Junior Monsterboek 8

Junior-Monsterboek-8.jpg

Junior Monsterboek 8 (JDIV)
Uitgeverij Kramat BVBA, Westerlo, Junior Kramat (2019)
286 pagina’s; prijs 14,95
Omslag: Bart Mertens
Illustraties: Bart Mertens

Met een bevredigende klap was hij weer op de mat gevallen. De achtste editie alweer van het Junior Monsterboek, een jaarlijks terugkerend fenomeen waar ik telkens weer naar uitkijk en me, ook telkens weer, niet teleursteld. De kwaliteit van de verhalen is als immer prima, maar dat kan haast niet anders als je de deelnemerslijst nader bekijkt. Het zijn bijna allemaal, als ik het zo oneerbiedig mag zeggen, ‘oude rotten’ in het vak waarvan de meesten hun sporen op het schrijversgebied ruimschoots verdiend hebben. Zelf Marie Uiterwijk, geboren in 2002 en dus de twee na jongste in deze bundel, is al sinds ze de verhalenwedstrijd in 2015 won ruim vertegenwoordigd in deze reeks. Ik dacht alle gegevens van de Monsterboeken paraat te hebben, maar blijkbaar heb ik op de een of andere manier Junior Monsterboek 3 gemist te hebben, maar de ander zeven heb ik allemaal wel (ook via de binbliotheek), dus ik kan toch best wel een redelijk compleet overzicht geven van alle auteurs die deze versie weer tot een sterke versie maken. Nico De Braeckeleer komt volgens mij in elk monsterboek voor en heeft voor deze uitgave een zombiekat ten tonele gevoerd. Griezel van de bovenste plank. Bart Mertens is al sinds Junior Monsterboek 2 verantwoordelijk voor de omslagen en de tekeningen, maar sinds deel 4 schrijft hij ook en hoe. Homovampiers doen de ronde. Misschien toch iets té voor tienjarigen? Johan Deseyn behoeft eigenlijk ook geen introductie. Hij is een van de grootste Vlaamse schrijvers van horror voor volwassenen, maar zijn verhalen voor de jeugd mogen er ook wezen. Ook al een van de vaste deelnemers. Rob Baetens is ook altijd aanwezig met een verhaal. Zwarte kraaien zijn en blijven enge vogels. Mariana Defauw keert ook geregeld terug. Nu dus ook met een verhaal over een beeldje waarin je opgesloten kunt worden en waaruit geen ontsnapping mogelijk is, of wel? Ook Ronald Verheyen zie je telkens terug en dit keer met een duivelse buschauffeur waardoor je dagen geteld zijn. Dan Karel Smolders. Hij blaast ook geregeld zijn partijtje mee. Dit keer met ‘Wraak komt uit de zee’ waarin het monster wel eens heel erg dicht bij je kan staan. Erik Persoons dan. Hij is een nieuwkomer in de monsterboeken en schrijft normaal gesproken met heel veel mensen samen. Nu in deze bundel eens in zijn eentje. Marie Uiterwijk, daar hebben we het al over gehad en dan snel door naar Hanne Goorinckx, de jongste auteur, die sinds Monsterboek 666 meeschrijft en bij dezen maar meteen de waarschuwing dat je nooit, maar dan ook nooit je hand op een geblakerde handafdruk moet leggen. Dat betreur je voor altijd. Cailin Ceyfs is de een na jongste deelnemer en meteen de winnaar van de verhalenwedstrijd van dit jaar en kwam aldus in deze bundel. Het verhaal is prima maar wordt in een dermate hoog tempo vertelt dat je moe bent als je aan het einde aankomt, maar ze is ook een absoluut talent waar we in de toekomst meer van gaan horen.

Als ik zelf een keuze zou moeten doen welk verhaal ik het beste vind, dan zou ik heel erg gaan twijfelen tussen Nico de Braeckeleer en Karel Smolders. Na lang wikken en wegen zou ik uiteindelijk hoogstwaarschijnlijk toch voor ‘Wraak komt uit de zee’ van Karel Smolders gekozen hebben. Ik heb een zwak voor SF/Horror verhalen en Ziltpunk, wat dit dan toch ook weer een beetje is.

Al met al weer een prima bundel. Ik vraag me een ding af en dat is of tien jaar niet een beetje een te lage ondergrens is. Mijn oudste kleinzoon Tygo is negeneneenhalf jaar oud en hij is een grote fan van Paul van Loon’s Griezelbus, maar ik geloof dat ik toch zeker nog maar een goed jaartje wacht om hem dit Junior Monsterboek te laten lezen. Misschien dat het toch beter is. En dan… dan is er natuurlijk al weer een nieuwe. Er stond een oproep in om mee te doen aan de schrijfwedstrijd, waarbij het beste verhaal opgenomen wordt in Junior Monsterboek 9. Ik heb bijna zin om zelf mee te doen, maar ik vrees dat ik een beetje te oud ben. Jammer, maar toch weer heel erg leuk dat er weer een nieuwe uitgave komt.

Jack Vance – Miro Hetzel

Miro-Hetzel.jpg

Jack Vance – Miro Hetzel – 197p.
Spatterlight, Amstelveen (2019) € 14.99
Het Verzameld Werk van Jack Vance 50
(The Dogtown Tourist Agency (1975) & Freitzke’s Turn – (1978))
Vertaling: Ivain Rodriguez de Léon & Jaime Martijn
Omslagontwerp: Howard Kistler
Omslagillustratie: Jared Pullen
(Verkrijgbaar via Amazon.de)

Miro Hetzel. Lang verwacht en toch gekomen. Daar was ik natuurlijk niet zo bang voor, maar wel of ik ‘Freitzke’s beurt’ nog net zo leuk zou vinden als ik destijds vond… maar daarover straks meer.

Miro Hetzel. Hij is voor mij de leukste Vance detective die er is en zit voor mijn gevoel een beetje tussen Magnus Ridolph en Kirth Gersen in. Nou is Kirth Gersen niet echt een detective hoor ik jullie zeggen, maar meer iemand die alle vijf de Duivelsprinsen op probeert te sporen om hen te straffen na hun bloedbad op Fraaibergen. Voor mij is hij toch een detective. Miro Hetzel is wat serieuzer dan Magnus Ridolph en je kunt zien dat hij wat rijper is. Ik heb het altijd jammer gevonden dat Jack Vance slechts twee Miro Hetzel verhalen schreef en nog steeds. Ik had er véél meer willen lezen. Maar goed… het is niet anders.

Miro Hetzel noemt zichzelf geen detective, maar een bewerkstelliger met een reputatie die zijn hoge tarieven meer dan waard is. Hij houdt er tijdens zijn opdrachten een min of meer exorbitante levensstijl op na, die hij zonder mankeren bij zijn opdrachtgevers in rekening brengt. Deze opdrachtgevers zijn dan meestal ook niet de minst vermogende en doen er gewoonlijk niet heel erg moeilijk over. In ‘De machines van Maz’ wordt hij geconfronteerd met de zaak van Sir Ivon Hacaway, wiens bedrijf peperdure complete elektronica maakt, maar te lijden heeft van een bedrijf, Istagram genaamd, dat dezelfde elektronica voor een schijntje op de markt brengt. Het vreemde is dat Istagram zijn producten op Maz laat produceren. Maz is een wereld dat nou niet echt bekend staat om zijn technologische kennis. Er zijn op deze wereld 229 Gomaz krijgerstammen die enkel en alleen geïnteresseerd zijn om elkaar onderling de hersens in te slaan. Miro zet zich met verve aan de bewerkstelliging.
Dan ‘Freitzke’s beurt’. Dit verhaal verscheen het eerste in de Vance bundel ‘Alambar’ die in 1981 bij als Meulenhoff SF 171 verscheen. Ik kan me nog goed herinneren dat ik het verhaal voor de eerste keer (en trouwens enige keer) onder ogen kreeg en nadat ik doorkreeg wat er precies aan de hand was, ik hikkend van het lachen van mijn stoel rolde. Om de een of andere reden heb ik ‘Freitzke’s beurt’ daarna nooit meer gelezen, Niet omdat ik het niet wilde, maar het kwam er eenvoudigweg niet van. Toen Spatterlight begon het gehele oeuvre van Jack Vance opnieuw uit te geven wist ik dat dan ‘Freitzke’s beurt’ nogmaals zou lezen. Echter was ik er een beetje bang voor. Sinds 1981 heb ik aan eenieder die het maar wilde horen, verkondigd dat ik ‘Freitzke’s beurt’, samen met ‘De zeventien maagden’, het beste verhaal van Jack Vance ooit vond. Waar ik dus bang voor was, is dat het tegen zou vallen. Het komt meer voor dat je iets in je hoofd idealiseert en dat als je het later, veel later dus, nog eens ziet of meemaakt, dat het dan ontzettend tegen valt. Nou… ‘Freitzke’s beurt’ viel absoluut niet tegen, sterker nog… ik vond het weer schitterend. Het had nog niets aan kracht verloren. Ik was veel vergeten in die achtendertig jaar en de verrassing, al wist ik ongeveer nog waar het over ging, was nog steeds groot genoeg om weer van de stoel te rollen van het lachen. Nu ben ik ook niet bang meer voor als ‘De zeventien maagden’ nog eens voorbijkomt. Dat zal ook weer lachen zijn.

Wat moet ik hier verder nog aan toevoegen? Helemaal niets. Nooit Miro Hetzel gelezen? Absoluut gaan doen. Leuk! Leuk! Leuk!

Jos Lexmond

Oase – Nico De Braeckeleer

Oase.jpg

Oase – Nico De Braeckeleer (YSF)
Adem IV (en slot)
Bakermat, Mechelen (2019)
316 pagina’s; prijs 15,95
Omslag: Peer de Maeyer

Altijd weer jammer als een reeks die je prima bevalt aan het einde komt. Eigenlijk wil je niet dat het ooit ophoudt, maar toch komt aan alle goede dingen een eind. Zo ook aan de Adem reeks. Maar niet voor er weer pak aan actie voorbij kwam.

Het begint allemaal vrij rustig. Voor zover je een gigantische zandstorm, waar Sky, Colin, River en Jazz in terecht dreigen te komen en voor hun eigen gevoel niet meer uit zullen komen, rustig kunt noemen. Nog net voordat de storm in alle hevigheid losbarst bereiken ze Civitas. De tienduizend bewoners, die onder een gigantische koepel leven en eigenlijk weinig of geen idee hebben van wat er zich buiten de koepel afspeelt, noemen het zelf de Oase. Onze vier helden, na hun enerverende tocht door ijs, tsunami, vuurstorm, ijselijk besmettelijke ziekten en dodelijke bendes die woongebieden terroriseren, worden er liefdevol opgevangen. Na het ondergaan van medische en psychologische testen krijgen ze gezamenlijk een huisje aangeboden en moeten Jazz, Colin en Sky weer naar school. River begint aan een baantje (waar ze overigens weinig zin in heeft) in een horeca gelegenheid. De vier kunnen eindelijk tot rust komen. Colin en Sky verdiepen hun liefde voor elkaar en Jazz wordt dikke vrienden met het AI systeem van de Oase. Allen, behalve River, hebben het zeer naar hun zin in de Oase en willen er eigenlijk niet meer weg. Het verhaal kabbelt daarna een beetje voort en diept de karakters van de vier vrienden nog wat verder uit. Maar dan. Is de Oase wel zo vredig, sociaal en veilig als het lijkt? Is het werkelijk een Utopia zonder intriges en achterkamertjes politiek waar men het beste met de wereld voorheeft? Geen samenleving is ideaal en ook de Oase vertoont scheurtjes, maar hoe groot zij die, of zijn het in werkelijkheid scheuren?

Hoe dan ook… het is dan snel gedaan met de betrekkelijke rust. Als River een boodschap stuurt aan de andere drie dat ze het niet kan aarden in de Oase en opnieuw de natuur is ingetrokken, komen Jazz, Sky en Colin erachter dat er iets niet klopt aan de boodschap en moeten de drie weer vol in actie.

‘Oase’ is in alle opzichten een prima, logische en ook spannende afsluiting van de Adem tetralogie. Geen losse draadjes meer te bekennen. In zijn nawoord zegt Nico dat hij met moeite afscheid neemt van Jazz, Colin, Sky en River. Als je zo tussen de regels doorleest komt bij nooit meer terug in de wereld van de vier. Dat is jammer natuurlijk, maar ook wel begrijpelijk, al zijn er waarschijnlijk nog genoeg verhalen te vertellen in hun wereld. Het is natuurlijk niet zo dat de aarde nu gered is van de ondergang, maar er is wel hoop op een betere toekomst en dat is ook wel iets. En wie weet… wie weet laat Nico zich nog wel eens overhalen terug te keren naar de wereld van onze vier helden, of naar die van hun kinderen natuurlijk, om hen nieuwe avonturen te laten beleven. De aarde is er groot genoeg voor en problemen zijn er nog voldoende, dus mogelijkheden genoeg.

Voorlopig heb ik meer dan genoten van de Adem reeks. Nog niets van gelezen? Maar snel beginnen dan maar met ‘Tsunami’. Je zult er geen spijt van krijgen.

Jos Lexmond

Wat er van ons wordt verwacht – Ted Chiang

Wat-er-van-ons-wordt-verwacht.jpg

Wat er van ons wordt verwacht – Ted Chiang (Gemengd)
Uitgeverij Volt, Amsterdam – Antwerpen (2019)
352 pagina’s; prijs 20,99
Oorspr.: Exhalation – (Alfred A. Knopf, New York– 2019)
Vertaling: Arie Storm
Omslag: Bart van der Toorn/Philippe Donn

Absoluut niets ten nadele van alle inspanningen van Nederlandse uitgevers om verhalenbundels te produceren en uit te geven. Integendeel, zou ik haast zeggen. Ik heb er al een hele partij voorbij zien komen en steeds sta ik weer verbaasd over de hoge kwaliteit. Niet alleen van de bundels zelf, maar ook van de inhoud. Er wordt heel veel Fantastiek, heel goed geschreven in ons kleine taalgebiedje. Dat mag best eens gezegd worden en daar mogen we ook best trots op zijn.

Deze lans voor het Nederlandstalige verhaal gebroken te hebben, wil daar meteen aan toevoegen dat ik nu ook wel weer eens heel erg blij ben met deze bundel van Ted Chiang. Vroeger, en dan bedoel ik in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, werden we overspoeld (lees: ‘Verwend’) met anthologieën en verhalenbundels van internationale auteurs. Denk maar eens aan de Alfa bundels van Meulenhoff, de bundels van Keith Laumer, Fritz Leiber en noem maar op. Elke auteur kreeg wel eens een eigen bundel. Bundels in de Prisma reeks, Zwarte Beertjes en ga zo maar door. Verhalen van Nederlandse auteurs kwamen minder aan bod, maar wat zagen we daarentegen veel ander moois voorbijkomen. Op een gegeven moment droogde dat internationale gebeuren min of meer op. Dat was het dan. Een heel enkele keer mochten we nog eens genieten van wat moois. Zo ook met ‘De verhalen van jouw leven en anderen’, ook al van Ted Chiang dat in 2016 alweer, bij Uitgeverij Q verscheen. In mijn recensie van destijds schreef ik al: ‘Zijn verhalen maken een indruk of hij er lang en diep over nagedacht heeft over de woorden die hij gebruikt en zelfs de plaatsing van een komma lijkt belangrijk.’ Ook schreef ik: ‘Het is dan ook zeker niet het geval dat je er zo maar doorheen raust, je moet er absoluut de tijd voor nemen en na het lezen van een verhaal uit deze bundel is het welhaast onmogelijk meteen aan de volgende te beginnen zonder eens even nagedacht te hebben over wat je zojuist gelezen hebt.’Ik kan daar verder niets aan toevoegen. Wat voor ‘De verhalen van jouw leven en anderen’ gold, is bij ‘Wat er van ons wordt verwacht’ ook waar. Elk van de negen verhalen in deze bundel zijn ontzettend origineel en getuigen van een unieke geest, die in staat is dit soort verhalen te bedenken en neer te schrijven. Ik kan me voorstellen dat hij maar twee verhalen per jaar schrijft. Dit soort dingen heeft tijd nodig. In de vorige bundel stond deze al min of meer aangekondigd voor 2017. Het heeft dus twee jaar langer geduurd.

Het verhaal in deze bundel ‘De koopman en de poort van de alchemist’ won in 2008 zowel de Hugo Award als de Nebula award en ‘Uitwaseming’ won in 2009 de BSFA Award, de Locus Award en de Hugo Award. ‘De levenscyclus van softwareobjecten’ won in 2011de Locus Award en de Hugo Award voor de beste novelle. Dus kwaliteiten te over in deze bundel. Wat ik zelf het mooiste vond? Ik vind het moeilijk om te kiezen. Maar als ik dan toch een keuze zou moeten maken, dan zou ik ‘Navel’ kiezen. Dat verwonderde me zeer en uit de aantekening, die ik maakte (iets wat ik altijd doe), was duidelijk op te maken dat ik het geweldig vond. Er stond slechts één woord: Geweldig!

Dus… een absolute aanrader. Ook de ‘aantekeningen bij de verhalen’ zijn zeer de moeite waard. Meer van dit soort bundels graag… en snel een beetje! Ik zit er al helemaal klaar voor!

De verdwenen stad – Camilla Sten

Verdwenen-Stad.jpg

De verdwenen stad – Camilla Sten (HO)
Karakter Uitgevers B.V. Uithoorn (2019)
355 pagina’s; prijs 21,50
Oorspronkelijk: Staden (Norstedts. Stockolm – 2019)
Vertaling: Corry van Bree
Omslag: Miroslav Sokcic

Volgens de achterflap wordt Camilla Sten de Zweedse Stephen King genoemd. Normaal gesproken neem ik dit soort opmerkingen met een korreltje zout, maar sinds ik een beetje op mijn zoutconsumptie moet gaan letten, negeer ik dit soort mededelingen dan maar gewoon. Echter… in dit geval moet ik toegeven dat Camilla Sten wel degelijk de kenmerken van Stephen King heeft. Sterker nog… als er geen schrijver vermeld zou hebben gestaan om de omslag, dan zou ik zeker op Stephen King gegokt hebben. Ik zou er zelfs wel geld, toch zeker wel een euro of twee, op hebben durven te zetten.
Waarom lijkt Camilla Sten dan op Stephen King. Nou… net zoals hij, neemt Camilla er rustig de tijd voor om alle personages en omstandigheden te introduceren, waardoor het verhaal nogal traag vordert. Je zou haast kunnen zeggen, dat het soms helemaal niet vordert. Dat gevoel heb ik bij Stephen King ook. Hij schrijft niet voor niets van die dikke pillen en zelfs de meeste van zijn korte verhalen zijn meer novelles dan korte verhalen, hoewel hij het wel kan. Korte verhalen schrijven, bedoel ik dan. Van Camille Sten weet ik dat nog niet. ‘De verdwenen stad’ is mijn eerste kennismaking met haar.
Wat Sten nog meer met King gemeen heeft is dat het moeilijk te bepalen is of het nu fantastische horror is of psychologische en dat heeft me tijdens het lezen de hele tijd bezig gehouden. Pas op het einde kon ik, nog steeds min of meer twijfelend, beslissen dat het echt fantastische horror is. Maar toch blijven er argumenten te over die me zomaar weer de andere kant op zouden kunnen bewegen. Dilemma’s, heel veel dilemma’s dus.
Hoe dan ook… dit gezegd hebbende, neemt het niet weg dat ‘De verdwenen stad’ dermate boeiend geschreven is dat je steeds meer betrokken raakt bij de personages en de gebeurtenissen, die steeds indringender worden.
De Nederlandse titel is niet bijzonder best gekozen. De stad is niet verdwenen, maar zijn inwoners zijn verdwenen. De gebouwen zijn er allemaal nog. Staden, zoals de titel in het Zweeds is, is veel beter denk ik, al zou dat: Stad, misschien weer vreemd staan op de cover.
Waar gaat het over? In 1959 verdwijnt bijna de gehele bevolking van Silvertjärn, een fabrieksstadje in het midden van Norland in Zweden. Alleen een baby wordt aangetroffen en verder helemaal niemand. Het is groot nieuws in die tijd, maar zoals het meestal met groot nieuws gaat is het hot en wordt het weer vergeten. Alice Lindstedt, wiens oma in Silvertjärn opgroeide, is gefascineerd door het gebeurde en als ze volwassen is wil ze, met een team, terugkeren naar Silvertjärn om er een documentaire te maken en er ook achter proberen te komen wat er nu precies gebeurd is destijds. De groep is de eerste in vijftig jaar die deze vreemde ‘dodenstad’ bezoekt.
Zoals gezegd wordt het verhaal traag verteld en schakelt tussen de gebeurtenissen in 1959 en het heden heen en weer. Vooralsnog komen beide verhalen nog niet bij elkaar. Dat gebeurd veel later pas en als lezer wordt je nogal eens op het verkeerde been gezet. Het boek is bijna uit als je doorkrijgt wat er nu eigenlijk gebeurd is en dat is knap. Ondanks de traagheid heb ik, net als van een groot deel van de boeken van Stephen King, genoten en ik hoop dat dit geen eerste en meteen laatste kennismaking met Camilla Sten is.

Jos Lexmond

Tweeleed – Django Mathijsen & Anaïd Haen

Tweeleed.jpg

Tweeleed – Django Mathijsen & Anaïd Haen (SF)
De Zwijgende Aarde, deel 4
Quasis Uitgevers (2019)
230 pagina’s; prijs 17,00
Omslag: Loek Weijts
ISBN 978-94-92099-45-7

Zucht… (van weemoed en niet van: alweer een), alweer het vierde deel in ‘De Zwijgende Aarde’ serie. Wat gaat het hard. Nog maar één en dan is het alweer voorbij. Je kunt er twee dingen over zeggen. Jammer dat het al weer bijna afgelopen is en aan de andere kant: fijn dat we het plaatje dan compleet hebben. Het is een reeks die ik met open armen ontvangen en gelezen heb. Allen, in min of meerdere mate, gerenommeerde Nederlandse schrijvers die op andere gebieden hun sporen ruimschoots verdiend hebben, maar hier dan excelleren in een fijne oorspronkelijk Nederlandse SF reeks. Waar vindt je dat vandaag de dag.
In dit vierde deel zijn Django Mathijsen en Anaïd Haen aan de beurt. Een schrijfkoppel waar we al heel erg veel van gezien hebben en waar we ongetwijfeld nog veel meer van gaan zien. Ze zijn voornamelijk bekend van kinder- en jeugdboeken (waaronder ook Vlaamse Filmpjes), maar weten op volwassen gebied ook hun partijtje mee te blazen. Onlangs (2 november) zag ik een foto voorbijkomen van de indrukwekkende stapel boeken die ze tot nu hebben laten verschijnen. Volgens eigen zeggen zou de stapel nog vele malen hoger zijn als de e-boeken meegeteld zouden worden.

‘De Zwijgende Aarde’… tot nu toe is elk verhaal divers. In allen is het basisidee aanwezig dat de aarde, dat alle koloniën in ons zonnestelsel bestuurt, ineens incommunicado wordt en alle bestuurstaken ineens niet meer uitgevoerd worden. De reden hiervan blijft, tot nu toe dan, voor ons verborgen. Dit gegeven levert een interessante inkijk op het functioneren van die koloniën als ze van het ene op het anderen moment alleen gelaten worden. De verhalen spelen zich, ver weg in het zonnestelsel, of juist wat dichterbij op onze buurplaneet Mars, af. ‘Tweeleed’ vindt, voor de verandering, plaats op onze aarde en wel in de tijd dat de Zwijging zijn beslag krijgt. Om precies te zijn… beslaat het een periode van 37 jaar voor de Zwijging tot 10 jaar erna. En jawel… we, nou ja… in ieder geval: ik, weten (weet) nu hoe de Zwijging ontstaan is. Daar was ik al een hele tijd benieuwd naar en eindelijk is het zo ver. Ik weet het. Ik heb een tijdje nagedacht hoe ik er iets over kon vertellen zonder het verhaal te verklappen, maar ben er niet in geslaagd er iets op te verzinnen. Dus zeg ik er maar niets over, want ik wil niemand het genoegen ontzeggen het zelf te ontdekken.

Wat ik wel wil zeggen is dat ‘Tweeleed’ weer een geslaagde poging is het verhaal te vertellen. Het stukje over ‘De workshop’ is briljant en prachtig en ik vraag me dan wel meteen af wie dat van de twee geschreven heeft. Het maakt natuurlijk niet uit, maar ik vraag me dat soort dingen dan altijd wel af. En nog iets… ‘Tweeleed’ is het deel met de meeste pagina’s. Ik weet niet of dat de reden is dat het boek, fysiek dan, moeilijk te lezen is. Het is stug en je zou al haast de rug moeten breken om het gemakkelijker te kunnen hanteren. Daar ben ik niet van… ruggen breken. Ik ben een heel nette lezer en wil dat de boeken na lezing er nog steeds mooi en ongelezen uitzien. Bij sommige boeken is dat moeilijker dan anderen. ‘Tweeleed’ is zo’n boek. Dit fysieke ongemak terzijde… ‘Tweeleed’ is een prachtig verhaal en net als de drie voorgaande een sieraad van de Nederlandstalige SF. Ik ben zojuist met het laatste deel begonnen. Weer een totaal ander verhaal en ik ben benieuwd waar dat ons weer heen voert.

Jos Lexmond

Dor – Neal Shusterman & Jarrod Shusterman

Dor.jpg

Dor – Neal Shusterman & Jarrod Shusterman (YSF)
Uitgeverij Fantoom (2019)
453 pagina’s; prijs 22,50
Oorspr.: Dry (Simon & Schuster Books For Young Readers, Nrew York – 2018)
Omslag: Jay Shaw
Vertaling: Lydia Meeder

We worden tegenwoordig doodgegooid met Dystopie. Nou ja… doodgegegooid? Een beetje nuanceren dan maar. Young Adults worden doorgegooid met Dystopie. In de volwassen wereld komen er ook nog wel wat doemscenario’s voorbij natuurlijk, maar in de Young Adult scene is het schering en inslag. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat de jeugd tegenwoordig, met Greta Thurnberg voorop, bereid is om actie te voeren en te staken voor het milieu. Goede zaak natuurlijk.

Hoe dan ook… ik moet zeggen dat ik wel van een goed rampenverhaal houd. Altijd al gehad. Hoe rampzaliger… hoe beter. Rampenromans met een SF inslag… daar kon je me bij wijzer van spreken in het midden van de nacht voor wakker maken. Sterker nog… ik bleef gewoon wakker tot ik het boek uithad en peinsde er daarna nog wat verder over. Over bijvoorbeeld, als het mij en de mijnen zou overkomen. Hoe zou ik daarin staan? Totale paniek? Wanhoop? Hoe zou ik rampen, welke en met welke intensiteit dan ook, kunnen overleven, of überhaupt… zou willen overleven. Niet dat ik daar een prepper van geworden ben. Iemand die zich voorbereid op elk rampscenario dan ook, zich ingraaft en levensmiddelen en dergelijke opslaat om het na een ramp nog een hele tijd te kunnen overleven. Preppers wonen trouwens niet allemaal in de Verenigde Staten, hier in Nederland, preciezer in Ruinen, hadden we er ook eentje zo bleek laatst en Jehosophat weet, hoeveel er nog meer zijn die zich ergens verborgen houden met atoomschuilkelders, arken van Noach of anderzijds, met heel veel houdbare potjes groente en lang houdbare andere voedingswaren. Ik niet. Ik denk dat ik het niet heel erg lang wil uithouden in een verwoeste wereld, waarin de omstandigheden er niet veel beter op worden. Ik wordt maar liever meteen van de aardbol geveegd. Je kunt er maar beter meteen van af zijn, dan nog tijden doorploeteren en dan uiteindelijk, na een hoop ellende, alsnog het loodje te leggen.

Maar goed… zo is niet iedereen. In ‘Dor’ zijn er ook mensen die zich voorbereiden op van alles en nog wat en daar ook niet heel erg goed uitkomen. Want als er zoiets gebeurd dat er geen water meer uit de kraan komt, zoals in ‘Dor’ valt het dunne laagje beschaving dat wij met ons meedragen al heel erg snel als het doek na het laatste applaus bij een toneelvoorstelling en zijn je voorraden heel erg snel verdwenen als sneeuw voor de zon. Al heel snel kijken de buren met een afgunstige blik naar jouw watertank die nog gevuld is, terwijl zij de laatste druppels uit een flesje mineraal water gewrongen hebben. Men kan een hele tijd zonder eten, maar water is een eerste levensbehoefte. Wij bestaan tenslotte uit vijftig tot zestig procent uit water en als dat minder wordt, voel je jezelf ook al gauw heel wat minder. Al snel ontstaat er een oorlogssituatie die om water draait en waarbij buren elkaar al naar het leven staan.

Vader en zoon Shusterman hebben leuk samengewerkt en het hoeft wat mij betreft zeker niet de laatste keer te zijn. Goed verhaal, voortvarend geschreven zodat je het ademloos leest en eigenlijk alleen maar wilt weten hoe het allemaal verder gaat en afloopt. Als het al afloopt, want het zou zo maar kunnen gebeuren en het zou zomaar nog eens kunnen gebeuren. Ik kreeg bij dit boek een flesje met water meegestuurd. Ik heb het maar stiekem op een veilig plekje gezet. Al prep ik niet… je weet toch maar nooit of het ooit nog van pas komt!

Jos Lexmond

Ganymedes-19

ganymedes-19.jpg

Ganymedes-19
Stichting Fantastische Vertellingen, Nieuw-Vennep (2019)
Rare Boekjes-reeks 52
254 pagina’s; prijs 7,95
Samenstelling: Remco Meisner & Paul van Leeuwenkamp
Omslag: Ingrid Heit/Vincent van der Linden
Verkrijgbaar op: https://shop.pr1ma.nl/ganymedes-19.html

Om misverstanden te voorkomen zoals die zich voordeden bij mijn recensie van Ganymedes-12, begin ik nu in de eerste zin meteen de loftrompet te steken over Ganymedes-19. Het is, zoals te doen gebruikelijk, weer een uitstekende loot in de rij jaarboeken waarvan de eerste alweer in 1976 verscheen. Het bevat een keur aan Nederlandse en Vlaamse schrijvers met  oorspronkelijk Nederlandstalige fantastiek. Het meeste ervan is SF, maar ook fantasy en horror zijn vertegenwoordigd en er zijn zelfs vijf gedichten. Dwarsdoorsnede van de schrijvers? Een aantal oude rotten (als ik zo vrij mag zijn ze zo te bestempelen) in het vak brengen routine en gedegenheid, maar een aantal jongere honden (als ik weer zo vrij mag zijn) staan te trappelen van ongeduld om hun plaats in de rangen te veroveren. Samen, en op perfecte wijze geregisseerd door Remco en Paul, hebben ze voor een zeer evenwichtige bundel gezorgd waarvan ik hoop dat ze nog jaren en jaren door mogen gaan met ons te verrassen.
Guido Eekhaut opent de bundel en meteen is het raak. Een prachtig verhaal waarin een sterrenschip onderweg is om een lading mensen uit te zetten in de verre ruimte. Maar duurt de reis niet een beetje lang? Een AI kan zich ook vervelen. Ik dacht na lezing hiervan dat het moeilijk zou zijn om daar overheen te komen. Niets was minder waar, want Rob Geukens las ik ademloos. Filmisch mooi verteld en alle ellende voelbaar en invoelbaar. Oliver Sted is kort maar krachtig in zijn circusnummer. Effectief in zijn eenvoud is Annette Akkerman. Fantastisch mysterieus, er is nog steeds meer tussen hemel en aarde dan wij kunnen bevroeden. Remco Meisner viert een feestje, maar komt van een koude kermis thuis en komt misschien een beetje bot over. Frank Roger heeft de toekomst van het lezen gevonden, maar ik hoop maar dat het niet doorgaat en dat ik het gewoon bij een papieren exemplaar, of desnoods een elektronisch, kan houden. Joost Uitdehaag. Er is altijd meer met genen dan dat je verwacht, zelf in het Consulaat van de Verenigde Staten van Amerika. Dan vijf gedichten van Jan J.B. Kuipers, Bart de Wolf, Frank Roger, Annette Akkermans en Fred Bloemink. Helaas kan ik daar niets over zeggen, want ik heb er geen verstand van en laat het liever aan anderen over om er een oordeel over te vellen. Tais Teng & Jaap Boekestein breiden hun Ziltpunk-universum uit met een parabel, zoals ze het zelf noemen. De Rijn die bij Lobith het land binnenkomt, komt uiteindelijk niet meer binnen. Leuk, megalomaan en meer dan onderhoudend. Als altijd.

Jan J.B. Kuipers schildert een landschap wat herkenbaar is als uit de Frankentijd. De omgeving van Trajectum, een Romeins fort dat heden ten dage onder het Domplein in Utrecht ligt, is de plaats waar hij zijn verhaal penseelt. Mooie sfeertekening. Paul van Leeuwenkamp heeft een kalme gruwel gecomponeerd waarin lijnen wel eens heel erg letterlijk genomen kan worden. Een einde dat je niet aan ziet komen. Letterlijk en figuurlijk. Abram Hertroys dan. De een na laatste alweer in deze bundel, maar gelukkig wel een lang verhaal. Peddelen tegen de stroom in is altijd moeilijk en vermoeiend, maar wel doenlijk. Fantastisch verhaal dat ik welhaast in een adem uitlas. En dan de uitsmijter. Max Moragie die het enge van de klimaatverandering waarin het helemaal mis gaat, weet te vermengen met een horror uit het verleden. Een huiveringwekkend toekomstbeeld dat ik in die combinatie haast niet te doen vond.

Helaas al weer veel te snel aan het einde van deze Ganymedes gekomen. Was het al vast maar weer volgend jaar rond deze tijd, want ik ga er gewoon van uit dat we dan een Ganymedes-20 hebben om naar uit te kijken. Ik las laatst dat alle schilderijen van Vincent van der Linden, door middel van scannen, veilig gesteld waren als omslagen. Mooi, heel erg mooi! Je mag dus inderdaad aannemen dat ze nog even door kunnen gaan. Begin maar vast aan nieuwe verhalen, meisjes en jongens. Ik zit er helemaal klaar voor!

Jos Lexmond

Jack Vance – Space Opera

Opera.jpg

Jack Vance – Space Opera – 171p.
Spatterlight, Amstelveen (2019) € 14,99
Het Verzameld Werk van Jack Vance 32
(Space Opera, Pyramid, New York – 1965)
Vertaling: Pon Ruiter
Omslagontwerp: Howard Kistler
Illustratie: Ron Marc
(Verkrijgbaar via Amazon.de)

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: ‘Space Opera’ is leuk. Heel erg leuk zelfs. Het verscheen al in vertaling in 1975 en later nog eens bij Meulenhoff onder de titel: ‘De Wonderlijke Reis van de Phoebus’. En nu dus bij Spatterlight. Leuke bijkomstigheid is dat de vertaling in alle gevallen bij Pon Ruiter ligt, dus die is er al 44 jaar mee bezig. Maar niet constant, neem ik aan.

Jack Vance trekt in dit ruimte-avontuur alle registers open. De hoofdpersonen in dit verhaal zijn de excentrieke barones Isabel Grayce en haar nietsnut van een neef Roger Wool, die geniet van een zorgeloos leventje door de toelage van zijn rijke tante. Wanneer de Negende Compagnie van de verre planeet Rlaru onder begeleiding van kapitein Gondar de aarde aandoet voor een aantal concerten, veranderd alles. Tante Isabel is zwaar onder de indruk van het buitenaardse gezelschap en als ze op een avond na een concert plotseling verdwijnen, rijpt in haar hoofd een plan om een tegenbezoek te gaan brengen aan Rlaru en aldaar de grote aardse opera’s te brengen als een soort van tegenprestatie. De beste musici van over de hele wereld worden ingehuurd, de beroemdste dirigent die er te krijgen is en de bekendste zangers en zangeressen. Een ruimteschip, de Phoebus, wordt gecharterd en kapitein Gondar neemt, met tegenzin, de leiding op zich. Hij is de enige die weet waar Rlaru zich bevindt, maar houdt de kaken stijf op elkaar. Met lede ogen ziet Roger zijn erfenis in een razend tempo verdampen en verkwist worden aan een nutteloze en dure onderneming. Maar de barones laat zich door niets en niemand tegenhouden en uiteindelijk vertrekt de Phoebus het heelal in. Het schip zat een aantal werelden aandoen om opera’s op te voeren alvorens naar Rlaru te gaan. Intussen heeft Roger Wool de lieftallige Madoc Roswyn ontmoet, op wie hij hopeloos verliefd wordt. Hij smokkelt haar aan boord, alwaar na vertrek Madoc er een eigen agenda op na blijkt te houden en via gekonkel, machinaties en het hoofd op hol brengen van onder andere de kapitein en de stuurman, de Phoebus een heel andere kant op wil sturen dan dat de Barones en het operagezelschap willen. De verliefde Roger ziet dit alles met lede ogen aan.

Space Opera, ik zei het al, is dolle pret dat Vance schreef ten tijde dat hij met de Duivelsprinsen bezig was. Zo’n beetje op het hoogtepunt van zijn roem mag je misschien wel zeggen, al moest Tschai nog komen. Space Opera gaat natuurlijk over het superieure gevoel dat aardbewoners hebben tegenover de rest van het universum en de arrogantie dat buitenaardsen onze opera’s maar mooi moeten vinden en waarderen. Ze zullen nog eens raar opkijken als buitenaardsen hun vorm van kunst uitvoeren in ruil voor het, in hun ogen, angstaanjagende optreden van het operagezelschap.

De vreemdheid van de volkeren die geschetst worden in Space Opera, is origineel en volkomen logisch voor die volkeren. Je hebt totaal geen moeite hun vreemdheid te accepteren en verschillende malen waren de grijnzen niet van mijn gezicht te vegen. Wat bijvoorbeeld te denken van de Striads. Hun stad mocht bezichtigd worden, maar onder restrictie van een paar taboes die niet overtreden dienden te worden. De gebouwen mochten niet worden betreden, in de hete bronnen mocht men niets gooien, men diende zich niet luidruchtig of extravagant te gedragen en geen bijzondere aandacht te schenken aan kinderen, die hier golden als parasieten en heel vaak werden opgegeten.

Schitterend en dit is maar een voorbeeld. Er komen er meerdere voor in dit boek. Nog nooit gelezen… dan is nu je kans. De Scala- en Meulenhoff-uitgaven zijn alleen nog antiquarisch verkrijgbaar. Dus Doen!

Jos Lexmond

Plastic vriend – Johan Klein Haneveld

Plastic-Vriend.jpg

Plastic vriend – Johan Klein Haneveld (SF)
Godijn Publishing, Hoorn/Zwaag (2019)
Godijntje
98 pagina’s; prijs 7,95
Omslag: Tom Smits/Shutterstock

Ziltpunk… ik lust er wel pap van. Je mag me er, bij wijze van spreken, midden in de nacht voor wakker maken (doe toch maar niet). Ziltpunk is al ontstaan in 1993 toen het verhaal ‘Buitendijks in straten van licht’ van Paul Harland en Tais Teng verscheen. In datzelfde jaar verscheen ook ‘Waterrovers’ van Tais Teng, wat een ziltpunkverhaal voor de jeugd was. Ziltpunk heette het toen nog niet, maar was wel geboren. Het subgenre fenomeen werd door Tais Teng en Jaap Boekestein verder groot gemaakt met verhalen waarin humor, megalomane structuren en bizarre situaties om de hoofdrol streden. Er zijn inmiddels verschillende ziltpunk universa waarin Jaap, Tais en ook sinds kort: Roderick Leeuwenhart excelleren. Johan Klein Haneveld heeft met ‘Plastic vriend’ ook zijn intrede gedaan in het ziltpunk universum, maar heeft hiermee zijn eigen universum geschapen. Zijn verhaal is serieuzer, kleiner en realistischer. Is het daarom slechter? Nee, natuurlijk niet. Het voegt een eigen verhaal toe aan een situatie die zou kunnen ontstaan als we met ons allen toe blijven staan dat de gemiddelde temperatuur op aarde blijft stijgen en we daarmee de wereld voor onze kinderen, kleinkinderen en toekomstige generaties vernietigen. Gelukkig begint het besef wereldwijd toe te nemen dat er iets moet gebeuren en daar doet het subgenre Ziltpunk ook een duit voor in het zakje. En ook Johan, want hij doneert hij alle royalty’s van deze ziltpunk novelle aan de Plastic Soup Foundation. Een loffelijk streven, dat mag gezegd!

Het verhaal! Matthijs Waaldorp is een plasticvisser en hij vaart met zijn vlot boven de verdronken polders en steden van Nederland om drijvend plastic van de bodem en uit de zee te vissen. Het opgeviste afval wordt weer gerecycled en gebruikt om nieuwe dingen te printen. Een nieuwe mok, reparatie materiaal om zijn netten te kunnen maken en meer van dat soort dingen. Matthijs brengt zijn gevangen plastic naar een deel van een brug dat nog boven water uitsteekt waar twee vriendinnen, Samantha en Zahra, van hem wonen en ervoor zorgen dat het plastic hergebruikt kan worden. Niets gaat verloren. Waren we maar eerder zo spaarzaam geweest! Als het verhaal begint, vindt Matthijs in zijn net een voorwerp van voor de instorting. Dat trekt de aandacht van diverse groeperingen van het vaste land, die allen een poging doen het voorwerp te pakken te krijgen. Matthijs heeft al zijn vrienden, oude en nieuwe, hard nodig om te overleven.

Leuk verhaal. Ik wil er verder niets over vertellen, Gewoon zelf aanschaffen en ontdekken. Voor de prijs hoef je dat niet te laten.

Het mag trouwens ook wel eens gezegd worden dat de Godijntjes een leuk initiatief zijn van de uitgeverij. Het heeft wel iets wel van de Splinters van Quasis en natuurlijk van de rare boekjes reeks van Fantastische Vertellingen. Leuk pocket formaat, een fijne novelle en een prijs waarvoor je ze niet kan en hoeft te laten liggen. Buiten ‘Plastic vriend’ is er momenteel nog eentje beschikbaar, maar dat is geen fantastiek. Ik hoop dat er snel nog meer fantastische Godijntjes beschikbaar komen. Heerlijk leesvoer en dus een avondje absoluut genieten!

Jos Lexmond