De vervloekte roeping – Garvin Pouw

Vervloekte-roeping.jpg

De vervloekte roeping – Garvin Pouw (FA)
Valtada. De kronieken van Azeria 1
Godijn Publishing (2019)
648 pagina’s; prijs 23,95
Omslag: Jen Minkman/Depositphotos

‘De vertvloekte roeping’, het eerste deel van ‘Valtada. De Kronieken van Azeria’ van Garvin Pouw was duidelijk ook een van de slachtoffers van mijn gezondheidsmalaise van de afgelopen maanden. Ik was er half mei al aan begonnen en toen zat ik al in de lappenmaand, toen weekje vakantie tussendoor en daarna de staaroperatie (waardoor ik heel slecht zag), vrijwel meteen gevolgd door een, weliswaar lichte, hartinfarct. Daardoor een tweeweekse opname in het ziekenhuis, dotteren en een stent plaatsen noodzakelijk. Daarna weer gevolgd door hartrevalidatie en ik zit nog steeds te wachten op de noodzakelijke staaroperatie aan het rechteroog. Dat is voor onbepaalde tijd is uitgesteld, waardoor de zichtproblemen nog steeds aanwezig zijn. Bovendien was ik zo vrij een aantal, een stuk dunnere, boeken voorrang te laten verlenen omdat de achterstand wel heel erg groot werd.

Toen men mij verzocht of ik ‘De Kronieken van Azeria’ zou willen recenseren, moet ik eerlijk zeggen dat ik mijn bedenkingen had. Ik twijfelde behoorlijk. In totaal zouden deze Kronieken dik elfhonderdenvijftig pagina’s beslaan en als ik grosso modo vijftig pagina’s op een avond (lees nacht) tot me kan nemen, kunt u zelf wel uitrekenen hoelang ik dan met deze Kronieken aan de gang zou zijn. Ik zal u het rekenen besparen! Het is ongeveer een maand, omdat ik ook niet elke dag kan lezen. En dan is lang. Dan blijven er andere recensieboeken liggen in de tussentijd en normaal gesproken wil ik de recensies zo snel mogelijk plaatsen. Maar goed… men zou alleen het eerste deel sturen en toen heb ik maar toegestemd. Dat ik meer dan genoten had van ‘Schaduwkoningin’ speelde natuurlijk ook wel een grote rol. Ik recenseer niet alleen om te recenseren, maar dat sluit niet uit dat ik ervan kan genieten. ‘De vervloekte roeping’ las ik dus in fases met her en der veel tijd tussen de fases. Dat maakt het er niet gemakkelijk op en helaas gaat er dan wel het een en ander verloren. Excuses van mijn kant zijn dus geen overbodige luxe, ofschoon ik het allemaal natuurlijk niet expres deed.

Ik begon er met hele hoge verwachtingen aan. Zoals eerder gezegd, was ik lyrisch over ‘Schaduwkoningin’, en dat had als nadeel dat daar moeilijk overheen gegaan kon worden. Ofschoon het een heel degelijk en goed doortimmerd verhaal is, merk je toch dat het vóór ‘Schaduwkoningin’ geschreven is. Zoals vermeld in het boek, is dit verhaal is al veel eerder, in 1997/1998, geschreven en herschreven in 2017/2018. Ik zag dat trouwens pas toen ik recensie schreef, maar had het al door. ‘Schaduwkoningin’ is bijzonder origineel te noemen en beslist geen standaard Fantasy, maar helaas moet ik ‘De vervloekte roeping’ toch wel in die categorie indelen. Er is helemaal niets mis mee, het is her en der behoorlijk spannend, humoristisch ook en Garvin Pouw weet zijn zinnen met mooie woorden perfect te schrijven. Maar het verhaal ontwikkeld zich vrij traag en laat me, in tegenstelling met ‘Schaduwkoningin’, niet op het puntje van mijn stoel zitten, zodat ik het boek niet weg kan leggen, omdat ik absoluut wil weten hoe het verder gaat. Misschien dat het mede daardoor ook zo lang duurde voordat ik het uit had en andere boeken voorrang verleende. Ik miste iets wat ik in ’Schaduwkoninging’ wel vond en dat vond ik jammer. Voor een echte Fantasy liefhebber is het natuurlijk wel een must, maar zelf wil ik toch wel iets meer geprikkeld worden. Ik kijk uit naar de eerstvolgende, na ‘Schaduwkoningin’ geschreven roman van Garvin, in de hoop dat ik daar de vonk, wat het lezen zo aantrekkelijk en verassend maakt, weer terugvindt.

Jos Lexmond

Ben Smith – Doggerland

Doggerland.jpg

Doggerland; Ben Smith; Uitgeerij Atlas Contact; oorspronkelijke titel Doggerland; 255 blz.; 2019; € 19,99; omslagontwerp Nanja Toebak; foto auteur Max Smith; ontwerp typografie binnenwerk Wim ten Brinke

Een mooi, sfeervol, tijdloos, deprimerend, aangrijpend verhaal

Ja, Doggerland van Ben Smith is sciencefiction. Of in ieder geval een toekomstverhaal waarin techniek een belangrijke rol speelt. Het ergens in 2015 begonnen project Dogger Bank Wind Farm heeft geleid tot een groot windmolenpark in de Noordzee, op de Doggerbank. We zijn in staat geweest onze huidige plannen voor milieuzuiniger energiebronnen te realiseren, hoera. Die windmolens tot voorbij de horizon vormen het decor van deze korte roman.
Het is ook een kleine roman, in die zin dat de handelingen in de roman bijna geheel worden uitgevoerd door de twee mannen die vanaf een “substation” het windmolenpark onderhouden, de oude man en de jongen, die inmiddels al lang geen jongen meer is, maar menselijke relaties lijken soms in beton gegoten en daarom blijft de jongen de jongen. En ook de wereld is klein, want de twee onderhoudsmonteurs varen vanaf hun substation weliswaar voorbij de horizon, ze blijven binnen de grenzen van het windmolenpark, en het contact met de rest van de wereld is bijna geheel weggevallen. Geen radioverbinding, geen tv, geen internet. Hun geregeld vastlopende computersysteem geeft slechts informatie over de weersgesteldheid en de status van de molens. De kapitein van de bevoorradingsboot, die met wisselende intervallen naar het substation komt, is de enige met wie de oude man en de jongen heel sporadisch contact hebben, hun enige verbinding met de rest van de wereld. Het Bedrijf waarbij ze in dienst zijn, lijkt slechts een herinnering. De tijd is voortgeschreden en de grootse prestaties van de mens zijn in verval; versleten windmolens die niet meer te repareren zijn, een levenloze zee waaruit vooral plastic wordt opgevist.

Binnen deze kleine wereld, geregeld nog meer verkleind door mist, regen en duisternis, schetst Ben Smith door de ogen van de jongen die toekomstige wereld, maar vooral ook ‘la condition humaine’. Twee vreemden die met elkaar zijn opgezadeld. Grappige en tegelijkertijd dieptrieste gesprekken. Allerlei handelingen met als enige, of toch in ieder geval belangrijkste zin dat het handelingen zijn, want je moet toch iets doen. Eten. Slapen. Onderdelen van niet meer te repareren windmolens bergen. Een vislijn in halen, waar nooit vis aan zit, hooguit stukjes plastic. De ander in de gaten houden, die nooit te doorgronden vreemde, achterhalen wat die in zijn schild voert. Zelfs de eigen herinneringen van de jongen komen maar fragmentarisch naar voren; ze zijn door de doodse regelmaat van de onderhoudswerkzaamheden weggespoeld, of misschien wil de jongen er gewoon niet aan denken, want wat voor nut hebben de beelden van een ander leven, een andere, onbereikbare wereld.
Een kleinheid die onderstreept wordt door de korte titels van de hoofdstukken: Schoenveters, Niets, Kieren, Rotzooi … Iets, Blikken, Flessen … Westenwinden, Oostenwinden … en weer: Scheuren, Niets, Stof.
Ben Smith is dichter en zijn taalgebruik in deze roman is ook dichterlijk, of zoals op de voorflap staat: “Het geduld en het ritme zitten diep in het proza verankerd”. Dat houdt ook een zekere traagheid in, maar het is wel een traagheid die uitstekend bij dit broeierige verhaal past. Binnen de grenzen van deze kleine wereld weet Smith toch spanningsbogen te creëren, waaronder de zoektocht van de jongen naar de geschiedenis van zijn vader. Zijn vader had een arbeidsovereenkomst met het Bedrijf, maar toen die met een boot was weggevaren, de grote zee op, waarvan steeds de indruk wordt gewekt dat het zelfmoord was, toen de vader in gebreken bleef, moest de zoon de taak van de vader overnemen. Wat was er gebeurd? De oude man wil er niets over zeggen.

Dit kleine verhaal, in deze kleine wereld, wordt door het isolement van de personages zo groot als de wereld gemaakt – of beter: de hele wereld wordt even klein gemaakt als de wereld van de jongen. En dan maakt Smith die wereld nog kleiner door het kleine stukje mogelijke toekomst te houden naast de geografische meetlat “From the Ice Age to the Present”, door het rijzen en dalen van de Doggerbank in korte, door het verhaal verspreide stukjes te beschrijven: Circa 8200 voor het heden, Circa 20.000 voor het heden, Circa 14.000 voor het heden, Circa 11.000 voor het heden, Circa 9500 voor het heden, Circa 8500 voor het heden en als laatste hoofdstuk van het boek: Het jaar nul.

Een mooi, sfeervol, tijdloos, deprimerend, aangrijpend verhaal.

(Paul van Leeuwenkamp)

Jack Vance – De Zoon van de Boom & De Huizen van Iszm

Zoon-Iszm.jpg

Jack Vance – De Zoon van de Boom & De Huizen van Iszm (SF) – 197p.
(Son of the Tree – Thrilling Wonder Stories (June 1951) & The Houses of Iszm – Startling Stories, (Spring 1954))
Spatterlight, Amstelveen (2019) € 14,99
Het Verzameld Werk van Jack Vance 8
Vertaling: Jaime Martijn & Ivain Rodriguez de Léon
Omslag: Howard Kistler
(Verkrijgbaar via Amazon.de)

Het is misschien wel een beetje raar, maar daarom niet minder waar. Nog steeds ben ik enigszins geïndoctrineerd door de vroegere dubbelromans van Meulenhoff. Daarom heb ik voor mezelf nog steeds de koppeling van ‘De Zoon van de Boom’ met ‘De Domeinen van Koryphon’ als Meulenhoff SF 124 en ‘De Huizen van Izm’ samen met ‘De Vijf gouden banden’, als Meulenhoff SF 104. Vreemd dat zoiets zo sterk in je herinnering blijft staan. Als ik dan nu ‘De Zoon van de Boom & De Huizen van Iszm’ zie staan voelt dat fout, of in ieder geval, vreemd aan.

Maar goed… het bovenstaande daargelaten. Ik schreef het op de dag voordat ik een staaroperatie aan het linkeroog onderging en vroeg in de avond met een lichte hartinfarct het ziekenhuis indraaide en er even niet meer uitkwam. Door het gebeurde werd de staaroperatie aan het rechteroog voor onbepaalde tijd uitgesteld en dat leverde meer dan kijk en leesproblemen op, waardoor het recenseren met horten en stoten gaat op dit moment. Maar dat had dus niets met deze Vance te maken. Ik wist toen niets van wat me te wachten stond. Wat een heerlijkheid. Hoe dan ook… ik dacht dat deze recensie klaar was en al geplaatst, maar niets bleek minder waar. Hij was zelfs nog maar voor een klein gedeelte geschreven en stond me vanuit de directory Recensies verwijtend aan te kijken. Vandaar dat ik maar snel begonnen ben mijn fout goed te maken.

De beide lange verhalen, of misschien liever: novelles, passen verbazend goed bij elkaar. Ze hebben allebei als thema: Bomen en stammen beiden uit het begin van de jaren vijftig. ‘De Zoon van de Boom’ gaat over Joe Smith, een jonge man van de Aarde, die zijn rivaal Harry Creath door de hele Melkweg heen achtervolgd, en uiteindelijk op Kyril strandt. Het is een wereld met vijf miljoen boeren, twee miljoen druïden en een hele grote Boom, die twintig kilometer omhoog reikt, tot in de stratosfeer en vereerd wordt als godheid. Om geld te verdienen voor zijn volgende reis neemt hij een baan aan als monteur bij de Districtsthearch.

In ‘De Huizen van Izm’ hebben de mensachtige Iszics in de loop van duizenden jaren ontwikkeld tot meester botanici en beheersen de kunst van het genetisch ontwerpen van de vermaarde levende huizen van Iszm. Het zijn semi-intelligente bomen waaraan comfortabele woonpeulen groeien. Ze zijn de oplossing van het huisvestingsprobleem van de gehele Melkweg. Aile Farr, een bezoeker van de Aarde, wordt ervan verdacht een vrouwelijk huis te willen stelen.

Beide novelles in deze band zijn weer dolle pret en Jack Vance bewijst hiermee alweer een van de grootste wereldbouwers van zijn generatie te zijn. De inventiviteit en de scherpe humor, doen me steeds weer grijnzen. Het was alweer te lang geleden, dat ik ze tot me genomen had en het overtuigd me steeds weer dat ik nog steeds gek op Jack Vance ben, iets wat nooit meer zal verdwijnen en wiens boeken en verhalen ik steeds weer opnieuw met graagte zal lezen. De reeks: ‘Het Verzameld Werk van Jack Vance’ geeft met steeds weer een aanleiding voor het herlezen, én… wat mooier is… het laat me ook kennismaken met niet eerder vertaald werk van zijn hand. Het zal jammer zijn tegen de tijd dat de reeks compleet zal zijn, want dan zal het echt (op een paar Ellery Queens, die niet opnieuw uitgegeven en/of vertaald mogen worden) wat Jack Vance betreft over en uit zijn. Maar voorlopig is het (gelukkig) nog niet zo ver.

Jos Lexmond

De Kaarsenmaker van Arranmore – Catherine Doyle

Arranmore.jpg

De Kaarsenmaker van Arranmore – Catherine Doyle (JFA)
Stormwachter 1
Uitgeverij Fantoom (2019)
288 pagina’s; prijs 17,99
Oorspr.: The Storm Keeper’s Island (Bloomsbury Publishing Plc., Londen – 2018)
Vertaling: Maria Postema
Omslag: Manuel Šumberac

Het is niet ongebruikelijk dat er boeken voorbij komen die ik graag gelezen zou hebben toen ik nog een jongetje van een jaar of twaalf of daaromtrent was. Niet dat ik destijds niet voldoende te lezen had, daar niet van, maar een aantal van de verhalen die ik voorbij zie komen zijn dermate aantrekkelijk in mijn ogen, dat ik ze destijds graag verslonden zou hebben. Sommige van de jeugdboeken hebben een hele grote aantrekkingskracht op me, waardoor ik graag doe alsof ik weer twaalf ben en verslind ze dan alsnog. ‘De Kaarsenmaker van Arranmore’ is zo’n boek. Waarom dat specifieke boek zo’n aantrekkingskracht op me had, kan ik niet omschrijven. Het was nou eenmaal zo. Ik was heel erg blij dat het me toegewezen werd als recensieboek en nog blijer toen ik het ontving. Anders dan andere boeken was het samen met een mooie ansichtkaart en boekenlegger netjes in een stemmig papiertje verpakt, en vergezeld van een kaarsje in een blikje om de feeststemming nog wat te verhogen. Dit soort dingen vind ik heel erg leuk en het bewijst dat het de uitgever eraan gelegen is, de presentatie van het boek zo smaakvol mogelijk te verzorgen. De stemming was al gemaakt! Hulde en lof wat dat betreft.

Het verhaal dan. Het is niet verbazingwekkend te kunnen vertellen dat ik het bij het rechte eind had. Het was een verhaal om van te smullen en dan niet alleen voor kinderen, maar ook weer voor het kind in mij. Op de een of andere manier heb ik er een neus voor denk ik. Geef me een stapel boeken en ik pik ze er zo tussenuit.

Fionn Boyle woont normaal gesproken in een van uitlaatgassen vergeven Dublin, waar bouwvakkers herrie maken en een half aangelegde trambaan die dwars door de stad snijd en de toeristen van het voetpad drukt. Het is zijn thuis, maar nu is hij aan boord van een veerboot op weg naar Arranmore. Hij zit op een plastic stoel en probeert niet over zijn schoenen te kotsen. De zee is ruw. Tara, zijn oudere zus, staat aan de reling van de veerboot. Zij schijnt geen last van zeeziekte te hebben. Van Fionn mag ze over boord vallen en een klein beetje verdrinken. Niet genoeg om dood te gaan, maar wel genoeg om het gedeelte van haar hersenen dat haar zo’n rotkarakter geeft te laten opeten door een voorbij zwemmende vis. Fionn en Tara zijn onderweg naar hun opa om de vakantie door te brengen op het eiland waar hij Stormwachter is. Op Arranmore, waar Fionns vader eens verdronken is. Als de veerboot aanlegt en zijn zus van de veerboot springt, blijft Fionn aarzelen. De grond trilt onder zijn voeten en laat zijn voetzolen heel zachtjes sidderen. Fionn hoort het gefluister in zijn bloed en in zijn botten. ‘Kom hier’, zei de stem. ‘Kom thuis’.

Als dit je niet nieuwsgierig maakt naar de magische belevenissen van Fionn, zijn zusje en zijn opa op het eiland Arranmore, dan weet ik het niet. Ik heb het in ieder geval ademloos gelezen en het kind in mij is uitermate benieuwd naar het volgende deel dat in het Engels al is aangekondigd: ‘The Lost Tide Warriors’. Naar verluid gaat deze serie uit vier delen bestaan en ik hoop maar (met heel mijn hart) dat ze vertaald gaan worden. Als u het nog niet doorhad… wat mij betreft een hele dikke aanrader, kind of niet.

Jos Lexmond

Reisdagboek van Travis Montgomery – Victoris Farkas

Montgomery.jpg

Reisdagboek van Travis Montgomery – Victoris Farkas (JSF)
Uitgeverij Volt, Amsterdam – Antwerpen (2019)
189 pagina’s; prijs 14,99
Omslag: Nancy Koot
Omslagillustratie & illustraties: Irene Cécile

Naar mijn idee komt het steeds meer voor. Boeken met heel erg veel, veelal simpele, illustraties. De verhalen hebben meestal een humoristisch karakter en dus ook de plaatjes meteen. Dat is natuurlijk omdat de kinderen tegenwoordig een zeer korte concentratieboog hebben en met al die snelle You Tube filmpjes snel afgeleid en verveeld zijn en op zoek gaan naar een nieuwe sensatie. Misschien is dit soort boeken daar wel een reactie op en moeten de kinderen aldus weer aan het lezen gebracht worden. Het doel heiligt de middelen zullen we maar zeggen, en als het werkt… ben ik helemaal voor. Persoonlijk vind ik het veel te onrustig lezen en zou er welhaast zenuwachtig van worden. Maar ik behoor dan ook niet de doelgroep waar dit soort verhalen voor bedoeld is. Wie hiermee begonnen is? Ik zou het zo gauw niet weten, maar als ik zou moeten gokken, dan zou ik David Walliams zeggen. Tegenwoordig een kinderboekenauteur (sinds 2009), maar vroeger vooral bekend uit de zeer komische televieserie: ‘Little Britain’. Maar David Walliams is niet de enige die zich op dit pad begeeft. Hij heeft tegenwoordig meerdere collega’s die zich, met meer en minder succes, hiermee bezig houden. Om er een paar te noemen: David Baddiel en David O’Connell (het lijkt wel of het voorbehouden is aan Davids, maar niets is minder waar). In ons eigen Nederland is natuurlijk Tosca Menten (met de illustraties van Elly Hees) met haar Dummie de Mummie een goed voorbeeld.

Het verhaal dan. Ondanks dat ik de vele illustraties en tekstjes met extra informatie behoorlijk afleidend (te druk) vond, kwam ik in dit verhaal verschillende hilarische momenten tegen waardoor ik geregeld een waarderende grijns of een spontane grinnik niet kon onderdrukken. Ook de illustraties waren nogal eens ondersteunend grappig.

Het is het jaar 2304. De twaalfjarige Travis Montgomery onderneemt met zijn familie, zijn vader Theo, zijn moeder Lorraine, zijn puberzus van vijftien, Jenna en de tweeling Emy en Livvy van zes (die de irritante gewoonte hebben zich altijd en overal te verstoppen) een vakantierondreis van 21 dagen naar Mars. Travis houdt op de reis een reisdagboek bij en noteert (nou ja noteert… hij hoeft alleen maar de gedachtevertaler aan en weer uit te zetten) minutieus hun belevenissen. Het wordt een reis met vele dieptepunten en ook nog wel een paar hoogtepunten. Het eerste dieptepunt is al een feit als de tweeling zich voor de vlucht naar het International Space Station verstopt heeft op de achterste rij van de negentiende vlucht en niet gevonden kan worden. Paniek dus. De bagage van de familie Montgomery wordt al van boord gehaald als de tweeling op het nippertje gevonden wordt en de familie hals over kop toch nog aan boord van de achttiende vlucht kan plaatsnemen. Op het Space Station is het weer haasten om op tijd aan boord van de AirSpace 380 Odin te geraken, waardoor de bagage helaas achterblijft en daardoor de gehele reis achter hen aan reist, maar hen nooit bereikt. Het bleef niet bij dit ene incident, maar het zou een aaneenschakeling van incidenten worden, waarbij Travis er de moed in blijft houden en min of meer zijn eigen plan trekt.

Conclusie… ik heb me wel vermaakt met dit verhaal. Misschien nog eens een vakantie reis naar de asteroïdengordel, of Jupiter met zijn manen, of naar Saturnus? Maar dan misschien toch met wat minder illustraties of verklarende tekstjes, of zou dat dan toch de kracht van dit boek zijn?

Jos Lexmond

Roest – Jasper Polane

roest.jpg

Roest – Jasper Polane (SF)
De Zwijgende Aarde, deel 2
Quasis Uitgevers (2019)
201 pagina’s; prijs 15,00
Omslag: Loek Weijts
ISBN 978-94-92099-41-9

Ofschoon ik tot nu toe toch maar veertig procent van ‘De Zwijgende Aarde’ gelezen heb, wil ik nu al zeggen dat het project van Jasper Polane en Quasis meer dan geslaagd is. Een boude bewering? Ja… misschien wel, maar afgaande op wat er nog aan schrijvers volgt en Quasis een beetje kennende, durf ik dat best. Ik ben trouwens net op tijd klaar met ‘Roest’ voor het volgende boek in de reeks. Nog maar heel erg kort geleden zag ik op facebook dat ‘Titanium’ van Mara van Ness zojuist van de drukker was gekomen, dus eh… laat maar komen. Ik ben er helemaal klaar voor.

‘Roest’ is weer een heel ander verhaal dan ‘Revolte’ van Jorrit de Klerk. Dat moet natuurlijk ook. Het speelt zich af in hetzelfde tijdsgewricht, maar is, behalve dat hier ook de Aarde op een gegeven moment zwijgt, weer totaal anders van opzet. Het verhaalt van het leven van Sam (Samantha) Peeters. Ze is magistraat en dat houdt in dat ze als een soort van sheriff tussen de verschillende nederzettingen op Mars reist om de wet te handhaven en recht te spreken. Ze is een eenling én een rode dochter. Zeven jaar geleden werd ze geïnfecteerd met een technovirus dat haar DNA herschreef en is ze onderweg een echte Martiaan te worden die ook werkelijk en zonder bescherming op de oppervlakte van Mars kan leven. Die transitie gaat niet zonder slag of stoot en Sam, nog maar gedeeltelijk veranderd, is doodsbang om de rest van de transitie te ondergaan en die onzekerheid en angsten beïnvloeden ook haar werk als magistraat. Soms vraagt ze zich af of ze de verandering wel aankan. Intussen komen de brokstukken van een uit zijn baan geslagen maan snel dichterbij. Die inslag kan het einde van de Martiaanse samenleving betekenen of de installatie daarvan een grote boost geven.

Tegen deze achtergrond heeft Jasper Polane een boeiend verhaal geschreven, waarvan je steeds meer wilt. Misschien worden we op onze wenken bediend want (ook al kort geleden) zag ik een geheimzinnige foto van een vergadering van een aantal van de schrijvers (en meer) van ‘De Zwijgende Aarde’ met het verwachtingsvolle onderschrift: ‘Wat gebeurt hier? It’s a secret! Volgend jaar meer.’ Een opmerking van Anthonie Holslag was: Zoveel talent in een ruimte, dat kan nooit goed gaan.’ Of juist wel natuurlijk. We wachten, onze ziel in lijdzaamheid bezittend, maar af. Weinig anders dan dat, kunnen we niet doen.

Terug naar ‘Roest’. Zoals eerder gememoreerd, heeft Jasper Polane hier een boeiend verhaal afgeleverd. Er zaten ook nogal wat leuke bijkomstigheden in. Zoals de uitdrukking (onderaan pagina 25): ‘Dat kreeg je als op de grond de paus ging liggen pesten’. Ha… daar heb ik behoorlijk over na lopen denken en zelfs op internet op proberen te zoeken. Lauw loene dus. Zelf verzonnen, Jasper? En wat betekent het?
Op pagina 53 (en verder ook nog) wordt aan de nederzetting Thoris gerefereerd. Ik mag Tars Tarkas worden als die naam niet van Dejah Thoris (De prinses van Mars), komt, uit de boeken van John Carter van Mars van Edgar Rice Burroughs. Daar was ik vroeger helemaal gek van toen die verhalen, voor mijn gevoel, voor het eerst in de jaren zeventig verschenen. Ik heb ze helemaal kapot gelezen. Later kwam ik erachter dat die al in de jaren ’20 voor het eerst verschenen waren. Nog even een nieuwtje, zo maar even tussendoor. Marten Jonker, een Edgar Rice Burroughs liefhebber en verzamelaar brengt om de zoveel tijd Edgar Rice Burroughs boeken uit in eigen beheer. Zo heeft hij in het verleden het ontbrekende Pellucidar verhaal vertaald en uitgegeven (Tanar van Pellucidar) en twee John Carter boeken (‘Synthetische mannen van Mars’ en ‘Een krijgsman van Mars’). Kijk op zijn website voor meer: http://www.edgarriceburroughs.nl Dit maar even tussendoor voor de liefhebbers en… met dank aan Marcel van de Rijst voor de geweldige tip!

In ‘Roest’ komen meerdere subtiele aanwijzingen (net als in ‘Revolte’) voor dat ons eigen Nederland een duidelijke suprematie heeft in de ruimte. Er wordt onder andere weer met guldens betaald en de K.R.M., wat volgens mij de Koninklijke Ruimtevaart Maatschappij moet betekenen, heeft een duidelijk monopolie. Ik kan niet wachten om te ontdekken wat de andere schrijvers voor subtiels in de serie verstopt hebben. Dolle pret en meer dan een aanrader. Welhaast een verplichting voor degenen die zich SF liefhebber noemen.

Jos Lexmond

De Obeliskpoort – Nora K. Jemisin

Obelisk.jpg

De Obeliskpoort – Nora K. Jemisin (SF)
De Gebroken Aarde 2
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff B.V., Amsterdam (2019)
350 pagina’s; prijs 24,99
Oorspr.: The Obelisk Gate – The Broken Earth 2 (Orbit – 2016)
Vertaling: Lia Belt
Omslag: Lauren Panepinto/DPS/Arcangel Images

Het lag absoluut niet aan het verhaal, maar geheel en al aan mezelf. Ik geloof niet dat ik ooit een boek met meer moeite gelezen heb dan ‘De Obeliskpoort’, het tweede deel van ‘De Gebroken Aarde’ van Nora K. Jemisin. Het begon er al mee, zeer tegen mijn gewoonte in, dat ik plande ‘Het Vijfde Seizoen’, het eerste deel nogmaals te lezen. Vroeger, toen ik nog geen recensies verzorgde, deed ik dat nogal eens, maar nu dus niet meer. Het kost eenvoudig te veel tijd. ‘De Obeliskpoort’ kwam net mooi voor mijn weekje voorjaarsvakantie uit en het is mijn gewoonte om op vakantie enkel en alleen voor mijn plezier te lezen en niet omdat het moet. Nou moet ik zeggen dat ik nooit een hekel aan lezen heb en dat ik in de gelukkige omstandigheid ben zelf mijn eigen recensieboeken uit te kunnen zoeken. De kans dat je dan een oninteressant pokkeboek door je ogen moet halen wordt zo ook wel heel erg klein. Dus buiten de normale Vance (waarvan er altijd zeker een mee gaat), gingen dit keer ook de beide ‘Gebroken Aardes’mee. Na de Vance met meer dan plezier te hebben geconsumeerd, begon ik monter en verwachtingsvol aan ‘Het Vijfde Seizoen’ om gewoon weer in het verhaal te komen. Er zaten heel wat boeken en korte verhalen sinds ik het voor de eerste keer las, dus dat was geen overbodige luxe. Opnieuw sloeg het verhaal me van mijn stoel. Het pakte me stevig bij de lurven en ik genoot er weer met volle teugen van. De vakantie was al weer om toen ik het uit had en opgewekt naar ‘De Obeliskpoort’ greep. Op 6 juni stond een staaroperatie op het programma. Het linkeroog dit maal en drie weken later het rechteroog. Ik had geen idee wat voor ellende dat op zou leveren en hoeveel vertraging het leeswerk vanaf dan, zou oplopen. De staaroperatie ging goed, maar s’avonds werd ik overvallen door een lichte hartinfarct, welke door complicaties leidde tot twee weken ziekenhuis, wat uiteindelijk afgesloten werd door dotteren en het plaatsen van een stent. Ik zal jullie verder niet vervelen met de details. Maar… door de staaroperatie zag ik nu goed, zonder bril, met het linkeroog, terwijl rechts ik niets zag zonder bril. Daar werd ik, buiten het andere gedoe, stapelgek van. Niet dat ik heel erg goed kon lezen in het ziekenhuis. Ik ben gewoon ’s nachts thuis te lezen in volstrekte stilte. Ha… kom daar maar eens om in het ziekenhuis. De staaroperatie van rechts is inmiddels voor onbepaalde tijd uitgesteld en ik heb een gewone ruit in de linkerkant van de bril. Ik kijk nog steeds wel raar tegen de wereld aan, maar kan weer wat lezen. Aan alle ellende komt uiteinde een einde.
En nu… nu heb ik eindelijke ‘De Obeliskpoort’ uit kunnen lezen. En ondanks alle hobbels heb ik daar weer ontzettend van genoten. Het ging gewoon op hetzelfde hoge niveau door waar ‘Het Vijfde Seizoen’ eindigde en heeft wat mij betreft het winnen van de Hugo Award van 2017 meer dan verdiend.
De aarde is aan het laatste seizoen begonnen en mens en dier verstikken haast in de stof en asregens. Essun zoekt nog steeds haar dochter die in afgelegen gebieden haar snel in kracht lijkt te overtreffen. Het verhaal jaagt je voort langs de woorden, naar volgende alinea’s, door de pagina’s naar een zinderend einde wat alweer een begin beloofd naar het laatste deel ‘De Stenen Hemel’. Luitingh-Sijthoff kondigt dit aan in het boek, dus ik ben helemaal niet bang meer dat het niet zal verschijnen. Maar wanneer dit zal zijn…, ik weet het niet. Afwachten maar, vrees ik.
Nog een ding. Er was bij het eerste deel een discussie gaande over in welke categorie ‘De Gebroken Aarde’ nu eigenlijk thuishoort. Het is toch iets dat een bibliograaf als ikzelve graag doe, boeken in hokjes stoppen. Hoewel het nergens staat en je volgens Appendix 1 heel erg ver terug kan kijken in de geschiedenis, meen ik toch met absolute zekerheid te kunnen zeggen dat deze trilogie zich ver in onze toekomst afspeelt, waarbij zelfs de maan eens op de aarde te pletter sloeg, afspeelt. Wat mij betreft dus absoluut SF, Alhoewel ik wel moet toegeven dat er weinig Science bij komt kijken. Paranormale fictie zou misschien beter passen. Maar toch… houd ik toch maar SF aan. Gaarne bereid tot voortzetting van de discussie.

Jos Lexmond

Nachtwakers

Nachtwakers.jpg

Nachtwakers (DIV)
Godijn Publishing, (2019)
291 pagina’s; prijs 16,95
Omslag: Jen Minkman/Pixmania.com

Nachtwakers was het thema van een verhalenwedstrijd georganiseerd door Godijn Publishing, waarvan de sluitingsdatum op 31 december 2018 was. De verhalen moesten tussen de 2.500 en 3.000 woorden lang worden en allemaal SF of Fantasy zijn. De reacties waren overweldigend. Er waren vijfenzeventig inzendingen wat ik behoorlijk veel vond. De juryleden: Elly Godijn, Esmeralda van Belle en Johan Klein Haneveld hebben hun tanden erin gezet en moeten er een behoorlijke kluif aan gehad hebben. Natuurlijk zijn de verhalen allemaal fantastisch, maar van de zesentwintig verhalen (inclusief het bonusverhaal van J. Sharpe) in deze bundel telde ik veertien SF verhalen, vijf Fantasy verhalen, vijf Horror verhalen en twee Spookverhalen. Ik mag wel zeggen dat ik het aantal SF verhalen bij de vijfentwintig beste verhalen van deze verhalenwedstrijd behoorlijk hoog vind en ik denk dat ik ook wel mag zeggen dat het de SF uitgaven van boeken en/of verhalen (in vertaling of anderzijds) niet reflecteert.
Uiteraard hebben we de geweldige ‘De zwijgende aarde’ reeks van Quasis. ‘De gebroken aarde’ trilogie van Jemisin. De boeken van Johan Klein Haneveld, de briljante Young Adult SF van Guido Eekhaut en Nico de Braeckeleer bij Clavis en her en der nog wat, Maar verder is het vooral Fantasy wat de klok slaat. Volgens mij kan dat veel beter dames en heren uitgevers van Nederland en België. Ik zou zeggen: Kijk naar de trends in ‘Nachtwakers’, de Ganymedes bundels, Edge Zero en ook naar de bundel ‘Achterblijvers’, ook van Godijn Publishing. Waarmee ik ook nog wel even wil benadrukken dat de ‘kleinere’ uitgavers als Macc, Quasis en Godijn Publishing het geweldig doen op dit gebied.

Maar goed… terug naar de verhalenwedstrijd ‘Nachtwakers’. Het trof me, net zoals bij de verhalenwedstrijd ‘Achterblijvers’ hoeveel talent we hier in het Nederlandse taalgebied hebben. Ook vond ik het aantal onbekende namen (voor mij dan en dat wil toch wel wat zeggen ivm mijn medewerking aan FANDATA) zeer opvallend. De kwaliteit van de verhalen vond ik goed tot briljant. Het was frappant dat de scheidslijn tussen briljant en goed ook al ergens halverwege deze bundel lag en duidelijk zichtbaar was. Dat impliceert dus ook dat ik het behoorlijk met de jury eens was, al zijn er natuurlijk altijd meningsverschillen en kwesties van smaak. Zo had ‘Zook’ van Mike Jansen van mij absoluut mogen winnen, ofschoon ‘Antibiose’ van Filip Camerman ook heel erg sterk was. ‘De nacht der aarde’ van Hendrik van Oordt, vond ik bijzonder origineel en het andere verhaal van Mike Jansen: ‘De nacht van het universum’, was voor mij een sterk staaltje universum geschiedenis en had van mij ook best hoger mogen eindigen. ‘Arendsoog’ van Ilona de Lange was origineel en intrigerend en ‘De violist’ van Sam Janssen is wat mij betreft Hamelen 2.0. ‘Bij nieuwe maan’ van Luc Vos vond ik heel erg eng. ‘Red me’ van Annette van de Meij was een heel erg leuk spookverhaal. Het bonusverhaal van J. Sharpe: ‘Astraal lichaam’ was wat mij betreft een prima toevoeging en afsluiting, van deze fantastische bundel. Alleen het waarom van een bonusverhaal was mij niet geheel en al duidelijk. Maar… beter mee verlegen, dan om verlegen.

Het winnende verhaal van Britt Zwijnenberg: Lang leve de goden!’, was een leuk horror verhaal. Terecht dat het hoog eindigde, maar voor mij was het geen winnaar. Het is maar goed dat ik geen jurylid was, want ik zou waarschijnlijk persoonlijke voorkeuren zwaar laten tellen en niet objectief naar de verhalen kunnen kijken.
Natuurlijk heb ik niet iedereen, opgenomen in deze bundel vermeld. Dat is niet te doen. Zoals eerder gezegd was het niveau over de gehele linie goed en er was, naar mijn mening, geen enkel verhaal bij dat onder de middelmaat bleef. Al met al een sterke bundel, waarvan ik er meer zou willen zien. Wat mij betreft mag er een nieuwe verhalenwedstrijd uitgeschreven worden. Ik houd me aanbevolen.

En… wat schetst mijn verbazing nadat ik dit bovenstaande vandaag schreef… zojuist ontving ik de oproep voor een nieuwe schrijfwedstrijd van Godijn Publishing met als thema ‘Zonderlingen’. De deadline is op 3 november 2019 en de lancering is op het Fantasy/SciFi te Arnhem op 7 maart 2020. Welaan… ik kan niet anders zeggen dan: Doet allen mee. Misschien gooi ik zelf ook wel weer eens een verhaaltje op. ‘Zonderlingen’, hmm, ik denk dat dit thema me wel ligt.
Het is best Cool als je wens op deze manier stante pede vervuld wordt!

Jos Lexmond

Pioniers – Timo Parvela & Bjorn Sortland

Pioniers.jpg

Pioniers – Timo Parvela & Bjorn Sortland (JSF)
Kepler 62, deel 4
Clavis Uitgeverij, Hasselt – Amsterdam – New York (2019)
125 pagina’s; prijs 19.95
Oorspr.: Kepler62 – Bok 4: Pionerer (Werner Söderström Ltd., Helsinki – 2016)
Vertaling: Michiel Vanhee & Sofie Maertens
Omslag & Illustraties: Pati Pitkänen

Na een lastige en spannende reis (ik ga daar verder niet op in, lees vooral ‘De reis’) door de ruimte, landen Marie, Ari, Joni en de andere kinderen eindelijk op Kepler62e. Het is er prachtig: weelderig groen gras, een blauwe hemel, bergen, helder water en zuivere lucht. Een paradijs om zo te zeggen, maar al gauw komen ze er achter dat ze niet alleen op deze mooie wereld zijn.

Zoals eerder gezegd, ga ik er verder niet veel meer over vertellen dan wat er op de achterkant genoteerd staat. Ik wil er eigenlijk niets over verklappen, want dan gaat de lol er af. Een ieder die meer wil weten, zal het zelf moeten gaan lezen. Wat ik nog wel wil zeggen is dat het verhaal steeds meer opvalt door de constante kwaliteit. Natuurlijk… het is bedoeld voor kinderen vanaf een jaar of acht en beweegt zich natuurlijk ook op dat niveau, maar ikzelf vond het heel erg genietbaar en vooral, ik zeg het nog maar eens, zijn de illustraties van Pasi Pitkänen (ook een Fin) soms oogstrelend. Ik wil er dan ook nog meer van zien… veel meer. En… als je je kinderen verslingerd aan SF (zoals de jongste van Jorrit de Klerk) wil laten raken, dan is dit ideaal om mee te beginnen. Het is modern, met heel erg veel plaatjes (ook een must voor kinderboeken tegenwoordig, vanwege de afleiding van de vele strips en computerspellen waar boeken mee moeten concurreren) en past prima in de belevingswereld van de kinderen van tegenwoordig. Ze zullen er zich prima mee vermaken.

Ik heb eens rondgekeken in het Finse en Noorse taalgebied (want in tegenstelling van wat ik eerder meldde, namelijk dat de schrijvers Finnen zijn, klopt dus niet. Timo Parvela is een Fin en Bjorn Sortland een Noor) en de serie gaat verder. Het is natuurlijk nogal lastig want Fins, dan wel Noors zijn niet echt talen waar ik in uitblink, maar zo te zien zijn er zeker nog twee delen volgend op dit deel en vrijwel zeker heb ik ook nog een zevende en achtste deel gezien. In ieder geval heb ik de omslagen gespot. Ik hoop maar dat Clavis de reeks voortzet. Het zou heel erg jammer zijn als de serie bij deel 4 in vertaling ophoudt. Zoals gezegd is het lezen in het Fins of Noors… geen optie. Dus duimen maar en hoop houden voor de toekomst… (dat is trouwens altijd goed).

Jos Lexmond

De Reis – Timo Parvela & Bjorn Sortland

De-Reis.jpg

De Reis – Timo Parvela & Bjorn Sortland (JSF)
Kepler 62, deel 3
Clavis Uitgeverij, Hasselt – Amsterdam – New York (2019)
159 pagina’s; prijs 19.95
Oorspr.: Kepler62 – Kirja 3: Matka (Werner Söderström Ltd., Helsinki – 2016)
Vertaling: Sophie Kuiper
Omslag & Illustraties: Pati Pitkänen

Het zal wel geen toeval zijn dat er momenteel nogal veel berichtgeving is over de Kepler systemen die door de Kepler telescoop bekeken worden en waar de ene na de andere planeet ontdekt wordt die in de zogenaamde ‘Goldilocks zone’ ligt. Dat is een zone binnen een planetenstelsel op een dergelijke afstand van de ster (of meervoudige ster) dat er leven mogelijk is zoals dat voorkomt op de Aarde. De belangrijkste factor hierbij is de temperatuur die dusdanig is dat water, een hoofdvoorwaarde voor leven zoals wij dat kennen, niet bevriest of verdampt (tussen 0 en 100°C). De term is afkomstig uit het Engelse sprookje van Goudlokje en de Drie Beren, waarbij Goudlokje drie borden pap proeft waarvan de ene te warm is, de andere te koud, maar de derde precies de goede temperatuur heeft. (Bron van deze info is, met dank, uiteraard Google).

Zo ook natuurlijk Kepler 62. Een systeem dat vijf planeten heeft en waarvan Kepler62-e en Kepler62-f zich in de bewoonbare zone bevindt. De ontdekking hiervan heeft zeer waarschijnlijk de Finse SF schrijvers Timo Parvela en Bjorn Sortland geïnspireerd om de Kepler reeks te schrijven.

De reeks begon met ‘Uitnodiging’ waarin de bemanning die de reis naar Kepler62 zou maken , geselecteerd werd via een spel. Dat werd gevold door het tweede deel ‘De Lancering’. Waar dat over gaat moge duidelijk zijn. Hier dan het derde deel: ‘De Reis’.

De dertienjarige Ari en zijn broertje Joni vertrekken samen met een aantal andere kinderen op de langste reis in de geschiedenis van de mensheid. De bestemming is Kepler62e. Eerst de reis naar het ruimtestation ISS4, waar de kinderen niet al te lang zullen verblijven. Gekoppeld aan het ruimtestation wachten de sterrenzeilers Santa Maria, Pinta en Niña, genoemd naar de zeilschepen van Columbus, op hen. De sterrenzeilers zijn voorzien van lichtzeilen die de ruimteschepen voortstuwen met de kracht van de zonnewind, waarbij ze een snelheid kunnen halen van wel honderd tot tweehonderd kilometer per seconde. Ze zullen eeuwen onderweg zijn en in de tussentijd zullen de kinderen slapen. De reis gaat echter niet van een leien dakje.

Het verhaal is spannend en boeiend verteld en de bijbehorende illustraties van Pasi Pikänen zijn schitterend te noemen. Ik noemde in een van de recensies van de eerste delen dat ik het bedrag van € 19,95 wel vrij prijzig vond voor een kinderboek, maar de kwaliteit van het papier, de illustraties en het verhaal, verzachten veel, zo niet alles. Wat mij betreft dus een dikke aanrader. De recensie van deel vier verschijnt kortelings.

Jos Lexmond