die besluiten eerst YA-boeken te schrijven en als ze zichzelf vervolgens goed genoeg vinden, stappen ze over op volwassen literatuur.

Volgens mij is dit een oneigenlijke manier om bezig te zijn met verhalen voor een jonger publiek. Er is namelijk geen sprake van een schaal. De kwaliteit van een kinderboek is afhankelijk van heel andere factoren dan de kwaliteit van een YA-roman. En een boek moet aan andere eisen voldoen om te slagen als een YA-roman dan om succes te hebben als boek voor volwassenen. Kwaliteit kun je vergelijken binnen een categorie en niet over de categorieën heen. Daarom moet een schrijver die voor een bepaalde leeftijd wil schrijven, zich verdiepen in de aspecten die voor die categorie belangrijk zijn en dan proberen op die punten ook uit te blinken. Dit is een net zo grote uitdaging als het schrijven van een boek voor volwassenen. Je moet het juiste register beheersen, de beelden gebruiken die de lezer begrijpt en een verhaal vertellen waarin hij of zij zich kan herkennen. Het schrijven van een kinderboek is net zozeer een kunst als het schrijven van een boek voor volwassenen. De werkelijk goede kinderboeken zijn dan ook, net als de beste YA-literatuur, boeken waar ook volwassenen de kwaliteit van inzien.

Wanneer je meent wel even een kinderboek te kunnen produceren omdat het relatief makkelijk zou zijn, zul je nooit een goede kinderboekenschrijver worden. Houd het dan bij het schrijven voor volwassenen, want dat is waar je hart ligt. Ikzelf heb in elk geval net zoveel werk gestopt in het schrijven van mijn YA-roman ‘Het denkende woud’ als in mijn eerdere boeken voor volwassenen en als ik ooit een kinderboek zou schrijven, zou ik daar net zo trots op zijn als op mijn andere werken. Ik vind namelijk dat ook boeken in die categorieën mijn respect verdienen.

Dit artikel, door Johan Klein Haneveld, is eerder verschenen in HSF (2021/3).

johankleinhaneveld.blogspot.com/

In gesprek met Roderick Leeuwenhart, beginnend veelschrijver – HSF (2021/3)

“Hoe overbrug je de kloof tussen harde SF en de autobiografie van een voetbalheld”

Deventer liefhebber van het fantastische verhaal Roderick Leeuwenhart heeft een missie. Hij doordrenkt zichzelf én de wereld met sciencefiction. Hij leest niet minder dan een SF-boek per week. Met zijn korte verhalen die in de afgelopen jaren verschenen, heeft hij SF-liefhebbers al flink warm laten draaien voor zijn werk. Dat mondde dit jaar uit in het verschijnen van zijn SF-romandebuut De heren XVII én het verkopen van zijn roman Sterrenlichaam aan de grootste uitgever van sciencefiction in China, Science Fiction World (SFW). Dat is voorwaar uniek voor een Nederlandse SF-schrijver.

Roderick kan goed de weg vinden in het Chinese SF-landschap: “Er worden in China prima SF-boeken geschreven. Het is niet voor niets dat Chinese SF ons en de rest van de wereld bereikt, zoals Liu Cixins populaire romans. De belangstelling voor SF in China is dan ook groot en niet te vergelijken met hoe beperkt dat in Nederland is.” Hij ziet wel wegen om daar de komende tien jaar in Nederland aan te werken, zodat er in algemene media ook aandacht komt voor Nederlandstalige SF-schrijvers en dat het aantal lezers hopelijk groter wordt. “Want nu is daar vaak een hele omweg voor nodig. Neem Thomas Olde Heuvelt, van wie zijn boek eerst in Amerika succesvol moest worden, voordat kranten en uitgevers in Nederland wakker werden. Ik hoop dat mijn boek Sterrenlichaam een succes wordt in China, en vervolgens dan wel bij een grote Nederlandse uitgever terecht komt”, kijkt Roderick naar de toekomst.

 

Wolven

Naast de hoop dat het werk van SF- en fantasyschrijvers via die omweg vaker bij het Nederlandse publiek terechtkomt, denkt Roderick dat het aansluiten bij bestaande thema’s en actualiteit kan helpen. “Adriaan van Dis brengt klimaatfictie uit en er worden 30.000 exemplaren van het boek verkocht. Kennelijk is er dus wel een voedingsbodem voor het fantastische genre, mits er aan randvoorwaarden wordt voldaan. Mensen kopen in het voorbeeld dat ik noemde, het boek omdat een bekende naam is en niet omdat het SF is. De vraag is: hoe overbrug je de kloof tussen harde SF en de autobiografie van een voetbalheld. Ik denk door net als Adriaan van Dis thema’s te gebruiken die iedereen bezighoudt. Zoals coronavaccinaties. Of wolven op de Veluwe, hoe gaan we daarmee om. Iets van nu, een thema van ons: dan kunnen lezers er toch iets mee al speelt het zich bijvoorbeeld honderd jaar in de toekomst af.”

Roderick ziet door dat soort aanpassingen kansen voor een grotere verspreiding van SF in Nederland, maar blijft kritisch. “SF is het genre dat de meeste potentie heeft om je iets voor te schotelen dat je helemaal niet verwacht. Met het lezen van of kijken naar SF zoek je de verwondering op, vervreemding, je wil op een hele andere manier naar de wereld kijken, iets totaal nieuws voorgeschoteld krijgen. Als lezer zoek je daarbij een unieke leeservaring in plaats van elke keer hetzelfde. Star Wars was ooit iets nieuws, dat was perfect. Maar het is een complete vergissing om vervolgens als je ouder bent, te proberen dezelfde ervaring op te doen met vervolgen. Dat mislukt vaak omdat het niet nieuw is. Dat moet je helemaal niet doen. SF is normaal gesproken heel goed in het bieden van nieuwe (lees-)ervaringen, omdat het een vooruitstrevend genre is dat continu op zoek is naar iets nieuws. Het gevoel van iets totaal nieuws, dát maakt het magisch.”

 

Japan

Roderick zorgt met zijn romandebuut zeker voor die verwondering. De publicatie in China is een grote stap in zijn carrière, na de bekendheid die hij vanaf 2014 kreeg met jeugdboekenreeks Pindakaas en Sushi. “Sterrenlichaam was oorspronkelijk een kort verhaal, waarmee ik in 2017 de Harland Awards won. Ik heb het daarna uitgebouwd tot een roman, eerst in het Nederlands en daarna in het Engels.” Een terugkerend thema in Leeuwenharts werk is de relatie tussen Nederland en Japan / Oost-Azië. Deze fascinatie komt voort uit zijn journalistieke werk voor tijdschrift AniWay en zijn eigen enthousiasme over Japan. In Sterrenlichaam heeft Japan nieuwe werelden gekoloniseerd, terwijl Nederland is ondergelopen. Het boek gaat over een groep mijnwerkers in de ruimte, die geen erts delven maar het kadaver van een reusachtig buitenaards wezen. Na een ongeluk stort het lijk in en moeten de werkers zien te overleven. Wanhoop en achterdocht slaan toe en het duurt niet lang voor de eerste doden vallen.

 

De Heren XVII

Naar verwachting verschijnt Sterrenlichaam in de eerste helft van 2022 in China. Nederlandse lezers hebben daarin even het nakijken, maar kunnen zich wel laven aan het dit jaar verschenen De Heren XVII. Deels militaire SF, deels politieke thriller. In de roman wordt de vraag gesteld over wat er zou gebeuren als de VOC nooit was opgehouden te bestaan. Honderden jaren in de toekomst starten De Heren XVII een oorlog om hun verloren koloniën in ons zonnestelsel terug te winnen. En ook in dit boek ontbreekt Azië niet. “Het is een luchtiger verhaal dan dat van Sterrenlichaam met veel historische, ironische voorvallen. Juist een Indonesische prinses staat aan het hoofd van de ‘VOC’ met de naam VAHA. De Aarde heeft te maken gehad met een blackout van negen jaar waarin er geen contact was met de koloniën elders in de ruimte. De koloniën hebben zich onafhankelijk verklaard. De VAHA wil vervolgens de koloniën terugwinnen, met ruimteslagen tot gevolg.  Diepgang in het verhaal zit in de relaties tussen de personen, de machtsverhoudingen, en de spanningen. Een van de grote inspiraties was een soort frustratie over verhalen die ik las waarin een schurk heel slim werd voorgesteld, maar dan wel de ene na de andere fout maakte. Ik ben het verhaal gaan schrijven vanuit het oogpunt dat de schurk daadwerkelijk slim is. Vandaaruit ontstond deze politieke thriller, die toch militaire SF is.”

 

Future Fiction

En dan nog is de bevlogen schrijver niet klaar dit jaar. Future Fiction (https://www.futurefiction.org/) is een korteverhalenproject van een Italiaanse uitgever. De beste verhalen van de beste schrijvers uit inmiddels meer dan dertien landen worden digitaal of gedrukt gepubliceerd. Ze komen uit tal van disciplines en schrijven over de ambigue en symbiotische relatie tussen mens en technologie. Door de inspanningen van Roderick komen er ook Nederlandse bijdrages. “Ik ga proberen ze in een Italiaanse bundel te krijgen. Via oproepen op sociale media vraag ik mensen om voor februari volgend jaar een typisch Nederlands SF-verhaal te schrijven en naar mij te sturen via Facebook (https://www.facebook.com/groups/180891637286423). Het hoeven geen nieuwe verhalen te zijn maar wel verhalen die duidelijk loskomen van de Angelsaksische SF.”

Al die internationale contacten bevallen Roderick goed. “Sinds ik naar een WorldCon ben geweest, heb ik korte lijnen in de internationale SF-wereld. Dat is heel tof!”

Dit interview, door John van Duin, is eerder verschenen in HSF (2021/3).

Meer weten? Kijk op https://www.roderickleeuwenhart.nl/