Jack Vance – De stille getuige

Stille-getuige.jpg

Jack Vance – De stille getuige – 194p.
Spatterlight, Amstelveen (2020) € 15,28
Het Verzameld Werk van Jack Vance 18
(The View from Chickweed’s Window, Underwood-Miller, Columbia – 1979)
Vertaling: Karin Langeveld
Omslagontwerp & Illustratie: Howard Kistler
(Verkrijgbaar via Amazon.de)

Buiten de boeken die hij schreef onder het verzamelpseudoniem Ellery Queen, welke in het Nederlands vertaald werden, is bij mijn weten, ‘De stille getuige’ het enige niet fantastieke boek van Jack Vance dat in vertaling verscheen. Het verscheen in 1981 bij Rostrum en ik schafte het destijds, als rechtgeaarde Jack Vance adept, meteen aan. Ik was er behoorlijk van onder de indruk. Het was een echte Vance en het enige veschil met de andere uitgaven, was dat het inderdaad geen SF of Fantasy was. So what! Nu het in de ‘Het Verzameld Werk van Jack Vance’ serie aan de beurt gekomen was, was voor mij een goede reden om het nogmaals te lezen. Sinds 1981 was het niet meer onder mijn ogen gekomen. Ik had het nog wel, maar het zat nog ergens in een doos met boeken die sinds de laatste verhuizing niet uitgepakt was. Schande!!! Ja… inderdaad, schande, maar het is niet anders. Hoe dan ook, nu dus weer de mogelijkheid om ‘De stille getuige’ weer eens ter hand te nemen. Ik genoot er net zo van als destijds.

Waar gaat het over? Luellen Enright is in april 1940 in Japan geboren als dochter van een zendelingenechtpaar Kenneth en Ruth. Kenneth en Ruth zijn in het bezit van een paar zeldzame vazen (hoe ze daar aangekomen zijn, zal het verhaal zelf verder duiden. Dat kan het veel beter vertellen dan ik). Tijdens de oorlog werd de zendelingenkerk door de Japanners gesloten en de Enrights geïnterneerd . De omstandigheden waren bar en boos in het kamp en in 1944 overleed Ruth als gevolg van ondervoeding in combinatie met longontsteking. Slechts de noodzaak om voor zijn dochtertje te zorgen, hield Kenneth in leven. Nadat de oorlog in 1945 afgelopen was, probeerde Kenneth zijn leven weer opnieuw op te vatten en heropende de kerk. Maar zijn vreugde is kapotgemaakt en een paar jaar na de oorlog, wordt hij ziek en ziet geen andere mogelijkheid om Luellen naar San Francisco, waar familie woont die voor haar kunnen zorgen, te sturen. De dan achtjarige Luellen komt in 1948 als pleegkind in het gezin van de welgestelde Brewers terecht. Haar tante Flora, oom Maurice en haar twee neven: Kendall en Olivier, wonen in een groot huis met een tuin in een van de betere stadsdelen. Tante Flora is dominant en kil, oom Maurice drinkt en heeft losse handjes, de jongens blijken onuitstaanbare ettertjes te zijn. Luellen’s leven wordt een hel en haar bezittingen, waaronder de twee vazen en een aardige som geld, wat bestemd was voor haar studie en haar een goede start in het leven te geven, werden door tante rigoureus in beslag genomen. Het een en ander leidt uiteindelijk tot een drama.

Het verhaal ontwikkelt zich zoals alleen een Jack Vance kan verzinnen en dat is met recht een van de hoofdredenen waarom ik zo dol op hem ben. Op je nou verhalen van bijvoorbeeld Cugel leest of ‘De stille getuige’ leest, je eindigt altijd met een grijns om je lippen en af en toe schalt je lach door de overigens stille kamer, omdat je weer verrast bent door de schalkse streken die uitgehaald worden. Als je nu wel of niet van Vance houdt… er is reden genoeg om van ‘De stille getuige’ te genieten!

Nog een observatie. Op een aantal plaatsen in het boek wordt gewag gemaakt van ‘Het boek der dromen’ (zie bijvoorbeeld pagina 45). Zoals u weet, of niet natuurlijk, was dat boek het vijfde en laatste deel van ‘De Duivelsprinsen’, wat in 1981 in het Engelse taalgebied verscheen. ‘De stille getuige’ verscheen in 1979. Het zou dus best mogelijk zijn dat Jack, terwijl hij met ‘De stille getuige’ bezig was, ook al met ‘Het boek der dromen’ doende was. Of… nog mooier: hij kreeg het idee ervoor terwijl hij met ‘De stille getuige’ bezig was. Waar of niet, de gedachte alleen is al mooi!

Jos Lexmond

Wendigo – Mark Groenen

Wendigo.jpg

Wendigo – Mark Groenen (HO)
Godijn Publishing, Hoorn (2021) Godijntje
145 pagina’s; prijs 10,99
Omslag: Tom Smits

Dit soort uitgaven… daar hou ik van. Een boekje met het formaat van een pocket uit de jaren zestig en zeventig, met bijbehorende aantal pagina’s. Fantastische Vertellingen heeft ze als de Rare Boekjes en de Snuffelreeks, Quasis heeft ze als Splinters, Macc had zijn boekjes als promotiemateriaal laatst en Godijn Publishing heeft ze als Godijntjes. Ze zijn heel fijn als tussendoortjes, een schitterend voorafje op de hoofdmaaltijd van de dag. Het maximale formaat is een goede novelle en heb er nog geen gezien die niet naar meer smaakte. Zo ook dit debuut van de Eindhovenaar Mark Groenen. Eerder verschenen al een viertal van zijn verhalen in de fantastieke Godijn bundels als onderdeel van de jaarlijkse verhalenwedstrijd, waar Mark altijd redelijk tot goed weet te scoren. Bij een verhaal meldde ik zelfs dat het behoorlijk origineel was. Welaan… het was dus tijd om een Godijntje het licht te laten zien.

Mark Groenen is een docent geschiedenis/history op het middelbaar (tweetalig) onderwijs in Veldhoven. Wanneer hij niet aan het lesgeven, lezen of schrijven is, is hij waarschijnlijk op reis. In 2016 pakte hij het schrijven serieus op, dit keer met het doel een boek te schrijven. Nu is het zijn voornaamste hobby. Marks favoriete schrijvers zijn Haruki Murakami, Neil Gaiman, H.P. Lovecraft en Kafka. Als je zijn favoriete schrijvers beziet, dan weet je ook waar de inspiratie voor ‘Wendigo’ vandaan komt. In Wikipedia bij Wendigo staat het onder andere het volgende: “Een wendigo (ook wel windigo) is een monster uit de verhalen van de Noord-Amerikaanse Indianen, in het bijzonder de Algonquin-Indianen uit het noordoosten van de Verenigde Staten en het oosten van Canada. Wendigo’s zouden eruitzien als mensen die uit het graf waren opgestaan, maar waren niet dood geweest en dus geen zombies. Volgens de overlevering zijn ze razendsnel, onverzadigbaar en hebben ze altijd een bebloede mond. Na ieder slachtoffer dat ze hebben opgegeten worden ze groter, zodat sommige wendigo’s hierdoor reuzen zijn die vele malen groter zijn dan mensen. Omdat ze altijd honger hebben zijn ze constant op zoek naar nieuwe slachtoffers en eten ze desnoods delen van zichzelf wanneer ze geen slachtoffer kunnen vinden.’

Dat gelezen hebbende, weet je waar het zo’n beetje over gaat en niet alleen Mark Groenen heeft er een verhaal over geschreven, maar hij is in subliem gezelschap van onder andere Algernoon Blackwood (1869-1951), die ‘The Wendigo’ al in 1910 schreef en in de bundel: ‘The lost valley and other stories’, publiceerde.

Mark’s verhaal speelt zich in Eindhoven af, een stad die ik zelf natuurlijk ook heel erg goed ken omdat ik in een buurtgemeente woon (Geldrop) en meer dan veertig jaar in Eindhoven werkte, maar dat terzijde. Goed… Eindhoven dus. Het weer is al jaren niet meer zo slecht geweest. Hevige sneeuwval heeft ervoor gezorgd dat de wegen onbegaanbaar zijn en de treinen niet meer rijden. Boris en Pjotr zijn studenten, ze wonen in Eindhoven en staan op het station. Kwaad luisteren ze naar de omroeper, die hen en hun medereizigers mededeelt dat er niet meer gereisd kan worden vandaag en alle colleges zijn geschrapt. Het weer houdt Boris en Pjotr niet weg van het Stratumseind, waar de meeste kroegen van Eindhoven gevestigd zijn. De avond eindigt voor Boris dat zijn bloed gutst uit een aantal steekwonden en hij voor dood achtergelaten wordt terwijl de sneeuw rood kleurt. Hulp komt uit een onverwachte hoek. In het duister van de nacht verschijnt de Wendigo aan Boris. Hij krijgt zijn wraak, maar is de prijs daarvoor niet te hoog?

Prima verhaal wat in de traditie van Lovecraft geschreven is. Niet alleen eng, maar ook menselijk én monsterlijk. Wat mij betreft… veel meer hiervan. Voor u… doen!

Jos Lexmond

Sterrenvlucht – Brandon Sanderson

Sterrenvlucht.jpg

Sterrenvlucht – Brandon Sanderson (YSF)
Skyward, deel 1
Iceberg Books, Amsterdam (2021)
Oorspr.: Skyward (Delacorte Press, New York City, New York (2018))
474 pagina’s, € 24,99
Vertaling: Onbekend
Omslag: Charlie Bowater/Michael van Zijl
Kaarten en illustraties: Dragonsteel Entertainment LLC

Het komt natuurlijk veel minder voor dan het debuteren als auteur, het debuteren van een uitgeverij en dan zeker het debuteren van een Nederlandse SF uitgeverij die vooralsnog gespecialiseerd gaat zijn in buitenlandse vertaalde SF. En dat is precies wat Iceberg Books gaat doen en dus ook iets waar wij, SF liefhebbers, of misschien liever fanatici te noemen, dol op en dankbaar voor zijn. Ik in ieder geval wel! Het is ook meer dan dapper van Erik Schreuder om dit te wagen. SF mag een redelijk grote fanbase in het Nederlandse taalgebied hebben, maar het heeft nu niet echt het grootste verspreidingsgebied en veel SF lezers, grijpen toch ook wel vaak naar Engelstalige boeken. Eerlijk gezegd houd ik mijn hart vast, maar ik ben een groot voorstander van Nederlandstalige SF. Nederlandse en Vlaamse schrijvers kunnen op meerdere plaatsen, misschien niet zo ruim als ze zelfs wel zou willen, verschijnen, maar op buitenlands gebied moeten we het sinds de jaren negentig maar mondjesmaat doen. De hoogtijdagen van de SF reeksen van jaren zeventig en tachtig, liggen al weer ver achter ons. Waarschijnlijk hebben de meesten van de tegenwoordige SF liefhebbers die jaren niet eens meegemaakt. Heel jammer, maar goed… daar komt nu gelukkig verandering in.

Het debuut van Iceberg Books. Ik ben blij dat ik niet in Erik’s schoenen stond om de keuze van het debuutboek te maken. Ik denk dat je, als je het aan honderd SF liefhebbers voor zou leggen, dat je negenennegentig mogelijkheden zou krijgen. Of misschien zelfs wel tweehonderd! Wie zal het zeggen. Ik zou zelf waarschijnlijk ook wat anders gekozen hebben. Maar ‘Sterrenvlucht’ gelezen hebbende, vind ik dat het een prima keuze is. Lekkere dikke pil, prima en actievol verhaal, dat heerlijk wegleest. Overigens, even tussendoor, ligt het boek ook heel erg prettig in de hand. Zwaar genoeg om te weten dat je iets vast hebt en niet zo zwaar, dat het te vermoeiend wordt. Bovendien behoeft het niet al te voorzichtig behandeld te worden, als je het daarna nog netjes in de kast wilt hebben. De rug breken hoeft al helemaal niet om het prettig te kunnen lezen. Dit even tussendoor, maar wat mij betreft, o zo belangrijk. Stugge boeken vind ik een ramp. Goed… door met ‘Sterrenvlucht’.

Op de planeet Detritus, een onherbergzame wereld, die omgeven is met een hele dikke puinschil, stortte tachtig jaar geleden een sterrenschip vol met mensen neer. Doordat er regelmatig puin neerstort vestigden de mensen zich in grotten die ze steeds verder uitbreiden. Door het neerstortende puin te gebruiken als camouflage en/of schild, komen ook schepen van de Krell mee, die de mensen onophoudelijk aanvallen en, zo lijkt het wel, uit zijn op de totale vernietiging van de mensen. De enige verdediging van Detritus wordt gevormd door slimme jonge mensen, die jagers bemannen en onbevreesd de lucht invliegen om hun gemeenschap te beschermen. Spensa is zo’n jonge slimme pilote, maar op het moment dat het verhaal begint, is ze nog geen pilote, maar moet nog aan haar opleiding beginnen. Ze heeft echter een groot nadeel. Haar vader, een roemruchte piloot, bleek op een gegeven moment een verrader en lafaard te zijn, die uiteindelijk door zijn kameraden neergeschoten werd, voordat hij nog grotere schade teweegbracht. Het lukt Spensa uiteindelijk op de vliegschool toegelaten te worden, maar heel erg gemakkelijk wordt het haar niet gemaakt. Maar niet voor niets is ze een doorzetter!

Brandon Sanderson… daar heb ik niet heel erg veel van gelezen. Voor zover ik weet, alleen ‘Elantris’. Hij is natuurlijk voornamelijk een Heroic Fantasy schrijver, die we kennen omdat hij de ‘Rad des Tijds’ serie van Robert Jordan afmaakte, nadat deze overleden was. Heroic Fantasy is niet echt mijn ding. SF uiteraard wel, gevolgd door Horror. Fantasy komt op de laatste plaats van mijn voorkeuren. ‘Sterrenvlucht’ vond ik een fris SF avontuur, wat wel Young Adult heet te zijn, maar absoluut voor volwassenen net zo boeiend is. Ik heb er in ieder geval van genoten en kijk al uit naar het volgende deel: ‘Sterrenzicht’, wat gepland staat om op 24 juni (dus deze maand nog) te verschijnen. DAT (inderdaad, met hoofdletters) vind ik ook al een groot voordeel… niet te lang te hoeven wachten op het vervolg. Ik zag op Fantastic Fiction dat een derde deel, ‘Cytonic’, al aangekondigd staat om in het Engelse taalgebied in november te verschijnen. En heb ik niet ergens gelezen dat er een vierde deel in de maak is? Nou ja, maar hopen dat het ook vertaald gaat worden. Over vertalen gesproken… dat is nog een dingetje. Ik kon niemand vinden die voor de vertaling van ‘Sterrenvlucht’ verantwoordelijk is. Bibliograaf zijnde, vind ik dat een gemis. Graag daar de volgende keer een vermelding van. Het is een kleinigheidje, maar toch… .

Hoe dan ook… ik ben voorlopig heel erg blij met Iceberg Books en hoop op een bright en shiny future voor ons beiden!!!

Jos Lexmond

De nepvampier – Sophia Drenth

Nepvampier.jpg

De nepvampier – Sophia Drenth (JHO)
De bloedstollende avonturen van Vladimir von Rotenburg 1
Uitgeverij Hamley Books, Puurs-Sint-Amands (2021)
211 pagina’s; prijs 17,50
Omslag: PsyCat Cover Design/Shanna Paulissen
Illustraties: Shanna Paulissen

Ofschoon Sophia Drenth al in 1998 debuteerde met ‘De geur van zijn ziel…’ in Cerberus 47 (voor zover ik en Fandata weet), of misschien in Holland-SF 6 ook in 1998 (maar ik denk dat het Cerberus was), beschouwd ze zich nu pas als schrijfster. Dat uiteraard met als debuut ‘De nepvampier’, welke als eerste van haar boeken bij een reguliere uitgever verscheen. Deze info heb ik omdat ik haar facebook schrijverij gretig volg, vooral omdat het zo leuk is om te volgen, maar waar ze ook vrijmoedig en tussen de regels door meer van zichzelf prijsgeeft dan alleen wat ontboezemingen en prachtige verzinsels, waar ze Jan en Alleman mee vermaakt. Als ik dan ook reacties op haar berichten lees, heeft ze daar vele vrienden mee gemaakt en wekt ze regelmatig en terecht medeleven op, als haar leven niet zo heel erg fijn en leuk verloopt, als ze wel zou willen.

Toch denk ik dat ze zichzelf tekort doet om zich nu pas een schrijfster te noemen. In 2005 leverde ze al de prachtbundel ‘Morgenrood morgenzwart’ af via Uitgeverij Babel. Misschien wel geen reguliere uitgeverij te noemen, maar wel een die er mocht zijn en tientallen fantastieke boeken op de markt bracht van Nederlandstalige schrijvers. Later overgaand in Verschijnsel, welke ook al weer node gemist wordt. Bovendien kunnen en mogen de boeken in haar Bloedwetten universum, zeker ook niet over het hoofd gezien of genegeerd worden. Al met al, mag je jezelf wel zien als auteur, ook als je nog geen boek bij een reguliere uitgever hebt gepubliceerd. Met verhalen in gerenommeerde tijdschriften als Cerberus (ook helaas al ter ziele), Holland-SF, Fantastische Vertellingen, Terra en noem ze maar op, mag je jezelf, wat mij betreft, absoluut een auteur noemen.

Dat menend gezegd hebbende, gaan we eens kijken naar ´De nepvampier’, haar eersteling bij Uitgeverij Hamley Books. Daar mag trouwens ook wel een eens lovend woord over gezegd worden. Sinds ze opgericht zijn in 2018 hebben ze al tientallen boeken gepubliceerd waarvan een substantieel deel fantastiek is, waarvan het meeste voor Young Adults en oudere jeugd. Nu dus ook Sophia Drenth opnemend in hun auteursregister.

Vladimir Rodenbeck is een vampier, maar geen gewone. Hij heeft boze darmen, jeuk aan zijn kladden en een reusachtige pukkel op zijn neus. Bloed drinken maakt hem ziek, een kwaal die hem tot schande van zijn familie maakt. Als je zo Vladimir´s wederwaardigheden leest, dan denk ik (met alweer als bron: facebook) dat Sophia zelf model gestaan heeft voor de figuur van Vladimir. Net dezelfde kwalen en net hetzelfde karakter en doorzettingsvermogen en de wil zijn/haar problemen te overwinnen en de wereld een poeppie te laten ruiken. Nimmer versagend, dat is het devies. Het boek start met het gegeven dat Vladimir’s moeder, van top tot teen in het zwart gekleed, zoals van een vampiermoeder verwacht mag worden, bij dokter Snijgraag in de behandelkamer is en haar zorgen over Vladimir uit tegenover hem. Dokter Snijgraag, een eigenaardig type waar je toch liever van wegblijft, onderzoekt Vladimir en hoort van zijn moeder dat haar zoon in plaats van bloed te drinken, tomaten eet. Dokter Snijgraag stelt een kijkoperatie voor en Vladimir vraagt: ‘Gaat u me niet verdoven?’ Waarop het antwoord is: ‘Verdoven? Waarom zou ik? Dit gaat hooguit een beetje pijn doen.’

De toon van het verhaal is dan al gezet en Vladimir neemt zich voor om op de Nacht der Doden weer bloed zal drinken, maar hoe… dat weet hij (nog) niet. Leuk humorvol verhaal, vreemde figuren en een eng randje, dat ook nog eens bol staat van de leuke vondsten. Niet alleen in het boek, maar ook daar buiten. Ik kreeg met het boek een stemmige bladwijzer en een schroktomaatje button. Plus een leuke en warme opdracht voor Liam, mijn kleinzoon en zijn opa (ik dus). Nu ik ‘De nepvampier’ uit heb, gaat het rechtstreeks naar hem. Hij is gek op de ‘Dolfje Weerwolfje’ boeken van Paul van Loon, maar ik denk dat Vladimir zijn volgende liefde is. Ik kijk alweer uit naar het tweede deel van ‘De bloedstollende avonturen van Vladimir Rotenbeck’ en uiteraard ook naar de volgende ‘Bloedwetten’.

Jos Lexmond

Vurige Tongen / Tijdsgeest & In de put

Vurige Tongen / Tijdsgeest & In de put
Promotiemateriaal Uitgeverij Macc
Uitgeverij Macc, Rijen (2021)
Omslag: Maarten de Bruin

Al mijn hele leesbare leven verzamel ik boeken en tijdschriften. Niet dat dat altijd Fantastiek was, maar ik begon met alles te verzamelen wat me maar enigszins leuk leek. Mijn allereerste boek, waar alles mee begon, was ‘De hut in het bos’ van C. Joh. Kieviet. Het was de weet-ik-veel welke druk, want het origineel stamt al uit 1905, maar ik kreeg het nieuw van mijn ouders. Geen idee wat de gelegenheid was, maar het zal, of mijn verjaardag, of Sinterklaas geweest zijn. Hoe dan ook… het lezen zat er al vroeg in. En… het verzamelen dus ook. In eerste instantie sprokkelde ik hier en daar een boek, maar later werd ik vrijwilliger bij een vlooienmarkt (uiteraard bij de boekenkraam) en daar mocht ik alle overgebleven boeken meenemen. Uiteraard bleef er hier en daar wel eens een boek, dat ik uitermate interessant vond, (per ongeluk) over, als u begrijpt wat ik bedoel. Dan schoot het ineens wel op. Pas rond mijn zestiende ruimde ik, weliswaar met pijn in het hart, alle niet fantastieke boeken op en wierp me, letterlijk en figuurlijk, op de SF, Horror & Fantasy. Ik wilde alles en in alle drukken. Altijd was ik op zoek naar aparte boeken en tijdschriften, waarvoor ik het hele Nederlandse taalgebied afzocht. Vooral in Vlaanderen heb ik nogal eens juweeltjes gevonden. Dat laatste heb ik nog steeds, het zoeken naar onbekend spul, vooral als het nog niet in FANDATA opgenomen is. Het verzamelen van alles… daar is inmiddels toch wel een stop in gekomen. Toen ik de grens van tienduizend boeken voorbij ging, kwam ik langzaam tot het besef dat ALLES verzamelen welhaast al een utopie is. Dus… heb ik wat beperkingen ingebouwd en ben ik zelfs boeken aan het afstoten. Ik wil alleen nog maar eerste drukken en bewaar enkel en alleen nog maar de boeken die ik nog eens zou willen lezen. Niet dat het daarvan komt waarschijnlijk, maar ik wil ze hebben, mocht ik ze willen lezen.

Waar leidt dit verhaal toe, hoor ik u zeggen. Wel… beide boekjes waar ik over praat zijn zeker ook collectors items. Misschien nu nog niet, maar dat zal niet heel erg lang duren. Uiteraard hebben ze een beperkte oplage en meestal is zo’n negentig procent ervan binnen een tot enkele jaren verdwenen. Ze staan niet lekker in de kast, ze schuiven en de rest, hoe jammer ook, eindigen bij het oud papier. En dan… dan worden zeldzaam voor verzamelaars als ik. ‘Vurige Tongen’ bevat een SF en een Fantasy verhaal geschreven door Johan Klein Haneveld en was oorspronkelijk bedoelt als promotiemateriaal exclusief voor Fantasyfest, maar nu, zolang de voorraad strekt, bij bestelling van een tweetal uitgaven van Uitgeverij Macc. ‘Tijdsgeest & In de put’ bevat twee Horror verhalen, waarvan ‘Tijdsgeest’ is geschreven door Theo Barkel en ‘In de put’ door, alweer, Johan Klein Haneveld. Dit boekje krijg je gratis als je ‘Sjadajaël Omnibus 3’ van Theo Barkel en ‘Ogen vol scherven’ van Johan Klein Haneveld besteld bij Uitgeverij Macc. Beide boekjes hebben het formaat van een Vlaams Filmpje. Als je niet weet hoe die eruit zien… 15×10,5 centimeter en bevatten tussen de 30 en 40 pagina’s. Dus… niet laten liggen, die collectors items. Jehosaphath weet wat die nog waard worden. Hoe dan ook… de recensies van ‘Ogen vol scherven’ en ‘Sjadajaël Omnibus 3’ verschijnen zo snel mogelijk op de recensie pagina van het NCSF.

Jos Lexmond

Fantastische Vertellingen 58

fantastische-vertellingen-nr-58-jrg-42-juni-2021.jpg

Fantastische Vertellingen 58
Stichting Fantastische Vertellingen, Nieuw-Vennep (Juni 2021)
139 pagina’s; prijs € 7,95 (jaarabonnement (4 nummers + Tjonge) € 29,95)
Samenstelling: Remco Meisner
Omslag: Ingrid Heit/Fred Hemmes
Verkrijgbaar op: https://shop.pr1ma.nl/

Meestentijds zijn tijdschriften te laat, soms op tijd, maar nooit veel te vroeg. Dat is vrijwel een onmogelijkheid, zeker gezien de inhoud deze keer. Was Fantastische Vertellingen 57 nog een dikke tachtig pagina’s (wat al behoorlijk veel is voor een tijdschrift), nummer 58 tikt bijna de honderdveertig aan. Alsof het zich schaamt voor deze gigantische hoeveelheid, is wel aanwezig en wel doorgeteld, maar pagina 131 niet vermeld. Hoe dan ook… toch is ondanks de onmogelijkheid, Fantastische Vertellingen 58 dus veel te vroeg. De uitgave, gedaan in juni volgens de omslag, plofte bij mij op 6 mei al op de mat. Remco zal waarschijnlijk, mogelijk vanwege het jaarlijkse onderhoud, de tijdmachine wel weer uit de mottenballen gehaald, hem een flinke poetsbeurt gegeven en een tochtje terug naar mei 2021 gemaakt hebben. Maar of hij dan in juni vertrokken is, dat blijft ongewis. Voor hetzelfde geld kwam hij uit september 2021 om zo de schijn op te houden dat hij op tijd was. Je weet het maar nooit.

Afijn… ik was nog niet bekomen van bovenstaand toen ik de volgende dag alweer verrast werd met een tijdgerelateerde issue en wel de onwaarschijnlijke recensie van Fantastische Vertellingen 58 van Johan Klein Haneveld die op Facebook verscheen op 7-5-2010 om 13.20 uur. Johan schreef op Facebook op 6 mei 2021 om 16.33 dat hij deze uitgave ontvangen had en er in het weekend, dus op acht of negen mei, voor zou gaan zitten. Dan denk ik dat het een fysieke onmogelijkheid is om de hondernegenendertig pagina’s die FV 58 telt op zeven mei gelezen en becommentarieerd te hebben. Okay… hij hoeft zijn eigen verhaal niet te lezen, dat scheelt weer dertien pagina’s, maar toch. Ik lees het liefst een verhaal per dag om ze goed te kunnen laten bezinken, dan moet ik de artikelen nog lezen, de recensie schrijven. Deze een dag laten rusten en dan nogmaals doorlopen. Als er veel wijzigingen zijn, hem nog een dag laten rusten en nogmaals doornemen. Dus, al met al, is het al mooi dat ik hem NU al klaar heb. Ergo conclusio, Johan moet welhaast de tijdmachine van Remco geleend hebben. Dat kan haast niet anders. Ik denk dat ik Remco’s tijdmachine ook maar eens leen en bijvoorbeeld recensie van Guido Eekhaut’s ‘Doornroosjes wraak’ maar eens in, laten we zeggen, mei 2018 plaats. Dat is hoogstwaarschijnlijk voordat Guido het schreef. Eens kijken wat dat teweeg brengt (bracht).

Goed… dit in het verleden latende… de inhoud van Fantastische Vertellingen 58. Al weer meer dan gevuld met een negental verhalen, een paar leuke artikelen en een voorwoord (Meyvistisch Melodrama) wat an sich ook al een SF verhaal op zichzelf lijkt te zijn, in plaats van een voorwaard. Het begon dus al verwarrend, maar wel leuk. Dan kregen we ‘De Bronnen’ van Ard Walburg voorgeschoteld. Tot het einde toe was ik ervan overtuigd dat dit een fantastisch artikel was, verlucht met voetnoten, foto’s, tekeningen en wat dies meer zij. Pas het lezen van ‘Over de gepubliceerden’ overtuigde me pas van de fantastiek van het verhaal. Heel mooi gedaan! Alle lof!!! Gelukkig was toen de verwarring van de baan. Er volgden een aantal recensies (Onder de indruk) van Johan Klein Haneveld, Paul van Leeuwenkamp en mijzelf. Die van de eerste twee waren meer dan de moeite waard. Over die van mezelf… dat laat ik aan anderen over. Dan het verhaal van Peter Eijk – ‘Geschiedenis herschreven’. Heel even geleden ook een verhaal van Peter gelezen in ‘Nevelkinderen’. Nu en hier lijkt hij een betere plaats te hebben gevonden én op de bres te staan voor de minderen en afwijkenden in de samenleving. Max Moragie over ‘Het veulen’, het laatste boek van Vincent van der Linden. Meer dan een goede recensie. Heel mooi! Liesbeth Jochemsen – Wie van de drie? Volgens mij het beste verhaal dat ik ooit van haar las, al blijf ik piekeren welk sprookje aan de basis ervan lag. Het lijkt er in ieder geval op dat ze met de sprookjesachtige verhalen haar Gouden Ei heeft gevonden. Blijven leggen en uitbroedden is mijn advies! Remco Meisner – De coronanisten van Catan. Leuk en absurdistisch over een aantal virussen die bij hem aanbellen. Wel of geen fantastiek? Nog maar een nachtje over slapen. Hoe dan ook: wel FANTASTISCH! Roos van de Velden – Verwilderd. Vervreemdend en spookachtig verhaal, maar ook weer niet. Spookverhaal, bedoel ik. Fascinerend, maar ook… waar komt Feral vandaan en waar gaat ze naar toe? Prima debuut (?). Mike Jansen – Kolom. Leuk artikel, verlucht met staafdiagrammen, over deelname aan diverse verhalenwedstrijden. Ik kijk alweer uit naar het volgende, Mike! Bart Russel – Initium – de eerste stappen. Fijne SF verhaal. De eerste kapitein van een generatieschip heeft niet alleen een verantwoordelijkheid naar toekomstige kapiteins, maar ook naar haar opvoeders. Prima debuut (denk ik). Oxana Langbeen – Oxana’s Oxymoron. Heerlijke kolder. Lieve Lita in extremis. Ga zo door, Oxana, of moet ik toch: Marcel, zeggen! Johan Klein Haneveld – Toeristenval. Reizen voor verwende rijke reizigers, die alles al hebben beleefd en gezien, behalve… . Communicatie met Aliens kan soms zó gemakkelijk zijn. Heel erg leuk! Max Moragie over ‘Voorbij de storm’. Ook hier… meer dan een recensie. Heel erg goed! Eowen Valk – Bloed in de sneeuw. Prehistorische Fantasy. Het is verhaal is vrij simpel, maar wel prettig en sympathiek verteld. Daardoor ook weer de moeite waard! De geweldige illustraties in deze uitgave, die werkelijk wat toevoegen aan de verhalen, zijn van de hand van: Gert-Jan van den Bemd, Marco Bezoet de Bie, Peter Erhardt, Fred Hemmes, Ben van den Outenaar, Marcel Ozymantra, Joshua Peeters. Dick van der Plas en last, but not least: Gidion van de Swaluw.

Wat mij betreft… de volgende kan door, Remco. Nog een tijdreisje?

Jos Lexmond

De geest en het meisje – Lucy Strange

De-geest-en-het-meisje.jpg

De geest en het meisje – Lucy Strange (JSP)
Uitgeverij J.H. Gottmer/H.J.W. Becht, Haarlem (2021)
321 pagina’s; prijs 16,99
Oorspr.: The Ghost of Gosswater (Chicken House, Frome, Somerset – 2020)
Vertaling: Aleid van Eekelen-Benders
Omslag: Helen Crawford-White/Studio Nico Swanink

Wie is er niet opgegroeid met het Victoriaanse spookverhaal? Ik wel in ieder geval en dan praat ik over de verhalen van Charles Dickens, Washington Irving, Oscar Wilde, Sheridan Le Fanu, Edgar Allen Poe en je kunt zo nog wel even doorgaan. Ik heb daar vanaf jongs af aan ontzettend van genoten. Sommige van deze spookverhalen waren te griezelig voor woorden en zo heel erg jong vond ik die zeer spannend en vooral verontrustend. Ik heb meermalen onder mijn bed, in de kast en achter de gordijnen gekeken voordat ik erin kroop en liet regelmatig de lamp aan tot mijn moeder, toen ze naar bed ging, hem weer uitdeed. Dat bracht de situatie in weer een heel andere dimensie, dat kan ik u wel vertellen. Extra gek was ik op de spookverhalen, waarin een rusteloze geest bleef ronddolen, omdat iets in het leven nog niet afgewerkt was. Tot het geval dat hem/haar dwars zat, opgelost werd en de reden om in het aardse realm te blijven spoken, niet meer bestond. Met een zucht of lichte, bijna onmerkbare, luchtdwarreling verdween dan het spook, om nooit meer terug te keren. Die waren helemaal niet eng en ik kon heel veel sympathie opbrengen voor het spook. Ik vond ze meer dan eens zielig.

Ik was dan ook aangenaam verrast toen ik ‘De geest en het meisje’ van Lucy Strange tegenkwam. Het leek me heerlijk om mezelf weer eens in de tijd van toen te dompelen en was alweer aangenaam verrast toen ik het boek na aanvraag toegestuurd kreeg om te recenseren. En… alweer aangenaam verrast toen het boek precies dat was, dat ik hoopte dat het was. Ik werd trouwens meteen verliefd (louter platonisch hoor) op Lucy Strange. Ik kwam erachter dat ze nog twee van dit soort verhalen (boeken) op haar naam had staan. Met haar debuutroman ‘The Secret of Nightingale Wood’ (Het geheim van Nachtegaalbos) won ze de tweede prijs in de Montegrappa First Fiction Competition op het Emirates Airline Festival of Literature. In Nederland kreeg ze in 2018 een Vlag en Wimpel. Dat eerste boek werd gevolgd door ‘Ons kasteel aan zee’. Volgens mij zitten aan beide titels ook vast fantastische en/of bovennatuurlijke randjes. Ik ga zeker naar beide titels op zoek!

Terug naar ‘De geest en het meisje’. Het verhaal speelt zich af in 1899. Het is dus nog net Victoriaans (1837-1901) noemen. Als de graaf van Gosswater is overleden, wordt de twaalfjarige lady Agatha uit haar ouderlijk huis verbannen door haar wrede neef Clarence, die de wettelijke erfgenaam is. Het statige landhuis in het Lake District, is het enige huis dat ze ooit heeft gehad. Haar ouders zijn ineens haar ouders niet meer. Ze blijkt een onwettig kind te zijn en ze moet gedwongen in een armoedig huisje gaan wonen, bij een vreemdeling die haar vader heet te zijn. Ze heeft nergens recht op en mag enkel en alleen wat kleding en persoonlijke bezittingen meenemen. Aan de oevers van het Gosswatermeer, waart de geest van een jonge vrouw rond. Wat heeft zij met lady Agatha, die zichzelf maar Aggie genoemd heeft, van doen en met haar ware afkomst.

Een bijzonder sympathiek en ook spannend verhaal, wat ook nog eens schitterend verteld is, dat uiteindelijk tot een niet voorzien einde leidt. Je mag trouwens zelfs wel zeggen dat het einde inslaat als een bom. Heerlijk om weer eens iets dergelijks gelezen te hebben. Overigens is dit boek niet alleen geschikt voor kinderen, maar een mooie vertelling voor eenieder. Mocht het nog niet overgekomen zijn: Een Aanrader! Jazeker, met een hoofdletter A.

Jos Lexmond

Orakel – Thomas Olde Heuvelt

Orakel.jpg

Orakel – Thomas Olde Heuvelt (HO)
Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam (2021)
454 pagina’s, € 20,99
Omslag: DPS Design & Prepress Studio

Wow! Wat mij betreft is dit eigenlijk wel genoeg recensie over dit meesterwerk. Deze drie letters beschrijven mijn bewondering voor het prachtige verhaal dat Thomas Olde Heuvelt aan ons heeft gegeven. Maar… ik begrijp ook wel, dat dit wellicht toch als een beetje te mager overkomt. Daarom zal ik er nog wel het een en ander aan toevoegen. Ik zag al verschillende andere recensies voorbijkomen. Uiteraard las ik die niet, want ik wil graag mijn eigen mening niet vermengen met de mening van anderen. Wat ik wel zag is dat Thomas Olde Heuvelt te pas en te onpas met Stephen King vergeleken wordt. Dat kan. Johan Klein Haneveld vergeleek hem liever met Howard Philips Lovercraft. Dat kan ook. Zelf zou ik daar Clive Barker en uiteraard John Ajvide Lindqvist en dan met name denkend zijn roman: ‘Het zeewezen’, aan toe willen voegen. Maar geen van deze buitenlandse toppers zou in staat zijn een dergelijk verhaal als ‘Orakel’ te schrijven. Daarvoor staan geen van allen diep genoeg met beide benen in de Hollandse zeeklei. Thomas Olde Heuvelt wel!
Ik moet, met schaamrood op de kaken, bekennen dat ik zowel ‘Hex’ als ‘Echo’ nog niet gelezen heb. Als recensent wordt mijn leesleven min of meer geleefd door de recensieboeken die me op aanvraag toegestuurd worden en waarvan ik er meestal teveel aanvraag, zodat ik steeds aan een inhaalrace bezig ben om de boeken zo snel mogelijk te lezen en dan de recensies zo snel mogelijk te schrijven. En denk nu maar niet dat ik klaag, want ik kan me geen mooier bezigheid voorstellen. Maar de spagaat is er af en toe wel. Hoe dan ook… ik kreeg de boeken van Thomas nooit eerder toegewezen, dus had ik er de tijd ook niet voor om ze te lezen. Maar ze liggen nu beiden bovenaan op de torenhoge ‘Nog te lezen’ stapel en gaan bij de eerste de beste vakantie die ik weer mag en kan beleven, mee. Ik kijk naar beiden uit.

Ik wil ook van de gelegenheid gebruik maken om hier een persoonlijke noot aan toe te voegen, want Thomas en ik delen een gezamenlijke herinnering. Misschien herinnert Thomas zich dat niet meer, maar ik wel en meer dan levendig. Het was bij de prijsuitreiking van de Paul Harland Prijs 2009. Het evenement was op 12 december in het Archeon, Alphen aan de Rijn. Thomas won die prijs met ‘De jongen die geen schaduw wierp’ (waarmee hij later in 2013 nog op de nominatie stond voor een Hugo Award). Ikzelf eindigde op de achtste en vierde plaats. Eerlijk gezegd heb ik van de rest van de prijsuitreiking niet zo heel erg veel meer meegekregen. Ik was helemaal vol van mijn behaalde vierde plaats en had op de vraag van W.J. Maryson (Wim Stolk, helaas veel te vroeg overleden) of ik de Paul Harland Prijs nog eens zou winnen, beantwoord met een volmondig: “Ja!” Ik meende het nog ook. Maar het mocht niet zo zijn. Ik verzandde in een nasleep van endeldarmkanker, een operatie, bestralingen en wat dies meer zij. Ik kon daarna niet meer schrijven. Writers block. Ik kreeg geen letter meer op papier, geen woord meer in een bestand. Zo kan het ook gaan. Maar voor Thomas begon de triomftocht met als magnum opus: ‘Orakel’. En… hij is er vast nog niet. Hij is voorbestemd om grote dingen te doen. We gaan het meemaken.

Het wordt tijd om deze recensie, die meer is dan een recensie, af te ronden. Ik had dit allemaal niet willen vertellen, maar werd er na het lezen van ‘Orakel’ toe gedreven en de recensie (of wat het dan ook is) schreef zichzelf. Tenslotte kan ik eenieder alleen maar aanraden ‘Orakel’ ter hand te nemen en je te laten leiden door Luca Wolf, die niet op wil en kan geven. Neem er maar een voorbeeld aan. Onverzettelijkheid is wel degelijk een goede gave! Nog een ding. Tijdens het lezen schoot me het volgende van Eddy C. Bertin (ons ook al veel te vroeg ontvallen) uit een essay met dezelfde titel in ‘Horrorarium’ (verschenen bij Suspense Publishing in 2006), vol in gedachten: ‘The horror! Oh, the horror of it all!’. Altijd is deze zin in mijn hoofd rond blijven spoken. Geen idee waarom, maar het beschrijft de kern van ‘Orakel’ heel aardig dacht ik zo en komt nu aldus prima van pas. Graag meer van dit, Thomas, heel wat meer!

Jos Lexmond

De vermisten van Maneschijn – Christelle Dabos

De-vermisten-van-Maneschijn.jpg

De vermisten van Maneschijn – Christelle Dabos (YFA)
De Spiegelpassante 2
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff B.V., Amsterdam (2021)
577 pagina’s; prijs 19,99
Oorspr.: La Passa-miroir – Les disparus du Clairelune (Éditions Galimard Jeunesse, Paris – 2015)
Vertaling: Eef Gratema
Omslag: Galimard Jeunesse/Suzanne Bakkum/Laurant Gapaillard
Illustraties: Laurant Gapaillard

Het was te lang geleden. Veel te lang geleden. Tussen ‘De ijzige verloofde’ en ‘De vermisten van Maneschijn’ heb ik, even geteld, zevenenzestig andere recensieboeken, bundels en anthologieën gelezen, om nog maar niet te spreken van de honderden andere dingen die ik in de tussentijd heb gelezen of gescand (met de ogen). Dat laatste gebeurde in de hoedanigheid van mijn andere werk. Een bibliograaf zijn. Om daar even een klein voorbeeld van te geven… in de maanden tussen de beide delen van ‘De Spiegelpassante’ heb ik bijvoorbeeld vijfenvijftig jaar (a tweeënvijftig nummers, dus: 2860 stuks) Robbedoes doorgenomen, op zoek naar fantastische verhalen. Ook in de tussentijd dik zeshonderd Spook-Thrillers gecheckt en dat is bij lange na het enige niet. Wat ik hiermee wil zeggen, dat het onmogelijk is in die tussentijd te onthouden waar het allemaal ook al weer over ging. En ook de iets meer dan anderhalve pagina ‘Herinneringen aan deel 1’ hielp ook niet echt er weer in te komen. Al met al heeft het zeker een dikke honderd pagina’s gekost om me weer comfortabel in de wereld van ‘De Spiegelpassante’ te gaan voelen. Nu ben ik de laatste die zal zeggen dat het geen groot karwei is een dergelijk werk van het Frans in het Nederlands te vertalen. Dat zal best een hoop tijd kosten. Maar het origineel van het eerste deel stamt uit 2013, dus misschien was het handiger geweest om iets eerder te besluiten, dit uit te geven. Of… dat kan natuurlijk ook, datzelfde eerste deel iets langer op de plank te laten liggen, zodat de vertaler een head start had.

Maar goed. Het tweede deel was een feit en uiteraard heb ik er weer van genoten. Het is een prachtig vormgegeven wereld, of misschien beter, de restanten van de wereld, ook wel arken genoemd. Die zweven door het luchtruim en zijn onderling te bereiken door gebruik te maken van steampunkachtige luchtschepen, of zoals de jonge Ophelia van de Anima ark, door spiegels te reizen. Ze is een van de weinigen van die ark die dat kan. Ze wordt uitgehuwelijkt aan de stugge Thorn en moet de Anima ark verlaten om op de verre Pool te gaan wonen. Zoals we in het eerste deel geleerd hebben ging dat allemaal nogal stroef en met de nodig ups en downs. Door het huwelijk met Thorn hoopt deze laatste de gave van lezeres van Ophelia over te kunnen erven en zo het boek van Faroek, de familiegeest van de Pool te kunnen lezen. In dit tweede deel raakt de familiegeest echter in de ban van Ophelia en haar gave. Alles is erop gericht achter de verborgen familiegeheimen van de Pool en het geheugen zien terug te vinden van Faroek. Intriges en verdwijningen van de ene na de andere hoveling staan centraal en bovenop dit alles komen de familieleden van Ophelia ook nog op bezoek. Kortom er gebeurt weer meer dan genoeg in dit boek. Ik weet wel dat ik, voor het verschijnen van het derde deel van de ‘Spiegelpassante’ (Het geheugen van Babel) in september van dit jaar, eigenlijk de eerste twee delen nogmaals zou moeten lezen. Ik vrees dat ik er anders nooit meer uit, of in, zal komen. En dat niet alleen, ik zou heel veel missen omdat ik het hele verhaal niet meer paraat zou hebben. En dat zou meer dan jammer en zonde zijn. Echter… of dat gaat gebeuren? Er liggen immers weer teveel recensieboeken op me te wachten om me die luxe te kunnen permitteren. Ik moet er eens goed over nadenken. Gelukkig heb ik die tijd nog. Het duurt nog wel even voordat het weer september is.

Jos Lexmond

Heksenweek – Kaye Umansky

Heksenweek.jpg

Heksenweek – Kaye Umansky (JFA)
Elsie Pekel 1
(Witch for a Week (Simon & Schuster UK Ltd., Londen – 2017)
Lemniscaat b.v., Rotterdam (2021)
174 pagina’s; prijs 14,95
Omslag & Illustraties: Ashley King
Vertaling: Jesse Goossens

Soms krijg ik een boek onder ogen (nadat ik er eerst om verzocht heb natuurlijk) dat ik zelf als kind ook heel erg leuk zou hebben gevonden. Zo’n boek is ‘Heksenweek’. Zelfs nu ik zevenenzestig ben (gisteren (dat is natuurlijk relatief, het is nu al eergisteren) geworden) kon ik er nog steeds wel veel genoegen aan beleven. Jawel… recensies schrijven houd je zeker en vast jong. Geestelijk gesproken dan natuurlijk. Voor zover ik weet (maar misschien ben ik geestelijk toch niet meer zo jong) heb ik niet eerder een boek van Kaye Umansky mogen proeven. Het is niet zo dat ze eerder geen boeken schreef. Als je op de site van Fantastic Fiction kijkt, dan staat er een hele reeks kinderboeken vermeld. In FANDATA staan twaalf titels opgenomen, waaronder een aantal herschreven sprookjes, zoals bijvoorbeeld: ‘De dertiende fee, Doornroosje (maar dan anders)’. Volgens zeggen is Kaye Umansky het meest bekend van haar ‘Pongwiffy’ verhalen. In Nederland zijn er daar slechts twee van verschenen, maar in het Engels een stuk of tien, als ik juist geteld heb.

Maar nu dus Elsie Pekel. Er zijn, tot op heden toe, vier titels van en voor het gemak (en mijn en uw plezier) heeft Lemniscaat deze alle vier gelijk maar aangekondigd. Wanneer ze gepland zijn te verschijnen staat er niet bij, maar ik houd het voor u in de gaten.

Maar goed. In het eerste deel, ‘Heksenweek’, maken we kennis met Elsie Pekel die op de familiewinkel past. Deze winkel staat in het dorp Kleinbrugge. Dat heet zo omdat het klein is en er een brug is die over de Miezer ligt. Het is een saai dorp. De mensen gaan vroeg naar bed omdat er werkelijk niets te doen is. De winkel waar Elsie op past, staat in een klein zijstraatje van de hoofdweg en is, ietwat buitenproportioneel, Pekels Warenhuis genoemd. De meeste mensen komen alleen binnen om een praatje te maken. Die dag had Elsie een schoenveter verkocht en haar vader een zwabber. Op die dag, als de torenklok van het stadhuis twaalf keer slaat, veranderde alles. Een huilende wind steekt op. Hoeden waaien weg en vuilnis stuitert over de straatstenen. Elsies vader ziet geen klanten meer komen en gaat even met zijn voeten omhoog zitten. Hij laat de winkel onder het beheer van Elsie achter. En Elsie… die zit zich maar te vervelen. Dan wordt er hard op het raam geklopt. En daar staat ze. De heks. Het was Magenta Spits. De dorpelingen noemden haar de rode heks. Ze draagt rode handschoenen, heeft roodbruine krullen en een rode jas met bijbehorende puntlaarzen. Magenta Spits heeft geen interesse in spullen. Ze wil slechts een poster ophangen. Ze zoekt een tijdelijke oppasser omdat ze een week op bezoek bij haar zus gaat. Daar heeft Elsie wel oren naar en na het informeren wat haar taken dan wel zouden zijn, wordt ze direct aangenomen. De volgende dag gaat ze op weg naar de Toren van de heks in het Krommevingerwoud. Het is het begin van een enerverende week, waarin Elsie zelf ook moet gaan heksen om alles in goede banen te leiden.

Leuk verhaal en voorzien van de nodige humor, waardoor ik regelmatig grinnikend verder las. Het verhaal is absoluut tijdloos en kan door eenieder, tussen de acht en achtentachtig, genoten worden. Wat mij betreft mogen de andere drie delen doorkomen. Als die net zo leuk zijn, dan geniet ik al bij voorbaat.

Jos Lexmond