Postmortem Sterrenlichaam – Een reis van lichtjaren – HSF 2022/3

Meer dan vijf jaar geleden, op 8 april 2017, won ik met Sterrenlichaam de Harland Award voor ‘beste verhaal’. Misschien het meest opmerkelijke detail aan de hele affaire is dat ik het totaal niet aan zag komen. Opmerkelijk vooral omdat ik de maanden ervoor regelmatig rond vestingstad Heusden wandelde en daar fantaseerde over niet alleen een triomfantelijke eerste plaats, maar ook de onvermijdelijke aanschuiving bij De Wereld Draait Door (die draaide toen nog) en de lancering van mijn carrière als schrijver. Hubris is heerlijk in kleine, stiekeme doses. Toch, toen puntje eenmaal bij paaltje kwam, bleek dat ik het niet écht geloofde.
Tijdens de dag van de uitreiking vond er ook een Japans festival plaats, waar ik graag signeer. Aangezien die bezoekers het voorname publiek zijn voor mijn young adult-trilogie Pindakaas en Sushi communiceerde ik aan Floris Kleijne, een der Harland-organisatoren van dat jaar, dat ik niet zou komen. Daarop ontving ik een email met de omineuze titel ‘Je hebt reden om zaterdag naar de Dag te komen’. Ik werd bezworen dat deze communicatie ‘onder het meest strikte embargo en geheimhoudingsbeding denkbaar’ stond; een embargo dat duidelijk een houdbaarheidsdatum van vijf jaar heeft, Floris. Mij werd in de mail verder te kennen gegeven dat ik ‘een van de schrijvers in de top-12 van de Harland Award Verhalenwedstrijd 2016!’ was. En: ‘Met 5 prijzen te vergeven betekent dit dat je een kans van 41,67% loopt dat je zaterdag een prijs in ontvangst mag nemen.’ Het is achteraf onvoorstelbaar dat het kwartje toen niet viel, maar dan ken je mijn grenzeloze naïviteit nog niet. Ik ging er totaal van uit dat ik ergens laag op de lijst zou staan, maar hoog genoeg voor wat schouderklopjes van mijn vrienden. Toch maar naar Amsterdam dus.
Als je niet in de gelegenheid was om er in die pre-corona (en pre-drama) jaren bij te zijn; de uitreikingen van de Harland Awards waren tussen 2015-2018 een chique beleving, met een heel programma in een auditorium met speeches en galajurken en nagelbijtende schrijvers die de aftelling ondergingen. Ik zat in de zaal naast onder andere Sophia Drenth, Jasper Polane en Pen Stewart – allen vaardige auteurs. Het bovenste segment van de slordige tweehonderd inzendingen werd langzaam onthuld, de handen werden rauw geklapt. Tegen de tijd dat we bij de top 10 kwamen, voelde ik mijn hart in mijn keel kloppen. Telkens kwam er een nieuwe naam, maar niet de mijne. Toen er nog maar drie plekken over waren, gebeurde er iets merkwaardigs in mij. Ik kalmeerde, want het werd me totaal duidelijk dat Floris Kleijne me had voorgelogen. Het was een grap geweest. De nummers drie en twee werden onthuld en jurylid Bo Balder kwam naar het katheder om volgens traditie eerst een stuk van de winnende tekst voor te lezen, alvorens de titel te onthullen.
Ze begon te spreken.
En ik had verdorie gelijk. Ik herkende deze tekst volledig niet. Het ging over een Nederlandse hoofdpersoon genaamd ‘Jo-Anne’, terwijl mijn hoofdpersoon de Engelse naam ‘Joan’ had.

Wedergeboorte
Ver vóór de uitreiking, in de maanden voordat ik op moesbenen naar het podium liep om me door een geïmproviseerde speech heen te stuntelen, was ik al begonnen om het korte verhaal Sterrenlichaam om te vormen tot de roman Sterrenlichaam.
In het boek is Joan niet langer de enige hoofdrolspeler. Ze gaat als exobiologe nog steeds mee op een gedoemde mijnwerkersexpeditie naar het titulaire sterrenlichaam – een grotesk buitenaards lijk van cyclopische proporties – maar deelt ditmaal de schijnwerpers met voorman Kev en de doortrapte ‘salaryman’ Okyū. Vanaf het eerste moment is het vertrouwen tussen hen flinterdun. Zodra de expeditie rampzalig misloopt en ze door de inklappende aders en ingewanden van het sterrenlichaam moeten vluchten, breekt er een koortsachtige paranoia uit onder de mijnwerkersploeg.
Op zich is dit een bekend gegeven, dat doet denken aan de ruimtecrew van de Nostromo die wordt uitgedund in Alien of de groep vreemden die wakker wordt te midden van dodelijke valstrikken in de Cube en zich afvraagt wie te vertrouwen is. ‘Groeiende achterdocht onder grote druk’, een prima kloppend hart voor een roman. Maar er zit meer achter.
Vriend Rik Spanjers (docent Media en cultuur aan de Universiteit van Amsterdam) leende me recent het boek The History of Science Fiction uit, van de Britse academicus Adam Roberts. Deze beschrijft trefzeker hoe ons favoriete genre door de decennia en eeuwen heen tot uiting is gekomen. Eenmaal aangekomen bij de zestiger jaren van de vorige eeuw behandelt hij de opkomst van de ‘new wave’, een stroming binnen het genre dat sterk experimenteerde met vorm (en vanzelfsprekend op afkeuring kon rekenen van de meer traditionele lezers en schrijvers binnen het sterk gefragmenteerde wereldje). Een van de new wave-titels die in literatuurstudies lang op veel aandacht kon rekenen was Thomas Pynchon’s Gravity’s Rainbow. Dit lastig doordringbare werk, zo schrijft Roberts, ‘is georganiseerd rond een secuur gestructureerd thematisch principe (de paraboolvlucht van een raket) in plaats van de stoffige conventies van begin-midden-eind’.
Nu wil ik niet beweren dat Sterrenlichaam zo extreem avantgardistisch is als dit. Toch voel ik mij aangetrokken tot de vormexperimenten van de new wave, en zag ik terugkijkend hoe ik flirt met dezelfde principes. Mijn roman volgt namelijk de structuur van een zwangerschap – van het moment van impregnatie tot de uiteindelijke bevalling. Dat blijkt een verrassend natuurlijke vorm, die zich goed leent voor de rollercoaster aan emotionele pieken en dalen die de lezer verwacht. Maar deze structuur sijpelt ook thematisch (seks en geboorte) door in alle lagen van het verhaal. Het sterrenlichaam is een vleselijke omgeving die binnengedrongen wordt door mensen die, in hun tomeloze nijverheid, leven in de dode omgeving blazen.

Via Worldcon naar China
Dan kun je nog zo je best doen op je verhaal, daarmee heb je nog geen uitgegeven boek. In 2018 was het manuscript klaar en begon ik een eerste ronde langs enkele uitgevers. Post-Harland was het absoluut makkelijker geworden om in gesprek te komen met redacteurs, wat vooral hielp bij de publicatie van enkele korte verhalen (met name How Much For Prime Minister? in het inmiddels ter ziele gegaande grounded sf-magazine 2.3.74 van Lebowski Publishers). Maar een sf-roman is andere koek. De meeste commerciële partijen zijn daar huiverig voor en het liep dan ook op niets uit. Nu had ik Sterrenlichaam naar de sympathieke, kleinere fantastische uitgevers in Nederland kunnen brengen, maar ik wilde hier juist een breder publiek mee bereiken – liefst in de boekhandel. En die wens was ik nog niet bereid te laten varen.
Ik liep hier echter tegen een muur aan, dus besloot het verhaal dan maar naar het Engels te vertalen, om via de internationale markt alsnog een Nederlandse publicatie te forceren. Als het niet moeilijk kan, dan maar krankzinnig moeilijk.
Het duurde tot 2020 om de vertaling klaar te stomen – deels omdat ik het verhaal gelijk flink aanpakte aan de hand van de feedback van een keur aan proeflezers. Het toeval wil dat ik een jaar daarvoor last-minute naar Worldcon in Dublin was gevlogen, dé reizende genreschrijversconventie, waar je George R.R. Martin in een salsarestaurant kunt treffen en je je een slag in de rondte kunt netwerken. Daar ontmoette ik diverse uitgevers en literair agenten uit Engeland en de VS, en bevriendde bovendien de Japanse sf-schrijver Taiyo Fujii (wiens werk in het Engels is uitgegeven door Haikasoru, met name Orbital Cloud is een aanrader). Hij nodigde me daarna uit op een universitaire workshop in Lyon, als interviewer voor een gesprek tussen hem en de Chinese schrijfster Xia Jia (uitgegeven in online magazine Clarkesworld). En het was zij die mij naderhand in contact bracht met de Chinese uitgeverij Science Fiction World – de grootste in het genre daar. Nergens is sf zo booming als in China, dus toen zij besloten om Sterrenlichaam te vertalen en uit te geven (het staat op de planning voor ergens in 2023), voelde het als erkenning voor het jarenlange zwoegen en blijven geloven in mijn verhaal.
Misschien was het wel dit wapenfeit dat ervoor zorgde dat ik nét serieus genoeg kon worden genomen om in gesprek te komen met mijn huidige literair agent Christiaan Boesenach van Sebes & Bisseling, het eerste en grootste agentschap in Nederland. Normaal doen zij niets met sciencefiction, maar hier wilden ze wel een gokje op wagen. Daarvoor moest natuurlijk eerst nog het Nederlandse manuscript op de schop, om het gelijk te trekken met de sterk verbeterde Engelse versie, een taak die mij bijna tot de rand van gekte dreef. (Als je maar vaak genoeg hetzelfde verhaal herschrijft, verlies je vanzelf je verstand.) Met deze frisse versie wisten we de vrij nieuwe genreuitgeverij Iceberg Books te charmeren, die na meerdere vertaalde werken van o.a. Brandon Sanderson nu ook een podium biedt aan Nederlands talent. Sterrenlichaam verschijnt bij hen eind oktober 2022, met een waanzinnige cover. (Het boek is op www.iceberg-books.nl te bekijken en bestellen.)
Is het hoofdstuk daarmee gesloten en dit hele relaas een hopelijk inzichtelijke postmortem met een strikje eromheen? Natuurlijk niet. Er zijn nog té veel landen en talen waar de roman niet beschikbaar is. Dit is een ‘work in progress’.

Duizend kronkelpaadjes
Zijn uit dit hele avontuur nog universele lessen te halen? Ik heb altijd geloofd dat er niet één vaste manier is waarop een schrijver succesvol wordt. Daarvoor is het wereldje te veranderlijk en te afhankelijk van toevallige ontmoetingen en buitenkansen. Dat ik op Worldcon iemand tegen het lijf loop, die me weer in contact brengt met, enzovoort, dat valt niet te repliceren. Iedere schrijver die iets presteert, heeft daarvoor een eigen weg bewandeld. Hoe Joachim Heijndermans het bijvoorbeeld klaarspeelde om zijn korte verhaal All Throughout The House te laten verfilmen in Love Death + Robots van Netflix, dat hangt af van totaal onvoorspelbare factoren die je niet kunt beheersen of nabootsen. Wel zijn er algemene vaardigheden en stappen die je kunt leren of zetten om je kansen te vergroten. Netwerken is er één van. Ga naar schrijversconventies en maak daar vriendjes. Dat vereist sociale handigheid, waarbij het belangrijk is dat je authentiek blijft in plaats van een act opvoert. Een bepaalde taaiheid is ook nuttig: bijt je vast in je verhaal, blijf het kritisch herschrijven en geef niet te snel op. Sterrenlichaam is keer op keer onder handen genomen, gedurende zes lange jaren, en nu pas ziet het ’t daglicht. De laatste les is om strategisch te denken. Wat zijn de zetten die je nu kunt maken om straks uit te komen waar je wilt zijn? Is dat het winnen van een prijs, de publicatie van een verhaal of een buitenlands avontuur, dat daarna kan leiden tot contacten/recensies/legitimiteit/doorbraak?
Toch is het makkelijker zoiets op te schrijven dan het uit te voeren. Halverwege voelt het allemaal niet zo logisch meer aan, uitzichtloos zelfs, ‘ik ben maar wat aan het doen’. Dan is het niet gemakkelijk om te blijven geloven in je eigen werk. Het is bovendien een vreemde gewaarwording dat je succes afhangt van zaken die niets met de creatieve kant van het vak te maken hebben en die je niet zelf in de hand hebt. Je moet maar vertrouwen dat het goedkomt. Gelukkig draait het, als het dan eindelijk lukt, daarna weer om de kwaliteit van je schrijven.
Het kronkelpaadje van Sterrenlichaam bleek uiteindelijk op een mooie plek uit te komen, een kaap met uitzicht op een kokende zee vol tentakels onder een hemel van smeltende sterren. Voor mijn volgende roman duik ik, net als jullie, weer het dichtbegroeide bos in.
Roderick Leeuwenhart

Bio:
Roderick Leeuwenhart is de schrijver van sf-romans De Heren XVII (Quasis, 2021) en Sterrenlichaam (Iceberg Books, 2022, Science Fiction World, 2023). Hij is Harland Award-winnaar, knuffelt thuis graag met zijn ratten en acht het onbewezen dat een indringer uit het multiversum hem enkele jaren geleden heeft vervangen.

Dit artikel is eerder verschenen in HSF (2022/3).

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *