Wat er van ons wordt verwacht – Ted Chiang

Wat-er-van-ons-wordt-verwacht.jpg

Wat er van ons wordt verwacht – Ted Chiang (Gemengd)
Uitgeverij Volt, Amsterdam – Antwerpen (2019)
352 pagina’s; prijs 20,99
Oorspr.: Exhalation – (Alfred A. Knopf, New York– 2019)
Vertaling: Arie Storm
Omslag: Bart van der Toorn/Philippe Donn

Absoluut niets ten nadele van alle inspanningen van Nederlandse uitgevers om verhalenbundels te produceren en uit te geven. Integendeel, zou ik haast zeggen. Ik heb er al een hele partij voorbij zien komen en steeds sta ik weer verbaasd over de hoge kwaliteit. Niet alleen van de bundels zelf, maar ook van de inhoud. Er wordt heel veel Fantastiek, heel goed geschreven in ons kleine taalgebiedje. Dat mag best eens gezegd worden en daar mogen we ook best trots op zijn.

Deze lans voor het Nederlandstalige verhaal gebroken te hebben, wil daar meteen aan toevoegen dat ik nu ook wel weer eens heel erg blij ben met deze bundel van Ted Chiang. Vroeger, en dan bedoel ik in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, werden we overspoeld (lees: ‘Verwend’) met anthologieën en verhalenbundels van internationale auteurs. Denk maar eens aan de Alfa bundels van Meulenhoff, de bundels van Keith Laumer, Fritz Leiber en noem maar op. Elke auteur kreeg wel eens een eigen bundel. Bundels in de Prisma reeks, Zwarte Beertjes en ga zo maar door. Verhalen van Nederlandse auteurs kwamen minder aan bod, maar wat zagen we daarentegen veel ander moois voorbijkomen. Op een gegeven moment droogde dat internationale gebeuren min of meer op. Dat was het dan. Een heel enkele keer mochten we nog eens genieten van wat moois. Zo ook met ‘De verhalen van jouw leven en anderen’, ook al van Ted Chiang dat in 2016 alweer, bij Uitgeverij Q verscheen. In mijn recensie van destijds schreef ik al: ‘Zijn verhalen maken een indruk of hij er lang en diep over nagedacht heeft over de woorden die hij gebruikt en zelfs de plaatsing van een komma lijkt belangrijk.’ Ook schreef ik: ‘Het is dan ook zeker niet het geval dat je er zo maar doorheen raust, je moet er absoluut de tijd voor nemen en na het lezen van een verhaal uit deze bundel is het welhaast onmogelijk meteen aan de volgende te beginnen zonder eens even nagedacht te hebben over wat je zojuist gelezen hebt.’Ik kan daar verder niets aan toevoegen. Wat voor ‘De verhalen van jouw leven en anderen’ gold, is bij ‘Wat er van ons wordt verwacht’ ook waar. Elk van de negen verhalen in deze bundel zijn ontzettend origineel en getuigen van een unieke geest, die in staat is dit soort verhalen te bedenken en neer te schrijven. Ik kan me voorstellen dat hij maar twee verhalen per jaar schrijft. Dit soort dingen heeft tijd nodig. In de vorige bundel stond deze al min of meer aangekondigd voor 2017. Het heeft dus twee jaar langer geduurd.

Het verhaal in deze bundel ‘De koopman en de poort van de alchemist’ won in 2008 zowel de Hugo Award als de Nebula award en ‘Uitwaseming’ won in 2009 de BSFA Award, de Locus Award en de Hugo Award. ‘De levenscyclus van softwareobjecten’ won in 2011de Locus Award en de Hugo Award voor de beste novelle. Dus kwaliteiten te over in deze bundel. Wat ik zelf het mooiste vond? Ik vind het moeilijk om te kiezen. Maar als ik dan toch een keuze zou moeten maken, dan zou ik ‘Navel’ kiezen. Dat verwonderde me zeer en uit de aantekening, die ik maakte (iets wat ik altijd doe), was duidelijk op te maken dat ik het geweldig vond. Er stond slechts één woord: Geweldig!

Dus… een absolute aanrader. Ook de ‘aantekeningen bij de verhalen’ zijn zeer de moeite waard. Meer van dit soort bundels graag… en snel een beetje! Ik zit er al helemaal klaar voor!

De verdwenen stad – Camilla Sten

Verdwenen-Stad.jpg

De verdwenen stad – Camilla Sten (HO)
Karakter Uitgevers B.V. Uithoorn (2019)
355 pagina’s; prijs 21,50
Oorspronkelijk: Staden (Norstedts. Stockolm – 2019)
Vertaling: Corry van Bree
Omslag: Miroslav Sokcic

Volgens de achterflap wordt Camilla Sten de Zweedse Stephen King genoemd. Normaal gesproken neem ik dit soort opmerkingen met een korreltje zout, maar sinds ik een beetje op mijn zoutconsumptie moet gaan letten, negeer ik dit soort mededelingen dan maar gewoon. Echter… in dit geval moet ik toegeven dat Camilla Sten wel degelijk de kenmerken van Stephen King heeft. Sterker nog… als er geen schrijver vermeld zou hebben gestaan om de omslag, dan zou ik zeker op Stephen King gegokt hebben. Ik zou er zelfs wel geld, toch zeker wel een euro of twee, op hebben durven te zetten.
Waarom lijkt Camilla Sten dan op Stephen King. Nou… net zoals hij, neemt Camilla er rustig de tijd voor om alle personages en omstandigheden te introduceren, waardoor het verhaal nogal traag vordert. Je zou haast kunnen zeggen, dat het soms helemaal niet vordert. Dat gevoel heb ik bij Stephen King ook. Hij schrijft niet voor niets van die dikke pillen en zelfs de meeste van zijn korte verhalen zijn meer novelles dan korte verhalen, hoewel hij het wel kan. Korte verhalen schrijven, bedoel ik dan. Van Camille Sten weet ik dat nog niet. ‘De verdwenen stad’ is mijn eerste kennismaking met haar.
Wat Sten nog meer met King gemeen heeft is dat het moeilijk te bepalen is of het nu fantastische horror is of psychologische en dat heeft me tijdens het lezen de hele tijd bezig gehouden. Pas op het einde kon ik, nog steeds min of meer twijfelend, beslissen dat het echt fantastische horror is. Maar toch blijven er argumenten te over die me zomaar weer de andere kant op zouden kunnen bewegen. Dilemma’s, heel veel dilemma’s dus.
Hoe dan ook… dit gezegd hebbende, neemt het niet weg dat ‘De verdwenen stad’ dermate boeiend geschreven is dat je steeds meer betrokken raakt bij de personages en de gebeurtenissen, die steeds indringender worden.
De Nederlandse titel is niet bijzonder best gekozen. De stad is niet verdwenen, maar zijn inwoners zijn verdwenen. De gebouwen zijn er allemaal nog. Staden, zoals de titel in het Zweeds is, is veel beter denk ik, al zou dat: Stad, misschien weer vreemd staan op de cover.
Waar gaat het over? In 1959 verdwijnt bijna de gehele bevolking van Silvertjärn, een fabrieksstadje in het midden van Norland in Zweden. Alleen een baby wordt aangetroffen en verder helemaal niemand. Het is groot nieuws in die tijd, maar zoals het meestal met groot nieuws gaat is het hot en wordt het weer vergeten. Alice Lindstedt, wiens oma in Silvertjärn opgroeide, is gefascineerd door het gebeurde en als ze volwassen is wil ze, met een team, terugkeren naar Silvertjärn om er een documentaire te maken en er ook achter proberen te komen wat er nu precies gebeurd is destijds. De groep is de eerste in vijftig jaar die deze vreemde ‘dodenstad’ bezoekt.
Zoals gezegd wordt het verhaal traag verteld en schakelt tussen de gebeurtenissen in 1959 en het heden heen en weer. Vooralsnog komen beide verhalen nog niet bij elkaar. Dat gebeurd veel later pas en als lezer wordt je nogal eens op het verkeerde been gezet. Het boek is bijna uit als je doorkrijgt wat er nu eigenlijk gebeurd is en dat is knap. Ondanks de traagheid heb ik, net als van een groot deel van de boeken van Stephen King, genoten en ik hoop dat dit geen eerste en meteen laatste kennismaking met Camilla Sten is.

Jos Lexmond

Tweeleed – Django Mathijsen & Anaïd Haen

Tweeleed.jpg

Tweeleed – Django Mathijsen & Anaïd Haen (SF)
De Zwijgende Aarde, deel 4
Quasis Uitgevers (2019)
230 pagina’s; prijs 17,00
Omslag: Loek Weijts
ISBN 978-94-92099-45-7

Zucht… (van weemoed en niet van: alweer een), alweer het vierde deel in ‘De Zwijgende Aarde’ serie. Wat gaat het hard. Nog maar één en dan is het alweer voorbij. Je kunt er twee dingen over zeggen. Jammer dat het al weer bijna afgelopen is en aan de andere kant: fijn dat we het plaatje dan compleet hebben. Het is een reeks die ik met open armen ontvangen en gelezen heb. Allen, in min of meerdere mate, gerenommeerde Nederlandse schrijvers die op andere gebieden hun sporen ruimschoots verdiend hebben, maar hier dan excelleren in een fijne oorspronkelijk Nederlandse SF reeks. Waar vindt je dat vandaag de dag.
In dit vierde deel zijn Django Mathijsen en Anaïd Haen aan de beurt. Een schrijfkoppel waar we al heel erg veel van gezien hebben en waar we ongetwijfeld nog veel meer van gaan zien. Ze zijn voornamelijk bekend van kinder- en jeugdboeken (waaronder ook Vlaamse Filmpjes), maar weten op volwassen gebied ook hun partijtje mee te blazen. Onlangs (2 november) zag ik een foto voorbijkomen van de indrukwekkende stapel boeken die ze tot nu hebben laten verschijnen. Volgens eigen zeggen zou de stapel nog vele malen hoger zijn als de e-boeken meegeteld zouden worden.

‘De Zwijgende Aarde’… tot nu toe is elk verhaal divers. In allen is het basisidee aanwezig dat de aarde, dat alle koloniën in ons zonnestelsel bestuurt, ineens incommunicado wordt en alle bestuurstaken ineens niet meer uitgevoerd worden. De reden hiervan blijft, tot nu toe dan, voor ons verborgen. Dit gegeven levert een interessante inkijk op het functioneren van die koloniën als ze van het ene op het anderen moment alleen gelaten worden. De verhalen spelen zich, ver weg in het zonnestelsel, of juist wat dichterbij op onze buurplaneet Mars, af. ‘Tweeleed’ vindt, voor de verandering, plaats op onze aarde en wel in de tijd dat de Zwijging zijn beslag krijgt. Om precies te zijn… beslaat het een periode van 37 jaar voor de Zwijging tot 10 jaar erna. En jawel… we, nou ja… in ieder geval: ik, weten (weet) nu hoe de Zwijging ontstaan is. Daar was ik al een hele tijd benieuwd naar en eindelijk is het zo ver. Ik weet het. Ik heb een tijdje nagedacht hoe ik er iets over kon vertellen zonder het verhaal te verklappen, maar ben er niet in geslaagd er iets op te verzinnen. Dus zeg ik er maar niets over, want ik wil niemand het genoegen ontzeggen het zelf te ontdekken.

Wat ik wel wil zeggen is dat ‘Tweeleed’ weer een geslaagde poging is het verhaal te vertellen. Het stukje over ‘De workshop’ is briljant en prachtig en ik vraag me dan wel meteen af wie dat van de twee geschreven heeft. Het maakt natuurlijk niet uit, maar ik vraag me dat soort dingen dan altijd wel af. En nog iets… ‘Tweeleed’ is het deel met de meeste pagina’s. Ik weet niet of dat de reden is dat het boek, fysiek dan, moeilijk te lezen is. Het is stug en je zou al haast de rug moeten breken om het gemakkelijker te kunnen hanteren. Daar ben ik niet van… ruggen breken. Ik ben een heel nette lezer en wil dat de boeken na lezing er nog steeds mooi en ongelezen uitzien. Bij sommige boeken is dat moeilijker dan anderen. ‘Tweeleed’ is zo’n boek. Dit fysieke ongemak terzijde… ‘Tweeleed’ is een prachtig verhaal en net als de drie voorgaande een sieraad van de Nederlandstalige SF. Ik ben zojuist met het laatste deel begonnen. Weer een totaal ander verhaal en ik ben benieuwd waar dat ons weer heen voert.

Jos Lexmond

Dor – Neal Shusterman & Jarrod Shusterman

Dor.jpg

Dor – Neal Shusterman & Jarrod Shusterman (YSF)
Uitgeverij Fantoom (2019)
453 pagina’s; prijs 22,50
Oorspr.: Dry (Simon & Schuster Books For Young Readers, Nrew York – 2018)
Omslag: Jay Shaw
Vertaling: Lydia Meeder

We worden tegenwoordig doodgegooid met Dystopie. Nou ja… doodgegegooid? Een beetje nuanceren dan maar. Young Adults worden doorgegooid met Dystopie. In de volwassen wereld komen er ook nog wel wat doemscenario’s voorbij natuurlijk, maar in de Young Adult scene is het schering en inslag. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat de jeugd tegenwoordig, met Greta Thurnberg voorop, bereid is om actie te voeren en te staken voor het milieu. Goede zaak natuurlijk.

Hoe dan ook… ik moet zeggen dat ik wel van een goed rampenverhaal houd. Altijd al gehad. Hoe rampzaliger… hoe beter. Rampenromans met een SF inslag… daar kon je me bij wijzer van spreken in het midden van de nacht voor wakker maken. Sterker nog… ik bleef gewoon wakker tot ik het boek uithad en peinsde er daarna nog wat verder over. Over bijvoorbeeld, als het mij en de mijnen zou overkomen. Hoe zou ik daarin staan? Totale paniek? Wanhoop? Hoe zou ik rampen, welke en met welke intensiteit dan ook, kunnen overleven, of überhaupt… zou willen overleven. Niet dat ik daar een prepper van geworden ben. Iemand die zich voorbereid op elk rampscenario dan ook, zich ingraaft en levensmiddelen en dergelijke opslaat om het na een ramp nog een hele tijd te kunnen overleven. Preppers wonen trouwens niet allemaal in de Verenigde Staten, hier in Nederland, preciezer in Ruinen, hadden we er ook eentje zo bleek laatst en Jehosophat weet, hoeveel er nog meer zijn die zich ergens verborgen houden met atoomschuilkelders, arken van Noach of anderzijds, met heel veel houdbare potjes groente en lang houdbare andere voedingswaren. Ik niet. Ik denk dat ik het niet heel erg lang wil uithouden in een verwoeste wereld, waarin de omstandigheden er niet veel beter op worden. Ik wordt maar liever meteen van de aardbol geveegd. Je kunt er maar beter meteen van af zijn, dan nog tijden doorploeteren en dan uiteindelijk, na een hoop ellende, alsnog het loodje te leggen.

Maar goed… zo is niet iedereen. In ‘Dor’ zijn er ook mensen die zich voorbereiden op van alles en nog wat en daar ook niet heel erg goed uitkomen. Want als er zoiets gebeurd dat er geen water meer uit de kraan komt, zoals in ‘Dor’ valt het dunne laagje beschaving dat wij met ons meedragen al heel erg snel als het doek na het laatste applaus bij een toneelvoorstelling en zijn je voorraden heel erg snel verdwenen als sneeuw voor de zon. Al heel snel kijken de buren met een afgunstige blik naar jouw watertank die nog gevuld is, terwijl zij de laatste druppels uit een flesje mineraal water gewrongen hebben. Men kan een hele tijd zonder eten, maar water is een eerste levensbehoefte. Wij bestaan tenslotte uit vijftig tot zestig procent uit water en als dat minder wordt, voel je jezelf ook al gauw heel wat minder. Al snel ontstaat er een oorlogssituatie die om water draait en waarbij buren elkaar al naar het leven staan.

Vader en zoon Shusterman hebben leuk samengewerkt en het hoeft wat mij betreft zeker niet de laatste keer te zijn. Goed verhaal, voortvarend geschreven zodat je het ademloos leest en eigenlijk alleen maar wilt weten hoe het allemaal verder gaat en afloopt. Als het al afloopt, want het zou zo maar kunnen gebeuren en het zou zomaar nog eens kunnen gebeuren. Ik kreeg bij dit boek een flesje met water meegestuurd. Ik heb het maar stiekem op een veilig plekje gezet. Al prep ik niet… je weet toch maar nooit of het ooit nog van pas komt!

Jos Lexmond

Ganymedes-19

ganymedes-19.jpg

Ganymedes-19
Stichting Fantastische Vertellingen, Nieuw-Vennep (2019)
Rare Boekjes-reeks 52
254 pagina’s; prijs 7,95
Samenstelling: Remco Meisner & Paul van Leeuwenkamp
Omslag: Ingrid Heit/Vincent van der Linden
Verkrijgbaar op: https://shop.pr1ma.nl/ganymedes-19.html

Om misverstanden te voorkomen zoals die zich voordeden bij mijn recensie van Ganymedes-12, begin ik nu in de eerste zin meteen de loftrompet te steken over Ganymedes-19. Het is, zoals te doen gebruikelijk, weer een uitstekende loot in de rij jaarboeken waarvan de eerste alweer in 1976 verscheen. Het bevat een keur aan Nederlandse en Vlaamse schrijvers met  oorspronkelijk Nederlandstalige fantastiek. Het meeste ervan is SF, maar ook fantasy en horror zijn vertegenwoordigd en er zijn zelfs vijf gedichten. Dwarsdoorsnede van de schrijvers? Een aantal oude rotten (als ik zo vrij mag zijn ze zo te bestempelen) in het vak brengen routine en gedegenheid, maar een aantal jongere honden (als ik weer zo vrij mag zijn) staan te trappelen van ongeduld om hun plaats in de rangen te veroveren. Samen, en op perfecte wijze geregisseerd door Remco en Paul, hebben ze voor een zeer evenwichtige bundel gezorgd waarvan ik hoop dat ze nog jaren en jaren door mogen gaan met ons te verrassen.
Guido Eekhaut opent de bundel en meteen is het raak. Een prachtig verhaal waarin een sterrenschip onderweg is om een lading mensen uit te zetten in de verre ruimte. Maar duurt de reis niet een beetje lang? Een AI kan zich ook vervelen. Ik dacht na lezing hiervan dat het moeilijk zou zijn om daar overheen te komen. Niets was minder waar, want Rob Geukens las ik ademloos. Filmisch mooi verteld en alle ellende voelbaar en invoelbaar. Oliver Sted is kort maar krachtig in zijn circusnummer. Effectief in zijn eenvoud is Annette Akkerman. Fantastisch mysterieus, er is nog steeds meer tussen hemel en aarde dan wij kunnen bevroeden. Remco Meisner viert een feestje, maar komt van een koude kermis thuis en komt misschien een beetje bot over. Frank Roger heeft de toekomst van het lezen gevonden, maar ik hoop maar dat het niet doorgaat en dat ik het gewoon bij een papieren exemplaar, of desnoods een elektronisch, kan houden. Joost Uitdehaag. Er is altijd meer met genen dan dat je verwacht, zelf in het Consulaat van de Verenigde Staten van Amerika. Dan vijf gedichten van Jan J.B. Kuipers, Bart de Wolf, Frank Roger, Annette Akkermans en Fred Bloemink. Helaas kan ik daar niets over zeggen, want ik heb er geen verstand van en laat het liever aan anderen over om er een oordeel over te vellen. Tais Teng & Jaap Boekestein breiden hun Ziltpunk-universum uit met een parabel, zoals ze het zelf noemen. De Rijn die bij Lobith het land binnenkomt, komt uiteindelijk niet meer binnen. Leuk, megalomaan en meer dan onderhoudend. Als altijd.

Jan J.B. Kuipers schildert een landschap wat herkenbaar is als uit de Frankentijd. De omgeving van Trajectum, een Romeins fort dat heden ten dage onder het Domplein in Utrecht ligt, is de plaats waar hij zijn verhaal penseelt. Mooie sfeertekening. Paul van Leeuwenkamp heeft een kalme gruwel gecomponeerd waarin lijnen wel eens heel erg letterlijk genomen kan worden. Een einde dat je niet aan ziet komen. Letterlijk en figuurlijk. Abram Hertroys dan. De een na laatste alweer in deze bundel, maar gelukkig wel een lang verhaal. Peddelen tegen de stroom in is altijd moeilijk en vermoeiend, maar wel doenlijk. Fantastisch verhaal dat ik welhaast in een adem uitlas. En dan de uitsmijter. Max Moragie die het enge van de klimaatverandering waarin het helemaal mis gaat, weet te vermengen met een horror uit het verleden. Een huiveringwekkend toekomstbeeld dat ik in die combinatie haast niet te doen vond.

Helaas al weer veel te snel aan het einde van deze Ganymedes gekomen. Was het al vast maar weer volgend jaar rond deze tijd, want ik ga er gewoon van uit dat we dan een Ganymedes-20 hebben om naar uit te kijken. Ik las laatst dat alle schilderijen van Vincent van der Linden, door middel van scannen, veilig gesteld waren als omslagen. Mooi, heel erg mooi! Je mag dus inderdaad aannemen dat ze nog even door kunnen gaan. Begin maar vast aan nieuwe verhalen, meisjes en jongens. Ik zit er helemaal klaar voor!

Jos Lexmond

Jack Vance – Space Opera

Opera.jpg

Jack Vance – Space Opera – 171p.
Spatterlight, Amstelveen (2019) € 14,99
Het Verzameld Werk van Jack Vance 32
(Space Opera, Pyramid, New York – 1965)
Vertaling: Pon Ruiter
Omslagontwerp: Howard Kistler
Illustratie: Ron Marc
(Verkrijgbaar via Amazon.de)

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: ‘Space Opera’ is leuk. Heel erg leuk zelfs. Het verscheen al in vertaling in 1975 en later nog eens bij Meulenhoff onder de titel: ‘De Wonderlijke Reis van de Phoebus’. En nu dus bij Spatterlight. Leuke bijkomstigheid is dat de vertaling in alle gevallen bij Pon Ruiter ligt, dus die is er al 44 jaar mee bezig. Maar niet constant, neem ik aan.

Jack Vance trekt in dit ruimte-avontuur alle registers open. De hoofdpersonen in dit verhaal zijn de excentrieke barones Isabel Grayce en haar nietsnut van een neef Roger Wool, die geniet van een zorgeloos leventje door de toelage van zijn rijke tante. Wanneer de Negende Compagnie van de verre planeet Rlaru onder begeleiding van kapitein Gondar de aarde aandoet voor een aantal concerten, veranderd alles. Tante Isabel is zwaar onder de indruk van het buitenaardse gezelschap en als ze op een avond na een concert plotseling verdwijnen, rijpt in haar hoofd een plan om een tegenbezoek te gaan brengen aan Rlaru en aldaar de grote aardse opera’s te brengen als een soort van tegenprestatie. De beste musici van over de hele wereld worden ingehuurd, de beroemdste dirigent die er te krijgen is en de bekendste zangers en zangeressen. Een ruimteschip, de Phoebus, wordt gecharterd en kapitein Gondar neemt, met tegenzin, de leiding op zich. Hij is de enige die weet waar Rlaru zich bevindt, maar houdt de kaken stijf op elkaar. Met lede ogen ziet Roger zijn erfenis in een razend tempo verdampen en verkwist worden aan een nutteloze en dure onderneming. Maar de barones laat zich door niets en niemand tegenhouden en uiteindelijk vertrekt de Phoebus het heelal in. Het schip zat een aantal werelden aandoen om opera’s op te voeren alvorens naar Rlaru te gaan. Intussen heeft Roger Wool de lieftallige Madoc Roswyn ontmoet, op wie hij hopeloos verliefd wordt. Hij smokkelt haar aan boord, alwaar na vertrek Madoc er een eigen agenda op na blijkt te houden en via gekonkel, machinaties en het hoofd op hol brengen van onder andere de kapitein en de stuurman, de Phoebus een heel andere kant op wil sturen dan dat de Barones en het operagezelschap willen. De verliefde Roger ziet dit alles met lede ogen aan.

Space Opera, ik zei het al, is dolle pret dat Vance schreef ten tijde dat hij met de Duivelsprinsen bezig was. Zo’n beetje op het hoogtepunt van zijn roem mag je misschien wel zeggen, al moest Tschai nog komen. Space Opera gaat natuurlijk over het superieure gevoel dat aardbewoners hebben tegenover de rest van het universum en de arrogantie dat buitenaardsen onze opera’s maar mooi moeten vinden en waarderen. Ze zullen nog eens raar opkijken als buitenaardsen hun vorm van kunst uitvoeren in ruil voor het, in hun ogen, angstaanjagende optreden van het operagezelschap.

De vreemdheid van de volkeren die geschetst worden in Space Opera, is origineel en volkomen logisch voor die volkeren. Je hebt totaal geen moeite hun vreemdheid te accepteren en verschillende malen waren de grijnzen niet van mijn gezicht te vegen. Wat bijvoorbeeld te denken van de Striads. Hun stad mocht bezichtigd worden, maar onder restrictie van een paar taboes die niet overtreden dienden te worden. De gebouwen mochten niet worden betreden, in de hete bronnen mocht men niets gooien, men diende zich niet luidruchtig of extravagant te gedragen en geen bijzondere aandacht te schenken aan kinderen, die hier golden als parasieten en heel vaak werden opgegeten.

Schitterend en dit is maar een voorbeeld. Er komen er meerdere voor in dit boek. Nog nooit gelezen… dan is nu je kans. De Scala- en Meulenhoff-uitgaven zijn alleen nog antiquarisch verkrijgbaar. Dus Doen!

Jos Lexmond

Plastic vriend – Johan Klein Haneveld

Plastic-Vriend.jpg

Plastic vriend – Johan Klein Haneveld (SF)
Godijn Publishing, Hoorn/Zwaag (2019)
Godijntje
98 pagina’s; prijs 7,95
Omslag: Tom Smits/Shutterstock

Ziltpunk… ik lust er wel pap van. Je mag me er, bij wijze van spreken, midden in de nacht voor wakker maken (doe toch maar niet). Ziltpunk is al ontstaan in 1993 toen het verhaal ‘Buitendijks in straten van licht’ van Paul Harland en Tais Teng verscheen. In datzelfde jaar verscheen ook ‘Waterrovers’ van Tais Teng, wat een ziltpunkverhaal voor de jeugd was. Ziltpunk heette het toen nog niet, maar was wel geboren. Het subgenre fenomeen werd door Tais Teng en Jaap Boekestein verder groot gemaakt met verhalen waarin humor, megalomane structuren en bizarre situaties om de hoofdrol streden. Er zijn inmiddels verschillende ziltpunk universa waarin Jaap, Tais en ook sinds kort: Roderick Leeuwenhart excelleren. Johan Klein Haneveld heeft met ‘Plastic vriend’ ook zijn intrede gedaan in het ziltpunk universum, maar heeft hiermee zijn eigen universum geschapen. Zijn verhaal is serieuzer, kleiner en realistischer. Is het daarom slechter? Nee, natuurlijk niet. Het voegt een eigen verhaal toe aan een situatie die zou kunnen ontstaan als we met ons allen toe blijven staan dat de gemiddelde temperatuur op aarde blijft stijgen en we daarmee de wereld voor onze kinderen, kleinkinderen en toekomstige generaties vernietigen. Gelukkig begint het besef wereldwijd toe te nemen dat er iets moet gebeuren en daar doet het subgenre Ziltpunk ook een duit voor in het zakje. En ook Johan, want hij doneert hij alle royalty’s van deze ziltpunk novelle aan de Plastic Soup Foundation. Een loffelijk streven, dat mag gezegd!

Het verhaal! Matthijs Waaldorp is een plasticvisser en hij vaart met zijn vlot boven de verdronken polders en steden van Nederland om drijvend plastic van de bodem en uit de zee te vissen. Het opgeviste afval wordt weer gerecycled en gebruikt om nieuwe dingen te printen. Een nieuwe mok, reparatie materiaal om zijn netten te kunnen maken en meer van dat soort dingen. Matthijs brengt zijn gevangen plastic naar een deel van een brug dat nog boven water uitsteekt waar twee vriendinnen, Samantha en Zahra, van hem wonen en ervoor zorgen dat het plastic hergebruikt kan worden. Niets gaat verloren. Waren we maar eerder zo spaarzaam geweest! Als het verhaal begint, vindt Matthijs in zijn net een voorwerp van voor de instorting. Dat trekt de aandacht van diverse groeperingen van het vaste land, die allen een poging doen het voorwerp te pakken te krijgen. Matthijs heeft al zijn vrienden, oude en nieuwe, hard nodig om te overleven.

Leuk verhaal. Ik wil er verder niets over vertellen, Gewoon zelf aanschaffen en ontdekken. Voor de prijs hoef je dat niet te laten.

Het mag trouwens ook wel eens gezegd worden dat de Godijntjes een leuk initiatief zijn van de uitgeverij. Het heeft wel iets wel van de Splinters van Quasis en natuurlijk van de rare boekjes reeks van Fantastische Vertellingen. Leuk pocket formaat, een fijne novelle en een prijs waarvoor je ze niet kan en hoeft te laten liggen. Buiten ‘Plastic vriend’ is er momenteel nog eentje beschikbaar, maar dat is geen fantastiek. Ik hoop dat er snel nog meer fantastische Godijntjes beschikbaar komen. Heerlijk leesvoer en dus een avondje absoluut genieten!

Jos Lexmond

Ganymedes-12

ganymedes-12.jpg

Ganymedes-12
Stichting Fantastische Vertellingen, Nieuw-Vennep (2019)
Rare Boekjes-reeks 53
229 pagina’s; prijs 7,95
Omslag: Ingrid Heit/Vincent van der Linden

‘Ik weet het niet’, zei hij snikkend terwijl hij, met tranen in de ogen, naar me opkeek. Zijn lip trilde en een van de tranen biggelde langzaam over zijn ietwat bolle wang naar beneden om in zijn baard te blijven hangen als een glinsterende diamant. ‘Hoe moet ik het weten’, klonk zijn stem, zwaar van onderdrukte emoties. Een beverige zucht ontstapte zijn mond. Ik wist niet wat te zeggen. Er kwam niets uit mij, wat hem zou kunnen troosten. Kreunend stond hij op en liep naar de boomstronk die onder een boom stond. Toen zag ik het pas. Aan een tak hing een geknoopte strop. Hij stapte op de stronk en stak zijn hoofd door het hennepen venstertje. ‘Maar…’, hakkelde ik. Met een venijnig gebaar snoerde hij me de mond. ‘Ik weet het niet meer en ik ga het ook niet zien’, mompelde hij, ‘Geen hoop dat ik er ooit achter kom’. Hij keek me nog even indringend aan en schopte toen de stronk onder zijn voeten vandaan. Door zijn gewicht boog de tak dermate, dat hij met zin voeten weer op de grond stond. Daar had ik hem voor willen waarschuwen. De tak was te dun. Verbijsterd keek hij me aan en barstte toen pas echt in tranen uit.

Ik had me op Ganymedes 12 verheugd. Een bundel met verhalen geschreven in de stijl van overleden genre schrijvers. Het was bedoeld als een laatste groet, een eerbetoon zo u wilt, aan schrijvers die ons veel te vroeg ontvallen waren en die node gemist worden. Tijdens het lezen van de verhalen werd het me als de man, die zich wilde verhangen omdat hij het niet meer wist, te moede.

Vincent van der Linden heb ik niet goed genoeg gekend om erover te oordelen of Jan J.B. Kuipers in zijn geest geschreven had. Ik heb ‘De weg naar Middelsing’ zeker gelezen en vast ook nog wel wat van zijn korte verhalen, maar of een en ander representatief is… ik weet het niet. Dus ik neem het voor waar aan.
Eddy Bertin… dat is een ander verhaal. Die kende ik goed genoeg en zeker zijn Membraan verhalen. Ik zag Eddy steeds door de woorden in het verhaal van Tais en Jaap. De titel ‘De membranen in je ogen, wapperend als verscheurde spinnenwebben’, was Bertins genoeg. De namen waren juist gekozen: Heloise di Samarkand en Nkomo Bloemfontein ben Habib, waren namen die Eddy ook zo maar gekozen zou kunnen hebben. Maar bij het Zuidafrikaanse wachtwoord kwamen Jaap en Tais weer stevig op de voorgrond. ‘Moenie al die aanbrandsel uit die pot krab nie’. Zou een Vlaming ooit een Zuidafrikaans wachtwoord gebruikt hebben… ik weet het, alweer, niet.
Ef Leonard dan. Natuurlijk heb ik de bundels ‘Het koninkrijk der kikkeren is nabij’ en ‘In spin – opnieuw gaat de bocht in’ in de begin jaren zeventig gelezen, Ik heb zelfs zijn verhalen in Okki en Taptoe gelezen, maar je moest eens weten hoeveel tonnen papier er in verhalen en boeken er sindsdien overheen gegaan zijn. Zelfs vertalingen van zijn hand, onder andere: ‘De reuzenperzik’ van Roald Dahl en ‘Licht de Titanic’ heb ik gelezen, maar om in ‘Groene Reïncarnatie’ van Max Moragie, zijn hand te ontdekken… niet te doen! Ik had nog een notitie gemaakt tijdens het lezen: ‘Zijn tengels bleven netjes van haar stengels’, maar ik weet niet meer waarom. Daar had ik eigenlijk weer een notitie voor nodig.
Paul Harland. Wanhoop klotste tegen de plinten en dreigde me te verdrinken, tegen de tijd dat ik bij ‘Lente in de Wintertuin’ van Mike Jansen arriveerde. Ik was gek op zijn ‘Vince Crux’ verhalen die zoveel van Vances detectives in zich hadden en hoopte stiekem op nog eentje. Die hoop werd de bodem ingeslagen. Het alternatief was natuurlijk een prima keuze, maar de herkenning bleef uit en zuchtend waagde ik me aan de volgende.
John Vermeulen. ‘Kalibreren’ van Paul van Leeuwenkamp. Ook hier had ik wat op een kattebelletje gepend. En hier wist ik nog wat het was (pagina nummer genoteerd waar het te vinden was). ‘Het was duidelijk dat Inge de broek aan had, ook wanneer ze een jurk droeg’. Dat vond ik leuk gevonden. Ik heb in het verleden van alles en nog wat van John Vermeulen gelezen. Zijn Ansen Wagner futuristische thrillers, kinderboeken, zijn Vlaamse Filmpjes en als laatste ‘Satan’s oog’ en ‘Ring van Eeuwigheid’ die elk nog in deze eeuw verschenen. Alweer probeerde ik wanhopig overeenkomsten te scoren en wederom bleven die pogingen zonder succes. Ik kreeg de neiging ermee op te houden en Ganymedes 12 in de kast te zetten, maar zette de schouders eronder. Ik was er bijna klaar mee. Nog even doorzetten.
Wim Burkunk. Even nagekeken en van hem moet ik alles wel zo’n beetje gelezen hebben, net als van Ef Leonard. Het meeste bleven zijn jeugdverhalen me bij als in de bundel: ‘Een enge dunne groene kronkel’ of ‘De monsters van Kleita’, dat hij samen met Mieke Geurts schreef. Het verhaal dat Paul van Leeuwenkamp schreef in de stijl van Burkunk ‘Schoolreisje’… heel leuk, maar voor mij niet te matchen aan… . Gelukkig nog maar eentje te gaan en dan was mijn lijdensweg, of liever mijn kruisweg, gedaan.
Julian C. Raasveld. ‘Noem me Billy’ van Remco Meisner. Hier springen me meteen de obscure uitgaven bij nog obscuurdere uitgeverijtjes, zoals Raj Publications en Brabantian Nostra in gedachten. Maar ook hier zijn de verhalen bij mij verdwenen in de tijd en achter duizenden andere verhalen. Ook hier dus naar mijn idee geen vergelijk.

Alle gekheid op een stokje. Ik begon aan deze bundel met het idee dat ik de diverse auteurs wel zou kunnen herkennen en moest toch al gauw toegeven dat zulks niet het geval was. Gedurende het lezen van de verhalen liet ik het steeds meer los en kon dan eindelijk gaan genieten van de verhalen die met zoveel liefde door huidige schrijvers op papier waren toevertrouwd met de helden van weleer in hun gedachten, waardoor ze gestuurd werden om pareltjes te creëren. Iets wat meer dan gelukt is. Het heeft lang geduurd voordat het gat tussen Ganymedes 11 en 13 gevuld was, maar het was het wachten meer dan waard. Ook de gedachten over hun voorbeelden en vrienden tussen de verhalen in en hoe ze tot hun keuzes kwamen, waren het lezen meer dan waard. Kortom veel waarde voor je geld en voor dat kleine beetje geld, hoef je het niet te laten. Beter nog, voor dat beetje geld MAG je het niet laten!!!

Jos Lexmond

William Wenton en de Orbulatoragent – Bobbie Peers

Orbulatoragent.jpg

William Wenton en de Orbulatoragent – Bobbie Peers (JSF)
William Wenton 3 (en slot)
Gottmer Uitgevers Groep b.v., Amsterdam (2019)
240 pagina’s; prijs 16,99
Oorspr.: Orbulatoragenten – (H. Aschehoug & Co., Oslo – 2017)
Vertaling: Femke Muller
Omslag: Bart Bus/Suzanne Nuis

Ik schreef al bij de recensie van het eerste deel, dat Bobbie Peers tegen de verwachting in niet afkomstig uit het Engelse taalgebied, maar uit Noorwegen bleek te komen. Of liever… hij is Noors-Brits en een regisseur en scenarioschrijver. Dat nogmaals gezegd hebbende, moet ik meteen maar bekennen een beetje (nou ja… een beetje) dom te zijn geweest. Jawel… dat kan! Ik heb namelijk op de een of andere manier het tweede deel: ‘William Wenton en het Cryptoportaal’ gemist. Het kan zijn dat ik het in 2018 wel besteld heb als recensie exemplaar, maar niet gekregen en er verder ook niet meer over nagedacht. Maar… het is waarschijnlijker dat ik het niet bestelde, omdat het aan mijn aandacht ontsnapt is. Het was alleszins de bedoeling, want ik had meer dan genoten van het eerste deel.

Hoe het ook zij… ik heb het dus gemist en ik merkte het vrijwel meteen toen ik aan dit derde en laatste deel van William Wenton begon. Meestal heb ik wel wat moeite om er weer in te komen bij trilogieën, waarbij er zeker een jaar tussen de delen zit. Er zijn teveel andere boeken en verhalen tussendoor geconsumeerd om goed te kunnen weten waar een eerder deel (of delen) alweer over ging(en). Een korte terugblik, of een: ‘Wat er tot nu toe gebeurde’ samenvatting wordt door mij dan meestal hogelijk gewaardeerd.

Maar goed… William Wenton is dus een van de slimste codebrekers in de wereld. Hij komt daarmee in aanraking met het instituut voor Post Humaan Onderzoek in Engeland, waar nieuwe generaties robots ontstaan en de deuren tegen je praten. Er zijn zelfs Roddel-o-bots die alles in de gaten houden wat er in het Instituut gebeurd, gezegd en geschreven wordt. Een soort van Big Brother is watching you. Het verhaal begint, of liever, gaat verder, in Londen waar het half vier s’nachts is en waar de Big Ben rustig de tijd weg tikt. Er klinken voetstappen en een man met een breedgerande hoed en een lange jas voelt in zijn jaszak en vindt uiteindelijk een klein deurtje, niet groter dan een luciferdoosje. Hij strijkt met zijn bleke hand over de kalkstenen muur en klikt het stalen deurtje vast. Met een serie klikjes en mechanische schokjes begint het deurtje te groeien totdat het het formaat van een gewone deur heeft. De man opent de deur, stapt naar binnen en trekt de deur dicht. Na een poosje komt de man weer naar buiten. Hij heeft iets in zijn handen wat in een vuile doek gewikkeld wis. Hij verdwijnt in het donker en is stil. De klok van de Big Ben staat stil.

Intrigerend stukje tekst, nietwaar? Maar het wordt nog interessanter. William Wenton krijgt thuis een piramide door de post bezorgd en het avontuur barst los. Er is een enorme puzzel op te lossen en het verhaal voert ons door ondergrondse tunnels en naar de bodem van de Stille Oceaan.

Heel erg leuk avontuur, maar zeker niet te lezen zonder de andere twee delen. Het missen van deel twee ging nog, vond ik, maar als ik het eerste deel niet gelezen had, had ik geen kaas kunnen maken van dit derde en laatste deel. Nog niets van gelezen? Dan de hele reeks aanschaffen. Indien wel de andere twee delen gelezen… dan van dit laatste deel genieten!
Jos Lexmond

Jack Vance – De duistere oceaan

De-duistere-oceaan.jpg

Jack Vance – De duistere oceaan – 192p.
Spatterlight, Amstelveen (2019) € 14.99
Het Verzameld Werk van Jack Vance 20
(The Dark Ocean, UnderWood-Miller, Columbia – 1985)
Vertaling: Karin Langeveld
Omslagontwerp & Illustratie: Howard Kistler
(Verkrijgbaar via Amazon.de)

Als je de biografie van Jack Vance leest, zie je dat hij in de Tweede Wereldoorlog als matroos bij de internationale koopvaardij fungeerde. Ook heb ik meermalen een foto van Jack gezien waar hij aan het roer van een behoorlijk zeiljacht staat. Kortom Jack Vance had iets met water en de zee. Veelvuldig maakt hij dan ook gebruik van zeeën, oceanen en rivieren in zijn verhalen. Om maar eens een paar voorbeelden te noemen. Hij laat zijn hoofdpersoon Adam Reith in ‘Onder de Wankh’ (Tschai) per kogge de Draschade Oceaan over steken om de maagd Bloem van Jade naar huis in Cath te brengen. In ‘Spelevaren op Grote Planeet’ laat hij Apollon Zamp met zijn circusboot Miraldra’s Betovering, de machtige Vissel bevaren, alwaar een waar koningsdrama zich ontvouwt bij de strijd om de prijs van Koning Waldemar voor de beste voorstelling van de circusboten.

Zo ook ‘De duistere oceaan’ die hij in 1985 schreef. Verrassend vond ik, omdat ik dacht dat hij destijds alleen maar Fantastiek produceerde. In dat jaar creëerde hij ook ‘De groene parel’, het tweede deel van Lyonesse.
Hoe dan ook… in ‘De duistere oceaan’ kan je duidelijk merken dat hij zich thuis voelt op een schip. Het gaat hem behoorlijk gemakkelijk af, zo lijkt het wel, en heeft weinig tot geen problemen met het beschrijven van de dagelijkse beslommering op een vrachtboot met een beperkte passagiersaccommodatie.

Betty Haverhill studeert tegen heug en meug medicijnen. Haar moeder, die weinig belangstelling voor mannen opheeft, gaat ervan uit dat Betty hetzelfde is als zij en zorgt ervoor dat Betty slechts in contact komt met de prettigste jongens uit de beste families. Ted Bunpole, is haar opdringerige verloofde met een goede baan, een mooie auto. Haar moeder wil heel erg graag dat ze met die etter trouwt, maar Betty ziet dat helemaal niet zitten. Tot haar grote vreugde zakt ze na het vierde semester voor haar examens en verlaat opgelucht de school. Haar moeder is geschokt, maar haar vader niet zo heel erg en vertelt haar, dat als ze wil gaan reizen, hij de kosten voor zijn rekening neemt. Betty bedenkt zich geen twee keer en boekt een reis op de Garda, een vrachtschip dat onder Italiaanse vlag vaart en via El Salvador, Panama, Venezuela, Spanje naar Italië vaart. Aan boord zijn verschillende gasten, zoals Alex en Ora Cato, een stel intellectuelen. Harry Maybury, een oude sater. Nello di Prieri, de globetrottende zoon van een Italiaanse markies en dan is er ook nog de sigarenrokende, Mik Finsch, een Nederlander (niet een Nederlander waar een Nederlander zich snel mee zou associëren, met, bovendien, een niet echte Nederlandse naam) met enigmatische antecedenten. En… uiteindelijk blijkt, zeer tot ongenoegen van Betty, haar verloofde Ted Bunpole, eveneens aan boord te zijn. De bezitterigheid van Ted, drijft Betty in de armen van Mik Finsch. Door het geflirt van zijn would-be verloofde gaat Ted door het lint en alle ingrediënten zijn aanwezig om de reis, die een plezierreis had moeten zijn, te veranderen in een regelrechte nachtmerrie, die zijn weerga niet kent.

Jack Vance trekt alle registers open en weet een boeiend en spannend verhaal te vertellen dat zich afspeelt op een boot met een beperkt aantal mensen. En of ze elkaar mogen of niet… tijdens de reis op zee zijn ze tot elkaar veroordeeld. De enkele keren dat ze van boord kunnen, om bijvoorbeeld excursies te doen, of even de benen te strekken, voegen steeds weer iets toe aan het drama aan boord en daardoor wordt het verhaal steeds interessanter, tot het uitmondt in een ontknoping die je niet verwacht. Wat mij betreft, mag ik steeds, ondanks het feit dat het geen fantastiek is, met dit soort verhalen verrast worden.

De volgende Vance heb ik alweer binnen. Het is ‘Space Opera’, die ook al onder de titel ‘De Wonderlijke Reis van de Phoebus’ verschenen is. Uiteraard heb ik die al gelezen, maar ik ben altijd meer dan bereid tot nogmaals. Een volgend keer doe ik er verslag van.

Jos Lexmond