Jack Vance – Het masker van huid

Het-masker-van-huid.jpg

Jack Vance – Het masker van huid – 144p.
Spatterlight, Amstelveen (2020) € 19,58
Het verzameld werk van Jack Vance 14
(Oorspronkelijk verschenen onder het pseudoniem Peter Held: Take My Face, Mystery House, New York – 1957)
Vertaling: Arjen Broeze
Omslagontwerp & Illustratie: Howard Kistler
Verkrijgbaar via Amazon

Altijd leuk, een Vance die geen SF of Fantasy is. Maar hoe zullen we dit werkje eens noemen? In de ‘Over de schrijver’ achterin ‘Het masker van huid’ (overigens in alle boeken) staat de term mysteryromans, en dat is misschien wel een goeie, al zouden we het tegenwoordig misschien wel een etiketje ‘thriller’ op plakken. Maar laten we het maar op mysterieroman houden, dat lijkt me wel gepast. Van nature ben ik wel nieuwsgierig aangelegd, dus ik heb Peter Held, onder welk pseudoniem dit boek geschreven is, eens gegoogeld. Maar veel meer dan de titel ‘Take My Face’ is er niet te vinden, dus daar was ik zo klaar mee. Dus dan maar over naar de orde van de dag. Wat natuurlijk ‘Het masker van huid’ is, deze keer.

Robert Struve is een jongen van dertien jaar oud. Hij leest graag stripboeken, draagt een spijkerbroek en sporthemden en woont in San Giorgio, Californië. Zijn vader Bradley is onverwacht overleden en woont samen met zijn moeder, Elsbeth, in het bovenste gedeelte van een duplexwoning. Robert werd, na de dood van zijn vader, de man in huis. Om zijn moeder te steunen kocht hij, van zijn eerst verdiende opbrengst met zijn baantje als krantenbezorger, een fiets en droeg daarna de verdiensten van zijn baantje af aan zijn moeder die het, zoals zij het noemde, in een studiefonds stopte. Ook Carr Pendry had een baantje als krantenbezorger. Zijn vader was de uitgever van de San Giorgo Herald-Republican en vond dat Carr gewoon van onder af aan moest beginnen. Carr was een jaar ouder dan Robert, had een nieuwe scooter, waarop hij Robert af en toe liet rijden. Op dat soort dagen bezorgde Robert niet alleen zijn eigen kranten, maar ook die van Carr. Op een kwade dag scheurde de Cadillac van Darrell Howard, met de achtjarige Julie Howard tussen de benen van haar vader gezeten en die hij wel meer liet sturen, door de straat en ramde Roberts Scooter. De scooter tuimelde in een afwateringsgreppel. Robert raakte het beton en er stroomde benzine over hem heen, die vlam vatte. Robert is verminkt voor het leven. Hij wordt het dorpsmonster en wordt door iedereen gemeden als de pest. Hooguit om een geintje uit te halen wordt hij nog wel eens op een schoolfeestje uitgenodigd, maar voor de rest is zijn leven een hel aan het worden. Het incident met de aanrijding en de gevolgen daarvan blijven als een rode draad door het verhaal lopen. Als Robert na een incident door de rechter naar het Las Lomas detentiecentrum gestuurd wordt, wordt hij langzaam maar zeker door de gemeenschap waar hij eerst deel van uitmaakte vergeten. Maar jaren later is er een moordenaar actief in de streek. De slachtoffers worden met een verminkt gezicht aangetroffen. Opengesneden, precies waar Robert Struve zijn vreselijke littekens had. Toeval, of toch niet?

‘Het masker van huid’ is een echte Vance en ondanks dat het al in 1957 uitgegeven is, nog prima leesbaar. Je moet even over de dingen uit die tijd heenstappen, al hebben die ook nog wel zijn charmes, maar dan is het een prima verhaal, waar je een paar genoeglijke uurtjes kunt besteden.

Jos Lexmond

Vals geluk – Steven James

Vals-geluk.jpg

Vals geluk – Steven James (SF)
KokBoekencentrum Uitgevers, Utrecht (2020)
349 pagina’s; prijs 22,99
Oorspr.: Synapse – (Thomas Nelson, Nashville, Tennesee – 2019)
Vertaling: Willem Keesmaat
Omslag: Studio Jan de Boer

Steven James is niet zo heel erg bekend als SF schrijver, toch heeft hij buiten ‘Vals geluk’, nog een tweetal boeken op zijn naam staan waar behoorlijk wat SF elementen inzitten en wel de twee titels in de Jevin Banks reeks: ‘Placebo’ en ‘Upgrade’. Nu waagde hij zich aan een dystopische thriller zoals op de omslag staat en daar kan ik het wel mee eens zijn, maar daarover straks meer. Als je boeken van Uitgeverij Kok leest dan kan je verwachten dat je soms levensbeschouwelijke issues voorgeschoteld krijgt. Zelf ben ik katholiek opgevoed, maar heb daar op mijn twaalfde, met toestemming van mijn ouders, afstand van genomen. Ik had me behoorlijk in de wereldgodsdiensten verdiept. De Bijbel gelezen, de Koran en Boeddhistische teksten en wat allemaal dies meer zij en besloot dat het allemaal niets voor mij was en besloot verder als agnost door het leven te gaan. Dat is me tot nu nog steeds goed bevallen en ik zal daar ook niets meer aan veranderen.

Maar dan wordt je met een boek als dit geconfronteerd. Met het verhaal is absoluut niets mis, dat moet meteen en met nadruk gezegd worden, maar… er is altijd een maar. Het geloof komt nogal eens om de hoek kijken en is niet te negeren. Het is geen probleem als er zo nu en dan eens wat voorbij komt, maar de hoeveelheid verwijzingen… dat had wat mij betreft wel wat (behoorlijk wat) minder gekund. Ik wil een SF verhaal, dystopisch of niet en niet nogmaals bekeerd worden. Maar goed… dat gezegd hebbende… wil ik zeggen dat James een prima, en goed doordachte, toekomstige wereld geschapen heeft. We zijn ongeveer dertig jaar in de toekomst. Kunstmatige intelligentie heeft een onuitwisbare plaats ingenomen in onze levens en naast de mensen leven we nu met Artificials, zeer geavanceerde robots die zo maar voor echte mensen door kunnen gaan.

Kestrel Hathaway is een dominee van de Methodistische Kerk en het verhaal opent met het trieste verhaal dat ze een baby krijgt die dood geboren wordt. De baby was meer dan gewenst. Als ze zich klaarmaakt om uit het ziekenhuis te vertrekken ontvangt ze bezoek van een vertegenwoordiger van Terabyne Design. Het is de gewoonte bij dat bedrijf dat ze aan mensen, die net een dierbare verloren hebben, een Artificial tegen gereduceerde kosten aanbieden, zodat die Artificial steun en troost kan bieden. Het zou een kleine robotbaby kunnen zijn, die zo levensecht was dat je er eng van wordt. Kestrel weigert de Artificial en ontvangt een bericht van haar broer Trevor in Seattle, waar ze geen contact mee onderhoudt, die het nieuws via de feed, ter ore (of liever ter oge) was gekomen en zegt dat hij haar iets stuurt en dat het de volgende dag afgegeven zal worden. Op weg naar huis is ze getuige van een aanslag van Puristen, een verzetsbeweging die zich een doel gesteld heeft technische ontwikkelingen te stoppen en de verdere productie van Artificials uit te bannen, en probeert ze hulp te bieden aan de zwaar verbrande slachtoffers. Uiteindelijk komt ze thuis aan en krijgt de volgende dag heb pakketje van haar broer: een Artificial. In eerste instantie weigert ze hem, maar uiteindelijk geeft ze Jordan (de Artificial) een kans. Na de aanslag wordt ze meegesleurd in wereld van samenzweringen en leugens, die ze samen met Jordan probeert te ontmaskeren.

Zoals gezegd… een meer dan prima wereldopbouw, waar je meteen in geloofd en ook het verhaal is meer dan prima en spannend bij tijd en wijle. Volop filosofische overwegingen, maar dat kan helemaal geen kwaad. Het enige nadeel… dat heb ik al genoemd.

Jos Lexmond

De ijzige verloofde – Christelle Dabos

De-ijzige-verloofde.jpg

De ijzige verloofde – Christelle Dabos (YFA)
De Spiegelpassante 1
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff B.V., Amsterdam (2020)
523 pagina’s; prijs 19,99
Oorspr.: La Passa-miroir – Les Fiancés de l’hiver (Éditions Galimard Jeunesse, Paris – 2013)
Vertaling: Eef Gratema
Omslag: Galimard Jeunesse/Suzanne Bakkum/Laurant Gapaillard

Dit zou, in Nederland, wel eens de voorjaarssensatie op Young Adult Fantasy gebied kunnen zijn. Christelle Dabos, een Française die naar België verhuisde, is er twaalf jaar mee bezig geweest en in november 2019 is het vierde en laatste deel in Frankrijk verschenen. Maar hier bij ons nu dus ‘De ijzige verloofde’, het eerste deel van De Spiegelpassante. De andere drie delen, en dat is apart, zijn nu al aangekondigd. Deel 2 wordt verwacht in januari 2021, deel 3 in september 2021 en het vierde en laatste deel in maart 2022. We moeten dus nog even wachten.

De wereld waarin het verhaal zich afspeelt een heel aparte en originele. Christelle Dabos heeft elementen uit de Fantasy, SF, Steampunk, Horror, Spookverhalen, Sprookjes, Sagen, legenden en wat dies meer zij, allen in een grote pot gedaan en dat, onder zorgvuldig roeren, dagen laten pruttelen. Daarna heeft ze daaruit een wereld geboetseerd die haar weerga niet kent en een waarvan ik een gelijke of gelijkwaardige nog nooit ben tegengekomen. De wereld bestaat uit honderden grote en kleinere Arken, wat eigenlijk niet meer dan brokstukken van een wereld zijn waarop mensen samen leven en heel erg van elkaar verschillen. Ze zijn alleen onderling bereikbaar door gigantische luchtschepen. Is het onze wereld die door een ramp uit elkaar gevallen is? Als ik het verhaal goed interpreteer, dan is dat zo. Maar helemaal honderd procent zeker ben ik er niet van. Misschien komen we er ergens in de nog komende delen achter en misschien ook hoe dat proces dan verlopen is, alsmede hoe het dan kan dat de mensen op die arken, die calamiteit overleefd hebben, hoe het zit met de zwaartekracht, zuurstof, en dat soort dingen. Een stukje uit een aanhef, waar het boek mee begint: ‘In het begin waren we één. Maar God was niet zo tevreden met ons, en daarom begon God ons te verdelen. (ik sla het tussenstuk even over, dat kunt u gemakkelijk zelf lezen) … En op een dag dat, toen God heel erg uit zijn humeur was, deed hij iets ongelooflijk stoms. God brak de wereld in stukken.

Intrigerend, nietwaar? De stukken worden Arken genoemd en op een van die Arken, Anima (waar alle voorwerpen bezield zijn) leeft Ophelia. Ze is een eigenzinnig buitenbeentje en een onbegrepen genie. Ze heeft unieke gaven. Ze kan door spiegels reizen en kan met haar handen de geschiedenis van voorwerpen lezen. Ze leidt een rustig leventje op Anima. Tot het moment dat ze uitgehuwelijkt wordt aan Thorn, een lid van de Drakenclan. Ze wordt gedwongen haar verloofde te volgen naar de Hemelburcht op de ijzige ark Pool (drie keer zo groot als Anima, met een heuse binnenzee), waar niemand te vertrouwen is. Ze wordt alleen vergezeld door haar tante Rosalinde, die als chaperonne fungeert. Op de ark Pool aangekomen lijkt haar verloofde Thorn totaal geen interesse in haar te hebben en lijkt ze niet meer of minder dan een pion in een ingewikkeld politiek spel te zijn. Als er iemand zou merken dat zij de verloofde van Thorn is, zou het wel eens helemaal niet goed met haar en met haar ark Anima, af kunnen lopen.

Ik heb het boek ademloos gelezen. Het is prachtig en boeiend geschreven met soms prachtige volzinnen als: ‘Plotseling vlogen de krioelende schaduwen van het bos alle kanten op en spreidde een weidse, kristalheldere fonkelende hemel zijn sterrenmantel uit tot zover het oog reikte.’ En… het zit vol met geweldige vondsten, waarbij af en toe behoorlijk tegen de wetten van tijd en ruimte gezondigd lijkt te worden, maar waar de schrijfster gemakkelijk mee weg komt omdat het volkomen logisch lijkt en volledig in het verhaal past. Bovendien zit het verhaal stampvol vreemde, maar geweldige en soms onbegrijpelijke, hoofdrolspelers en figuranten die er samen een boeiend geheel van maken. Ook wordt je regelmatig verrast door nieuwe originele situaties en ontwikkelingen. Wat wil een mens nog meer van een boek? Als ik dan toch nog één nadeel zou moeten noemen, dan zou het zijn dat het verhaal misschien iets te traag verteld wordt, maar misschien is dat er juist wel weer de kracht van. Ik vond het af en toe moeilijk om weg te leggen en naar bed te gaan. Nog een hoofdstuk… of toch maar niet.

Nu is het afwachten op deel 2 ‘De vermisten van Maneschijn’. Januari 2021. Zucht!!!

Jos Lexmond

De belofte van Infinity – Guido Eekhaut

De-belofte-van-Infinity.jpg

De belofte van Infinity – Guido Eekhaut (YSF)
Enigma 2
Clavis Uitgeverij, Hasselt – Amsterdam – New York (2020)
Young Adult
271 pagina’s; prijs 17.95
Omslag: Studio Clavis

Nog geen jaar geleden ging Guido Eekhaut met, naar ik aanneem, verdiend pensioen. Normaal gesproken ga je dan eens rustig achterover leunen en bedenken wat je met die ontzettende berg vrije tijd gaat doen. Maar niet Guido. Guido nam een aantal bloeimooie, en vooral schaars geklede, dames aan om zijn bibliotheek te bevrouwen en aldus ontlast te worden van het sjouwen met boeken. Persoonlijk zouden die dames me behoorlijk afleiden van mijn dagelijkse beslommeringen, maar niet Guido. O nee… stoïcijns zette hij zich achter zijn computer en schrijft alsof zijn leven ervan afhangt. Nog niet zo lang geleden tekende hij twee boekcontracten op een dag en afgelopen maand nog een contract voor een Young Adult. Hopelijk was die voor deel drie van Enigma, of, mooier nog, als dat al geregeld was… een geheel en al nieuwe. Zojuist verscheen ook nog: ‘Het huwelijk van tijd en ijs’ dat ook fantastische (lees SF) elementen bevat. En de schrijver… hij tikte voort.

Alle gekheid op een stokje. Het gaat hier en nu natuurlijk om ‘De belofte van Infinity’. Ik was al welhaast lyrisch over het eerste deel ‘Het geheim van de kraken’, maar het verhaal dat zich voortzet in het tweede deel is zo mogelijk nog beter en dat geeft dan meteen ook weer hoop voor de toekomst en een derde deel.

Het is inmiddels zes jaar later dan toen we Britt achterlieten op het einde van deel een. Britt en haar Kraken, zijn nu samen met Aardbewoners, Martianen, bewoners van verschillende manen in het zonnestelsel en niet te vergeten een drietal Turing, aan boord van het ruimteschip Bernardo Soarez, onderweg naar de onherbergzame dwergplaneet Makemake (ofwel Ma-ki-ma-ki) in de Kuipergordel. De Kraken, die alleen met Britt communiceren, verzochten daar om en dat leidde tot het uitrusten van de Bernardo Soarez en het samenstellen van een nogal gemengde bemanning waarin alle vertegenwoordigers van het zonnestelsel waren vertegenwoordigd. Makemake heeft geen atmosfeer en een klein maantje dat om de dwergplaneet heen draait. Volgens de Kraken is er op of nabij Makemake een anomalie. Onderzoek heeft uitgewezen dat die anomalie er niet thuishoort en omdat het zelfs op grote afstand waar te nemen was, moet het wel om een behoorlijke massa gaan. De Kraken willen de mensen daar hebben omdat ze verwachten dat de anomalie een wapen zou kunnen zijn tegen de Godavira, de mythische vijand, en de reden waarom ze zich zo lang schuilhielden op Titan en Europa. De belangstelling in het object voor de mensen ligt op een heel ander vlak. Die is gewekt door de belofte van de Kraken dat ze een technologie aan kunnen treffen waarmee de mensheid het zonnestelsel zou kunnen verlaten en het reizen tussen de sterren mogelijk maakt. Als ze uiteindelijk, na acht maanden (die Britt in diepslaap heeft doorgebracht), bij Makemake aankomen blijkt de anomalie inderdaad een ruimteschip en de Kraken geven toe dat het niet door hen en ook niet door de Godavira gebouwd is. Voorzichtig proberen de mensen aan boord te komen, het schip te doorgronden en de Turing… de Turing hebben hun eigen agenda.

Prachtig verhaal en heel erg mooi verteld. Het is een ware pageturner. Wat ik altijd heel erg belangrijk vind is dat de wereld klopt en dat doet hij. Guido schrijft zelf: ‘terwijl al wat er aan dit boek nog mankeert uiteraard helemaal mijn fout is’. Ik heb niets kunnen ontdekken en dat maak ik echt wel eens anders mee.

Hoe dan ook… nu is het wachten op het volgende deel. Ik zal niet ‘het laatste deel’ zeggen, want misschien is er nog wel zoveel te vertellen, iets wat ik me heel erg goed voor kan stellen, dat het een tetralogie wordt. Van mij mag het! Het maakt helemaal niet uit of je oud of jong bent, aanschaffen en ervan genieten, want ZO hoort SF geschreven te worden en ZO wil ik het lezen!

Jos Lexmond

Ruisreizigers. En andere verontrustende verhalen – Johan Klein Haneveld

Ruisreizigers.jpg

Ruisreizigers. En andere verontrustende verhalen – Johan Klein Haneveld (DIV)
Godijn Publishing, Hoorn/Zwaag (2020)
326 pagina’s; prijs 19,99
Omslag: Jeroen Mies/Cornell Göksu

Gesteld dat ik nog twijfelde en er nog niet helemaal uit was, of Johan Klein Haneveld wel of niet kon schrijven, dan is die twijfel na lezing dezes wel geheel en al verdwenen. Wat een bundel. Wat mijn betreft het beste wat Johan tot nu toe geproduceerd heeft. Hier mag je mij, bij wijze van spreken dan, voor wakker maken en verder houdt Johan je dan wel wakker.
Hoe oud zal ik geweest zijn, toen ik Lovecraft voor het eerst las? Ik schat een jaar of vijftien. Ik had destijds een zolderkamer en mijn bed stond onder een kantelraam waardoor ik de sterren kon zien. Volgens mij was het ‘De kleur uit de ruimte’ dat me de stuipen op het lijf joeg en bij het minste of geringste verwachte ik dat er tentakels door mijn kantelraam zouden komen om me helemaal leeg te zuigen. Ik geloof niet dat ik die nacht veel geslapen heb. Uiteraard heb ik de bundel waar het verhaal instond, verder met de nodige voorzichtigheid gelezen en ook bij de daarna verschijnende boeken en verhalen van Lovecraft, had ik altijd een zekere gereserveerdheid. Ik vond ze prachtig, maar ook heel erg eng. Nu ben ik inmiddels een grote jongen (lees: oude vent), die al heel erg veel horror geconsumeerd heeft van gerenommeerde schrijvers als bijvoorbeeld Clive Barker, Clark Ashton Smith en John Ajvide Lindqvist en anderen. Hun verhalen jagen me allang niet zoveel angst meer aan als destijds dat verhaal van Lovecraft. Toch kreeg Johan Klein Haneveld het voor elkaar echo’s van die angst van destijds weer op te roepen. Ik heb een lichte vorm van claustrofobie, dus kleine ruimtes waar ik niet snel uit kan en waar ik geen controle over heb, daar heb ik een behoorlijke hekel aan. Het eerste verhaal in deze bundel ‘Waarnemingshorizon’ gaf me zo’n gevoel. Het idee in een diepe oceaan in een duikerspak boven een gitzwart iets te hangen, raakte me meer dan ik in eerste instantie gedacht te hebben. Knap, heel erg knap.

De bundel bevat, als ik het wel geteld heb, drieëntwintig verhalen waarvan het nog moeilijk wordt het genre te bepalen. De meesten zijn puur SF, maar er zijn er ook bij die een SF/Horror mengvorm hebben en eentje (‘Eenwording’) die ongeveer alle genres ineen is en wat overigens geweldig was. De opmerking die ik erbij plaatste na lezing was: “Gevalletje extended feeling”. Als je daar niets mee kan… de bundel maar gewoon aanschaffen en zelf even kijken of ik gelijk heb of niet.

Het is ondoenlijk om alle verhalen te vermelden en er een aantekening bij te plaatsen. Maar toch wil ik jullie een paar niet onthouden. Bij het Chtulhu verhaal ‘De tuinen van R’ilyeh’ noteerde ik: “Komt ie wel, of toch niet…”. En bij ‘De meesters van de Delta’ meende ik dat het wel een heel erg grimmig staaltje ziltpunk was. Bij het laatste verhaal in ‘Ruisreizigers’ vond ik ‘Toch niet!’. Bij het prachtige ‘Vruchtvlees’ maakte ik de notitie “Van de regen in de drup” en normaal gesproken doe ik niet aan sterren, maar deze zou het maximum van vijf sterren gekregen hebben. Nog eentje dan? Ok… goed dan. Het briljante ‘SF verhaal ‘Symbiose’ kreeg van mij de opmerking: “Je raakt er nooit meer los van”. Zo kan ik nog wel even door gaan, maar… jij, als lezer dezes, heeft natuurlijk helemaal niets aan die losse kreten, maar misschien maakt het je nieuwsgierig naar al dit moois en kan ik je verleiden tot de aanschaf van ‘Ruisreizigers’. Je zult er absoluut geen spijt van krijgen. Ik had het absoluut zeker niet: Spijt. Nou, Johan, zie hier maar eens over heen te komen! Als dat niet lukt… geen probleem, maar probeer wel de kwaliteit in ‘Ruisreizigers’ vast te houden. Ik ga je pogingen in ieder geval op de voet volgen en smacht alvast naar de volgende.

Jos Lexmond

Jack Vance – De Maanvlinder en andere verhalen

Maanvlinder.jpg

Jack Vance – De Maanvlinder en andere verhalen (SF) – 245p.
Spatterlight, Amstelveen (2020) € 15,99
Het Verzameld Werk van Jack Vance 31
Vertaling: Warner Flamen & Evert Jan de Groot & Jaime Martijn
Omslag ontwerp & Illustratie: Howard Kistler
(Verkrijgbaar via Amazon.de)

De laatste paar weken heb ik me door een aantal verhalenbundels dan wel anthologieën heen gewerkt. Ik had bijna ‘geworsteld’ geschreven, maar dan zou het een negatieve lading gekregen hebben en dat wil ik te allen tijde voorkomen. Ik heb er meer dan van genoten. Verhalenbundels hebben een geheel andere dynamiek dan complete romans. Meestal lees ik s’ avonds een of hooguit twee verhalen en ga dan weer verder met het boek dat ik aan het lezen was. Dat vind ik een heel erg prettige manier van verhalen tot me nemen. Een verhaal gaat dan veel meer leven, dan dat je ze achter elkaar afraffelt. Bij de derde ben je de eerste meestal weer vergeten, omdat je in beslag genomen wordt door de volgende en nieuwe situatie. Nee… stuk voor stuk komen ze veel beter tot hun recht. Een aantal van de voorgenoemde bundels waren natuurlijk van Jack Vance. In totaal welhaast twaalfhonderd pagina’s, waarvan ‘De Maanvlinder en andere verhalen’ er tweehonderd en vijftig voor zijn rekening neemt. Een makkie dus. Vooral ook omdat het een van mijn meest favoriete Vance verhalen ooit bevatte, het titelverhaal: ‘De Maanvlinder’. Dat is een prachtig staaltje van een ‘misschien wel wat vergezochte manier om te communiceren’, maar eenieder zal moeten toegeven dat Vance hier wel al zijn kunnen uit de kast getrokken heeft en dat dan op een briljante manier gedaan heeft. Als iedereen een masker draagt en je moet communiceren via ingewikkelde muziekinstrumenten en de bewoners van Sirene nogal gauw op de teentjes getrapt zijn als je eens een fout akkoord op het muziekinstrumentje aanslaat, hoe krijgt de kersverse consulair vertegenwoordiger Edwer Thissell dan een moordenaar opgespoord. Het is waanzinnig knap in elkaar gezet en ik heb het al vele malen geconsumeerd en ik ga het zeker nog vele malen meer doen. Vance kan ik blijven lezen tot mijn dood en waarschijnlijk daarna ook nog wel. Vance tot in alle eeuwigheid, hoe klinkt dat?

Buiten ‘De Maanvlinder’ bevat de bundel nog acht andere verhalen, waaronder het tot nu toe onbekende en onvertaalde ‘Dodkins baantje’. Zoals altijd was ik weer zeer benieuwd of ik zou kunnen ontdekken waarom deze tot nu toe onvertaald was gebleven. Nou… wat mij betreft is het een schande dat ‘Dodkins baantje’ nooit eerder vertaald is geworden. Het is een Vanciaanse aanklacht tegen bazen, afschuif- en uitstel politiek, onverschilligheid, machtsmisbruik en bureaucratie. Als Luke Grogatch, een ingeschoolde arbeidskracht geconfronteerd wordt met een absurde beleidslijn, gaat hij door het lint en gaat verhaal halen bij zijn baas, en als hij daar niet verder komt… naar diens baas en zo verder. Het is briljant en, zelfs in deze tijd, zo voorstelbaar en ook nog eens dolle pret. Dus wie ooit bepaald heeft dat het niet voor vertaling en publicatie in Nederland geschikt was… bedankt uit heel mijn hart. Het was het waard op de vertaling te wachten. Dan wil ik eigenlijk toch ook nog even ‘Sulwens planeet’ en ‘Rumfuddle’ noemen. Leuke verhalen en op en top Vance! En tot mijn eigen verrassing kwam ik erachter dat ‘Alfreds ark’ wel leuk, maar niet fantastisch is, terwijl die wel in FANDATA opgenomen is als SF. Een mens is nooit te oud om te leren. Hoe dan ook… alweer een leuke bundel waar ik fijn van heb genoten. Er volgen er vast nog meer, waar ik nu al weer naar uitkijk!

Jos Lexmond

Zonderlingen

Zonderlingen.jpg

Zonderlingen (DIV)
Godijn Publishing, Hoorn (2020)
281 pagina’s; prijs 18,99
Omslag: Tom Smits

Bij het verschijnen van ‘Achterblijvers’ en daarna ook bij ‘Nachtwakers’ vroeg ik me al af waar Godijn het talent allemaal vandaan haalde. Nu, met deze derde verhalenwedstrijd ‘Zonderlingen’ doe ik dat al weer. Natuurlijk is er veel schrijftalent in Nederland, dat zie je telkens weer, maar zoals het hier in deze bundel gepresenteerd wordt, verbaasd het me toch telkens weer. Veel van het talent, ongeveer de helft, waren al bekend van de eerder genoemde uitgaven, maar ook van andere verhalenwedstrijden zoals de Harland Awards. Maar dat betekend dus dat de andere helft nog nooit, althans mij niet bekend, iets gepubliceerd heeft en dan meteen een kwalitatief goed verhaal neer kan zetten. Petje af! Het talent blijkt ook natuurlijk wel dat drie van de auteurs in deze bundel onlangs een contract voor een boek hebben getekend bij Godijn en dat zeker twee van hen het boek rond november zullen zie verschijnen. Het zijn Michiel Richards, die met ‘Tijdprotocol 4.16’ de zevende plaats bereikte en wat een uitgegroeide versie wordt van dit verhaal. Rowan Merrin, welke met ‘De theewagon’ de tiende plaats behaalde en Mark Groenen, die met ‘Snaren’ de zeventiende plaats innam.

Nu we het toch over de plaatsnoteringen hebben… moet ik zeggen dat ik een grote bewondering voor de jury, Elly Godijn, Johan Klein Haneveld, Esmeralda van Belle en Garvin Pouw heb. Ga er maar eens aanstaan. Hoeveel verhalen er zijn ingestuurd weet ik niet, maar de longlist was vijfenveertig titels groot, dus om aan de vijfentwintig beste verhalen te komen was er dus nog keuze genoeg. En als je dan ziet dat het verschil in kwaliteit binnen, pak ‘m beet, de eerste vijftien plaatsen dermate klein is, dan is het jureren vrijwel een onmogelijkheid. Persoonlijk zou ik het tweede verhaal (Hendrik van Oordt – ‘Kraaien’) hebben laten winnen, maar dat is toch meer een persoonlijke keuze denk ik.

Wat me ook weer opviel is het grote aantal SF verhalen in deze bundel. Dertien stuks maar liefst. Ik heb al een eerder verzucht dat een dergelijk aantal totaal uit verhouding is van wat er in de reguliere boekenwereld verschijnt. Ik vind persoonlijk dat daar wel eens wat meer aandacht voor mag zijn. SF is en blijft populair en we willen er blijkbaar veel meer van zien. Een heropleving zoals in de jaren zeventig en tachtig, zou mij persoonlijk zeer welkom zijn. Maar goed… verder waren er acht Fantasy verhalen, twee horror verhalen, een spookverhaal en een paranormaal verhaal, die je natuurlijk bij de Fantasy mag tellen van mij, als je dat zou willen.

Verder wil ik nog wel een paar opmerkingen plaatsen over een paar verhalen. Helaas kan ik dat niet over alle verhalen doen, want anders wordt deze recensie veel te lang. Maar vooral wil ik de zesde plaats van Arne Hempenius (een Friese schrijver waar ik nog nooit van gehoord had, maar toch al een historische Thriller ‘Het lot van Althilt’ op zijn naam heeft staan) met ‘Eclipsregen’. Daar wilde ik veel meer van lezen. ‘De theewagon’ van Rowan Merrin noemde ik al eerder. Dat verhaal vond ik heel erg mooi en ik ben dan ook heel erg benieuwd naar haar Charret-Lûd serie, waarvan het eerste deel ‘Aardling’ gaat heten. Voorlopig lijkt de serie vier delen te gaan beslaan. Verder wilde ik toch Bruno Lowagie met ‘Spiegelpunt’ nog even noemen. Hij is een Belgische schrijver en programmeur uit Ieper, die zich voor het eerst aan een verhaal waagde. Ik noteerde erbij: “Spiegels reflecteren niet altijd de exacte spiegelbeelden”. Het verhaal behaalde de negentiende plaats, wat ik wel een beetje laag vond. Ik vond het fascinerend.

Nu dan… al met al een zeer geslaagde verhalenwedstrijd en dus ook een zeer geslaagde anthologie en dat vraagt dus meteen om een vervolg. En ziet… die is al aangekondigd met als thema: ‘Nevelkinderen’. Nou… daar is wel wat mee te doen, denk ik zo. Ik ben benieuwd of het niveau weer zo hoog is, maar eigenlijk twijfel ik daar allang niet meer aan.

Jos Lexmond

Jack Vance – Zeil 25 en andere verhalen

zeil-25.jpg

Jack Vance – Zeil 25 en andere verhalen (SF) – 447p.
Spatterlight, Amstelveen (2020) € 20,88
Het Verzameld Werk van Jack Vance 6
Vertaling: Pon Ruiter &Jaime Martijn & Annemarie van Ewyck & Zeno ter Brughe & Ruud Bal
Omslag ontwerp & Illustratie: Howard Kistler
(Verkrijgbaar via Amazon.de)

Nog een vuistdikke bundel, nou er zit een pinkje (ofwel vijftig pagina’s) minder aan dan aan de vorige bundel: ‘Chateau d’If en andere verhalen’. Een kniesoor die daarop let. Wederom dus veel om van te genieten en dat heb ik dan ook weer met volle teugen gedaan. Ook hier weer twee verhalen die nooit eerder vertaald waren en zoals altijd gaat daar natuurlijk mijn interesse extra naar uit. Waarom zijn die nooit vertaald? Wat is er mis mee? Nou… helemaal niets. ‘Zwart stof’ is gewoon een leuk, weliswaar vroeg (uit 1946) Vance verhaal en ‘Dover Spargills grandioze gaffe’ is een grappig verhaal met, een voor Vance spreekwoordelijke schelmachtige ontwikkeling, waar je achteraf smakelijk om kunt grinniken. Dus… helemaal niets mis mee. Waarom ze nooit eerder vertaald zijn… het is en blijft een raadsel en we zullen er wel nooit achter komen, vrees ik. Ik ben hoe dan ook wel heel erg blij dat ik er nu dan toch kennis van heb kunnen nemen

Deze bundel bevat 13 korte en langere verhalen uit de periode 1946 tot 1962, waaronder een van mijn favorieten en wel: ‘De Pottenbakkers van Firsk’. Een waanzinnig idee, prachtig uitgewerkt, met een plot die zelf niet zou kunnen verzinnen. Ik geniet heel erg van dit soort verhalen. Ook bevat deze bundel een verhaal, of liever gezegd: een novelle, ‘Parapsyche’, waarin Jack Vance zich op een terrein begeeft waar hij zich normaal gesproken niet op beweegt. Het is een wetenschappelijke kijk naar paranormale fenomenen en vrij serieus voor Jack’s doen. Alhoewel dus heel anders dan normaal, maar ja… wat is normaal, zeer de moeite waard en eerlijk gezegd compleet vergeten. Het verscheen eerder in ‘De tempel van Han’, nu al bijna weer dertig jaar geleden en dus niet vreemd dat het in de tijd vergleden was. Mooie herontdekking!

Eigenlijk zijn alle verhalen het meer dan waard weer eens gelezen te zijn, maar ik wil toch nog even ‘Recht vooruit’ noemen. Dat gaat over een poging het heelal rond te varen waarbij de theorie is dat als je steeds rechtdoor gaat, je uiteindelijk bij het einde en dus weer bij het begin moet aankomen. Maar is dat wel zo. De angst en de twijfel vieren hoogtij aan boord van de Naald en de Ring, het ruimteschip van de Chiram-Banners expeditie. Je voelt die spanning zelf ook toenemen terwijl je het verhaal tot je neemt.

Verder wil ik toch zeker het afsluitende en titel verhaal ‘Zeil 25’ ook nog even noemen. Henry Belt is een oude dronkenlap, die instructeur is aan het Ruimtevaartacademie. Hij is streng, bij het tirannieke af, en houdt in zijn rode notitieboekje nauwkeurig bij wie er strafpunten krijgt. Als iemand van de cadetten hem irriteert, bijvoorbeeld door teveel praten, of nors en zwijgzaam, als je luiert en er de kantjes vanaf loopt, overdreven ijverig, zingen en fluiten, als een verveeloor bent… alles kan strafpunten opleveren. Op het eind van de reis telt hij er nog een paar bij, of trekt er een paar van af, net hoe het hem invalt. De cadetten moeten een reis door het zonnestelsel maken met een oud en krakkemikkig zonnezeil en Harry Belt, laat zich niet zien. Hij blijft in zijn hut, met grote hoeveelheid drank en de cadetten moeten het maar uitzoeken. Het kan hem ogenschijnlijk niets schelen met hoeveel van de cadetten met wie hij vertrok, ook weer terugkeert naar de aarde. Of dat hij zelfs überhaupt nog wel terugkeert. Dolle pret dit ‘Zeil 25’ en ook de andere, niet genoemde, verhalen zijn niet te versmaden. Snel weer door met de volgende: ‘De Maanvlinder en andere verhalen’.

Jos Lexmond

Van bij ons. Volksverhalen uit de 12 provincies

Van-bij-ons.jpg

*Van bij ons. Volksverhalen uit de 12 provincies (JDIV)
Clavis Uitgeverij, Hasselt – Amsterdam – New York (2020)
Samensteller: Margot Senden
125 pagina’s; prijs 22.95
Omslag: Studio Clavis/Margot Senden
Illustraties: Margot Senden

Mijn hele leven al zoek ik naar verhalen. Deze eerste zin teruglezend, moet ik dat wel een beetje nuanceren. Het moet natuurlijk zijn: Sinds ik kan lezen, zoek ik al naar verhalen! Meer nog… tot mijn twaalfde las ik alles wat los en vast zat en wat me maar een beetje interesseerde. Als ik ergens voor het eerst kwam, was ik acuut op zoek naar een boekenkast, of plank en scande die meteen op bruikbaar leesvoer. Niet zelden ging dan met een hele stapel tevreden naar huis. Mijn bibliotheekabonnement heb ik immer tot het uiterste benut. De ene dag ging ik met het maximum van vijf boeken naar huis en niet zelden stond ik er de volgende dag al weer voor meer. Mijn leeshonger was niet te stuiten. Vanaf mijn twaalfde deed ik alle ‘gewone’ boeken de deur uit en begon met de fantastische lectuur, iets wat ik tot nu toe altijd volgehouden heb, met weliswaar soms een kleine zijsprong naar weer de ‘gewone’ boeken. Tot mijn dertigste las en verzamelde ik en daarna begon ik ook fantastische verhalen te verzamelen in navolging van de heren Spaink, Gorremans en Gaasbeek. In 1979 kwamen die met ‘Fantasfeer’, een opsomming van alle verschenen SF, Fantasy en Horror in het Nederlands. Dat was geweldig. Eindelijk een naslagwerk van alles wat op dat gebied verschenen was. Na een paar aanvullingen werd het stil en gretig ging ik door met verzamelen van gegevens en daar ben ik nooit meer mee opgehouden. Samen met een paar fanatieke medebibliofielen verzamelen we nog steeds. Sprookjes, Sagen, Legenden en Volksverhalen hebben we lange tijd, niet echt genegeerd, maar ook niet echt prioriteit gegeven, maar de laatste jaren steeds meer. Vooral de laatste categorie, de Volksverhalen, is een grote bron van fantastische verhalen. Ik ben dus altijd blij met weer een nieuwe bundel met Volksverhalen en toen ik de aankondiging van ‘Van bij ons’ zag, aarzelde ik niet lang en vroeg meteen een recensie exemplaar aan. Ik was blij verrast toen ik zag wie er allemaal een bijdrage aan had geleverd. Vele auteurs in deze bundel waren al bekend als genre schrijvers en misschien mag ik Christien Boomsma wel noemen. Zij won in 2004 en 2006 de Paul Harlandprijs en dan heb je wel wat in je mars, dan kan ik je wel vertellen. Maar meer bekenden (voor mij dan zeker) sieren deze bundel. Even allemaal op een rijtje: Christien Boomsma, Suzanne Buis, Femke, Dekker, Joke Eikenaar, Gonneke Huizing, Hein Klompmaker, Li Lefébure, Joke Reijnders, Marion van der Kleij, Marcel van Driel, Pimm van Hest, Anneriek van Heugten en Chris Vegter. Allen hebben een bijdrage aan deze bundel geleverd uit de provincie waar ze wonen (of woonden) en dat maakt deze anthologie zo sympathiek. De meeste verhalen waren voor mij onbekend en dat is altijd leuk. ‘De zeemeermin van Westerschouwen’, daarvan kende ik al een vijftal verschillende varianten van evenveel schrijvers. Ook ‘De motketel van Schokland’ kende ik al in een andere versie. De volksverhalen in ‘Van bij ons’, zijn verlucht met prachtige en soms aandoenlijke illustraties van Margot Senden. Ze zijn allen voorzien met de feiten en de fictie van het oorspronkelijke verhaal en voorzien van een persoonlijke noot, alsmede een kleine biografie van de desbetreffende auteur.

Heel erg leuk, met leuke verhalen én… zoals gezegd, mooie illustraties. Kortom een lust voor het oog en meer dan een aanrader. Ik heb van dit prachtig vormgegeven boek genoten en weet zeker dat het voor kinderen, als ikzelf, een genot is om er in te bladeren, uit voorgelezen te worden, of alleen maar om de prachtige platen te bekijken! Hulde Clavis! Enne… graag meer van dit!!!

Jos Lexmond

Rode nevel – Dirk Speelman

Rode-nevel.jpg

Rode nevel – Dirk Speelman (SF)
Manteau/ Standaard Uitgeverij nv, Antwerpen (2020)
319 pagina’s; prijs 21,99
Omslag: Herman Houbrechts

Het is altijd weer een blijde verrassing als er een SF boek verschijnt bij een reguliere uitgeverij en dan zeker nog een van een Nederlandstalige auteur. Dat komt helaas niet heel erg veel meer voor tegenwoordig. Natuurlijk zijn er verschillende genre uitgeverijen die flink hun best doen, zoals: Godijn Publishing, Uitgeverij Macc, Quasis, Zilverspoor, Fantastische Vertellingen (hoop maar dat ik er in de gauwigheid geen vergeten ben), maar bij reguliere uitgeverijen is het maar dun gezaaid. Daarom ben ik meer dan blij met ‘Rode nevel’. Literaire SF-Thriller staat er op de omslag, waarvan ik de illustratie ook mooi vind, al doet hij me meer aan Mars dan aan wat anders denken. Maar een kniesoor die daar op let.

Dirk Speelman studeerde klassieke talen en informatica en is hoogleraar computationele corpuslinguïstiek aan de KU Leuven. Big data en artificiële intelligentie hebben hun toenemende invloed op de wetenschap en maatschappij. Het is dus ook niet heel erg vreemd dat zijn debuutroman zich afspeelt op een campus en dus ook alles met dit soort zaken te te maken heeft.

‘Rode nevel’ bestaat eigenlijk uit twee verhalen en speelt zich af in de wereld van 2054. Global Climate Disruption is een grauwe en onmiskenbare realiteit geworden. De vraag is niet of we de strijd tegen het steeds verslechterende klimaat zullen verliezen, maar de vraag is: Wanneer? De mensheid zoekt een uitweg in de ruimte. In Brazilië is een visionaire ondernemer aan een nieuwe toekomst van de mensheid aan het bouwen. In een recordtempo wordt er aan Space Valley gebouwd en gewerkt. Kilometers lange aaneenschakeling van nieuwe bedrijven en onderzoekscentra met maar een thema: Ruimtevaart. Maar niet Mars is het eerste doelwit, maar het IISS (ofwel: Space Valley) is gebouwd omdat er op Jupiter, in stromingen van gassen in de rode vlek, codes gevonden werden die uit priemgetallen bestonden. Dat kan geen toeval zijn. Iets of iemand heeft een boodschap in de rode vlek op Jupiter achtergelaten. Wie…? Als je dat echt wilt weten, dan moet je er gaan kijken.

Tegen deze achtergrond speelt zich het tweede verhaal zich af. In een van de studentenpubs op de campus van Space Valley, treedt Pity-yah, een jonge vrouw op. De eerste week van het academiejaar, daagde ze voor het eerst op in de pub en sindsdien is ze er elke donderdagavond. Niemand lijkt haar persoonlijk te kennen, maar sinds die eerste donderdag wel. In welke pauze van welke voorstelling dan ook, steekt ze monologen af. Ze laat geen enkele pauze aan zich voorbijgaan en praat de hele pauze vol. Op deze donderdagavond is ze er weer. Ze schreeuwt en valt levenloos neer. Inspecteur Ana Díaz krijgt de opdracht uit te zoeken hoe en waar ze aan gestorven is.

Het was voor mij zeker een vraag of een linguïst een roman zou kunnen schrijven en dan ook een SF roman welke een beetje zinnig was. Nou… daar kan ik simpel over zijn: Dat kon hij. Een absoluut boeiend verhaal dat logisch in elkaar zit en dat de twee verhalen verteld en ze op een goede manier aan elkaar knoopt. Ik heb wel het gevoel dat er nog een vervolgverhaal in zit, maar weet niet of dat waar is. De toekomst zal het leren. Dit was in ieder geval al heel erg leuk en boeiend. In gespannen afwachting…

Jos Lexmond